Prive-betalingen van bankrekening vereniging

Gerechtshof Amsterdam 22 oktober 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2952

“De voormalig fractievoorzitter van Forza in de gemeenteraad van Haarlemmermeer heeft via de bankrekeningen van Forza een groot aantal privéuitgaven gedaan. In deze uitspraak oordeelt het hof dat hij hierdoor onrechtmatig jegens Forza heeft gehandeld en dat hij de onrechtmatig opgenomen gelden moet terugbetalen (voor zover die niet kunnen worden verrekend met bedragen die hij al heeft teruggestort). “

Forza is een politieke vereniging. [appellant] was vanaf 19 februari 2004 tot 9 maart 2010 en vanaf 24 november 2014 tot 24 november 2020 bestuursvoorzitter van Forza. Hij was van 3 maart 2010 tot 21 september 2020 ook fractievoorzitter van Forza in de gemeenteraad van Haarlemmermeer. Hij was tot 11 januari 2021 fractielid van Forza.

Forza ontvangt op grond van de Verordening op de Fractieondersteuning van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: de Verordening) jaarlijks een financiële bijdrage. De gemeente maakt de fractiebijdrage over op de bankrekeningen die Forza aanhoudt bij Rabobank. Na ieder kalenderjaar moet de fractie aan de gemeenteraad over de bestedingen rekening en verantwoording afleggen, gevolgd door een accountantscontrole. De fractievoorzitter dient in te staan voor de juistheid van de verantwoording en is verantwoordelijk voor een door de accountant gevraagde toelichting.

De statuten van Forza schrijven niet voor dat het bestuur een besluit van de algemene ledenvergadering of een ander orgaan van de vereniging nodig heeft om een gerechtelijke procedure te voeren. Zelfs als de statuten dat wel hadden voorgeschreven, dan had een beroep op het ontbreken daarvan op grond van artikel 2:45 lid 3 BW alleen kunnen worden gedaan door de vereniging; niet door [appellant] . Dat geldt ook voor het beroep op de onbevoegdheid van [A] om Forza als bestuurder te vertegenwoordigen. Bij dat beroep heeft [appellant] ook geen belang meer, omdat Forza stelt dat het besluit om [appellant] in rechte aan te spreken door het voltallige bestuur is genomen.

Het hof stelt vast dat de vorderingen van Forza betrekking hebben op gelden die [appellant] voor privéuitgaven onrechtmatig heeft onttrokken van de bankrekeningen van Forza. De bankrekeningen staan op naam van Forza. De onttrekkingen zijn ten laste van het vermogen van Forza gekomen. De vordering tot terugbetaling van de gelden komt daarom toe aan Forza. Met zijn standpunt dat de (fractie)leden de vordering tot terugbetaling had(den) moeten instellen miskent [appellant] dat de vordering van Forza niet ziet op de vergoedingen die de gemeente ten behoeve van de fractie heeft betaald en deels van Forza heeft teruggevorderd, maar op de onttrekking van gelden van haar eigen bankrekeningen [dus van de vereniging].

Afgetreden bestuurslid moet spullen teruggeven

Rechtbank Noord-Holland 26 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1572

In dit geding gaat het om de verhoudingen tussen [eiseres][= de federatie] en [gedaagde 1] = de afdeling, een vereniging] en haar toenmalige voorzitter [gedaagde 2] enerzijds en tussen [gedaagde 2] als (voormalig) voorzitter en [gedaagde 1] anderzijds.

De algemene ledenvergadering [van de afdeling, gedaagde 1] , zoals opgedragen in het tussenvonnis, is gehouden op 3 oktober 2023. Uit de notulen van die (redelijk onrustig verlopen) vergadering volgt dat onder de aanwezige leden een grote behoefte bestond aan het terugtreden van het bestuur van [gedaagde 1] en aan het benoemen van een nieuw bestuur. De aanwezige en bij volmacht stemmende leden hebben tijdens die vergadering unaniem gestemd voor ontslag van het bestuur. Verder blijkt uit de notulen dat [gedaagde 2] op de vraag of het bestuur bereid is gevolg te geven aan de uitkomst van de stemming heeft geantwoord dat het bestuur de uitslag aanvaardt maar ‘dat deze avond niet is bedoeld voor het installeren van nieuwe bestuursleden’. Vervolgens hebben de leden verzocht alvast een nieuwe datum voor een ledenvergadering te plannen, maar hierop is geantwoord dat dit pas na 10 november 2023, na de uitspraak in het kort geding, aan de orde zou zijn.

Bij brief van 30 november 2023 heeft [gedaagde 2] namens het bestuur van [gedaagde 1] de voorzieningenrechter verzocht om ontheffing van de in de veststellingsovereenkomst aangegane verplichtingen. Zij heeft laten weten dat het bestuur gelet op de ontstane omstandigheden niet meer in staat is tot een behoorlijke vervulling van de bestuurstaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en dat het het bestuur aan motivatie ontbreekt om een nieuwe ledenvergadering te organiseren en te houden, gelet op de enige doelen van het aftreden van het bestaande bestuur en het laten benoemen door de aanwezige leden van een nieuw bestuur.

De inhoud van deze brief kan niet anders worden beschouwd dan als een uiting van een gebrek aan bereidheid van het bestuur om aan de op 24 november 2023 gemaakte afspraken te voldoen en de daarvoor opgegeven reden (gebrek aan motivatie) liet er ook geen twijfel over bestaan dat dit niet zou veranderen; de inhoud van de brief laat zich lezen als een onmiddellijke terugtred van het zittende bestuur.

Om aan het ontstane bestuursvacuüm een einde te maken heeft [gedaagde 1] vervolgens een interim-bestuur gevormd in afwachting van de benoeming van een nieuw bestuur tijdens de nog te houden algemene ledenvergadering.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is. Er kan immers geen misverstand over bestaan dat toewijzing van die vorderingen mede in het belang is van [gedaagde 1]. Het niet voldoen aan die vorderingen is mede te beschouwen als een ondermijning van het verenigingsrechtelijk verband voor de handhaving waarvan [eiseres] [de federatie] mede verantwoordelijk is en in rechte dus ook moet kunnen opkomen. De aanwezigheid van het voltallige (nieuwe) bestuur van [gedaagde 1] ter zitting van 12 februari 2024 geeft er blijk van dat zij dat ook zo zien.

veroordeelt [gedaagde 2] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis af te geven:

  • -aan [eiseres] de vijf verkeershekken met bijbehorende staanders,
  • -aan [eiseres] de bankpas op naam van [betrokkene 3] van rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [eiseres]/[gedaagde 1],
  • -aan [eiseres] ten behoeve van [gedaagde 1] de actuele ledenlijst van [gedaagde 1],
  • -aan [eiseres] ten behoeve van [gedaagde 1] de zich voorheen in de opslagruimte De Kikker bevindende tuinfakkels, kaarsen, boekjes van [activiteiten] en stapelstoelen,

op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagde 2] na ommekomst van genoemde termijn met de afgifte van deze spullen in gebreke blijft, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;

5.5.

veroordeelt [gedaagde 2] om binnen één dag na het eerste verzoek van het huidige bestuur van [gedaagde 1] af te geven de laptop en de printer (partijen genoegzaam bekend), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om hieraan tijdig te voldoen, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.000,00;

5.6.

veroordeelt [gedaagde 2] om op eerste verzoek van het huidige bestuur van [gedaagde 1] voor zover noodzakelijk haar medewerking te verlenen aan opheffing van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [gedaagde 1] (nieuw) en aan het doen doorstorten van het aanwezige saldo op deze rekening naar de rekening met nummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [eiseres]/[gedaagde 1], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat zij na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om hieraan noodzakelijke medewerking te verlenen, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00;

5.7.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 1.107,00 aan [eiseres] ter zake van de proceskosten voor de mondelinge behandeling op 12 februari 2024;

Wanneer is een club een informele vereniging? (Club Sam)

  • Deze uitspraak is belangrijk omdat hij het laat zien dat het belang van informele verenigingen soms groot kan zijn. Een informele vereniging hoeft namelijk niet officieel te zijn opgericht en hoeft geen op schrift gestelde statuten te hebben. Toch kan ze wel eigenaar zijn van goederen, en dus rechthebbende op het saldo een bankrekening.

De feiten

  • ” Club Sam is een activiteitenclub waar op zaterdagmiddag activiteiten worden georganiseerd voor kinderen met een beperking. De Brusjesclub is een activiteitenclub voor de broertjes en zusjes van kinderen met een beperking. Bij “Op vakantie met je vriendjes” worden vakanties voor kinderen met een beperking georganiseerd.”
  • ” [eiser sub 1] is jarenlang actief geweest binnen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes. In eerste instantie als vrijwilliger binnen Club Sam, vervolgens als assistent coördinator binnen Club Sam en in 2011 is hij coördinator geworden van Club Sam en later ook van De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes.”
  • ” [Stichting] Struikske heeft voor alle drie de clubs een “inzake”-bankrekening geopend. [eiser sub 1] en de penningmeesters van de betreffende clubs hadden ieder een machtiging voor die rekeningen.”
  • ” Na de op non-actief stelling van [eiser sub 1] is de relatie tussen partijen verslechterd. [eiser sub 1] heeft op 24 januari 2020 drie eigen stichtingen opgericht te weten: Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke vakanties.”
  • ” [eiser sub 1] heeft op 2 maart 2020 de banktegoeden op de “inzake”-bankrekeningen van de drie clubs (in totaal een bedrag van € 18.600,00) overgeboekt naar de bankrekeningen van [de stichtingen met de namen] Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke vakanties.”

De juridische vraag: wanneer is een club een informele vereniging?

  • Stichting Struikske wil dat de bedragen worden terugbetaald.
  •  De uitkomst van de zaak op dat punt ”  is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of de clubs gezien moeten worden als informele verenigingen. [eisers] heeft aangevoerd dat de clubs voldoen aan de eisen die de Hoge Raad geformuleerd heeft in het Bandidos-arrest (Hoge Raad 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:797 [blogpost]).”
  • ” Bij de beantwoording van de vraag of de clubs als informele vereniging gezien moeten worden neemt de rechtbank het volgende als uitgangspunt. Een vereniging kan ontstaan door oprichting bij notariële akte, maar ook op andere wijze. In dat laatste geval wordt vaak gesproken over een informele vereniging.”
  • ”  Voor het bestaan van een informele vereniging is niet noodzakelijk dat er een rechtshandeling is verricht waarbij zij is opgericht. Ook is niet noodzakelijk dat het doen ontstaan van een rechtspersoon door de samenwerkenden uitdrukkelijk is gewild.”
  • ”  Voor het ontstaan van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. Dit veronderstelt enig organisatorisch verband. Of in een concreet geval sprake is van dit organisatorisch verband, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens de Hoge Raad kunnen dergelijke omstandigheden zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is. Daarbij is nog opgemerkt dat aan het bestaan van een informele vereniging niet te zware eisen gesteld moeten worden “

Toepassing op de zaak: clubs zijn informele vereniging

  • ” De rechtbank is, gelet op voornoemd toetsingskader, van oordeel dat Club Sam gezien moet worden als een informele vereniging. Hiervoor is het volgende redengevend. Partijen zijn het erover eens dat Club Sam is opgericht door [mevrouw A] . Hoewel [mevrouw A] wel enige band had met KansPlus – zij was secretaris van VOGG (de rechtsvoorganger van KansPlus) – blijkt verder uit de stellingen van partijen dat KansPlus geen inhoudelijke bemoeienis had met Club Sam. Club Sam functioneerde zelfstandig en trad zo ook naar buiten toe op. Club Sam organiseerde zelf activiteiten, namelijk op zaterdagmiddag voor gehandicapte kinderen. Ook werden er bijeenkomsten georganiseerd voor de ouders en vrijwilligers. [eiser sub 1] heeft ter zitting toegelicht dat er vier keer per jaar een bijeenkomst georganiseerd werd. Door KansPlus c.s. is dit niet gemotiveerd weersproken. Tussen partijen staat verder niet ter discussie dat Club Sam een eigen coördinator en penningmeester had. KansPlus c.s. heeft ter zitting erkend dat zij geen enkele bemoeienis had bij de benoeming van een nieuwe coördinator of van (mogelijke) bestuursleden. De opvolgers werden door Club Sam zelf aangedragen en aangesteld. Club Sam had eigen leden en hield zelf ledenlijsten bij. De leden werden elk jaar door de penningmeester van Club Sam aangeschreven voor de betaling van contributie. De hoogte van de contributie werd door Club Sam zelf bepaald.. Daarnaast blijkt uit de stukken dat Club Sam zelf contracten sloot op haar eigen naam. Dit geldt bijvoorbeeld voor de huurovereenkomst van de gebruiksruimte [], de huurovereenkomsten van vakantieverblijven ([] en huurovereenkomsten met betrekking tot auto’s []. “
  • ” Verder geldt voor alle clubs dat weliswaar Het Struikske bankrekeningen heeft geopend, maar wel voor elke club afzonderlijk een “inzake”-bankrekening op naam van de clubs. Naar eigen zeggen stortte Het Struikske daarop alleen de subsidies, die zij bij de betrokken gemeentes aanvroeg conform haar eigen taak, en deed zij verder niks met de rekeningen. Daarover beschikten de clubs zelfstandig. Desgevraagd heeft KansPlus c.s. niet kunnen aangeven dat de saldi van de bankrekeningen verantwoord werden op de balans van Het Struikske. De rechtbank volgt dan ook [eisers] in de stelling dat de gelden toebehoorden aan de clubs. Ook dit draagt bij aan het oordeel dat de clubs zelfstandig opereerden en aangemerkt moeten worden als zelfstandige verenigingen.”

Gevolgen van de kwalificatie als informele vereniging

  • De rechtbank overweegt het niet expliciet, maar informele verenigingen zijn rechtspersonen (impliciet in art. 2:30 lid 1 BW)
  • ” De rechtbank is van oordeel dat het vermogen op de “inzake-bankrekeningen” toebehoorde aan de informele verenigingen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes. Hoewel vaststaat dat die bankrekeningen zijn geopend door Het Struikske, blijkt uit het feit dat het gaat om “inzake-bankrekeningen” dat het geld daarop door Het Struikske voor een ander, en wel voor de specifieke clubs, werd gehouden. Het Struikse heeft ook nooit zelf over enig saldo op die rekeningen beschikt. Zij heeft daarop alleen subsidiegelden gestort die voor die clubs bestemd waren. In de verhouding tussen partijen heeft het Struikske zich niet als eigenaar van de gelden gemanifesteerd. Er is ook niet gebleken dat Het Struikske de gelden verantwoord heeft op haar eigen balans.”
  • ” Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor recht verklaren dat Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes informele verenigingen waren met een eigen vermogen dat bestaan heeft uit de banktegoeden op de “inzake-bankrekeningen” geopend door Het Struikske”
De overboekingen
  • De hoofdregel is dat je als bestuurslid niet zomaar het vermogen van een vereniging mag overmaken naar een andere stichting (laat staan naar jezelf).
  • De rechtbank gaat echter niet inhoudelijk in op de vraag of de overboekingen legitiem waren, omdat, kort gezegd, Stichting Het Struikske met die vraag   niets te maken heeft, althans zelf geen recht heeft op terugbetaling van het geld zelfs als het bestuurslid het geld niet had mogen overmaken.
  • ” In de rechtsverhouding tussen [eiser sub 1] en KansPlus c.s. kan in het midden blijven waarop exact de bevoegdheid van [eiser sub 1] gebaseerd is om overboekingen naar andere clubs te doen. Nu KansPlus c.s. geen aanspraak kan maken op de gelden, moeten de overboekingen in die rechtsverhouding als rechtsgeldig worden gezien.”

Rechtbank Oost-Brabant 4 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5

Lees verder “Wanneer is een club een informele vereniging? (Club Sam)”

Wie is eigenaar van de clubs

We hebben in Nederland informele
verenigingen, die wel rechtspersoon zijn, en ook “clubs”, die geen
rechtspersoon zijn. In dit geval betreffen de “clubs” in wezen
activiteiten van een welzijnsinstelling en daarmee verbonden organisaties. Als
de coördinator op non-actief wordt gesteld en vervolgens stelt dat de clubs
onder zijn eigen thuiszorgonderneming vallen, rijst de vraag wie er
“eigenaar” is van de clubs (uiteraard zijn de clubs geen zaken, zodat
van eigendom in de strikt juridische zin geen sprake is). Met name omdat de coördinator bedragen van de bankrekeningen van de clubs overmaakt naar andere stichtgingen (*). 

De uitspraak is strikt genomen geen verenigingsrecht omdat de clubs geen informele vereniging zijn. 

ECLI:NL:RBOBR:2020:2725

(*) N.b. zie ook de latere uitspraak in de bodemprocedure: Rechtbank Oost-Brabant 4 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5 waarin de rechtbank overweegt dat: ” Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor recht verklaren dat Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes informele verenigingen waren met een eigen vermogen dat bestaan heeft uit de banktegoeden op de “inzake-bankrekeningen” geopend door Het Struikske en dat de overdracht van het volledige vermogen aan Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties, rechtsgeldig is geweest.”

2.17.

Op 27 januari 2020 heeft [A] drie stichtingen ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel:

– Stichting Club Sam Nuenen ;

– Stichting De Brusjesclub Nuenen;

– Stichting Op vakantie met je vriendjes.

2.18.

Op 31 januari 2020 hebben [gedaagden] Het Struikske gesommeerd om het tegoed

op de bankrekeningen van de drie clubs over te boeken naar de nieuwe bankrekeningen van de stichtingen die [A] heeft opgericht. Het Struikske heeft hieraan geen gehoor gegeven.

2.19.

Op 2 maart 2020 is van de bankrekening van Club Sam met het nummer [bankrekeningnummer 1] € 11.500,00 overgeschreven naar de bankrekening van Stichting Club Sam Nuenen . Op dezelfde datum is van de bankrekening van de Brusjesclub met het nummer [bankrekeningnummer 3] € 7.100,- overgeschreven naar de bankrekening van Stichting de Brusjesclub Nuenen. Uit de transactiecode op de bankafschriften blijkt dat deze overboeking aan een balie bij de Rabobank is gedaan. Deze overboekingen zijn door [A] verricht. Hij kon dit doen omdat hij nog steeds gevolmachtigde van de rekeningen was.


De beoordeling in conventie

5.1.

Het spoedeisend belang van (een deel van de vorderingen) is volgens Kansplus c.s. gelegen in de omstandigheid dat [A] nadat hij op non-actief is gesteld concrete acties heeft ondernomen om zich (de organisatie rondom) de activiteiten in de diverse clubs toe te eigenen en zich naar buiten prominent profileert als de eigenaar van de clubs, terwijl de clubs “hangen” onder Kansplus c.s.. In het geval Kansplus c.s. het gelijk aan hun zijde hebben, is hiermee het spoedeisend belang gegeven.

5.2.

In deze zaak staat nadrukkelijk niet ter beoordeling de klachten die jegens [A] zijn binnengekomen en die Kansplus c.s. hebben genoopt om [A] in afwachting van het onderzoek van de externe klachtencommissie op non-actief te stellen. De non-actiefstelling is slechts de aanleiding geweest voor de thans ontstane machtsstrijd tussen Kansplus c.s. enerzijds en [gedaagden] anderzijds.

5.3.

In dit kort geding staat de voorzieningenrechter voor de vraag wie formeel zeggenschap heeft over de activiteitenclubs ‘Club Sam ’ (en op vakantie met je vriendjes) en ‘de Brusjesclub’. Niet in geschil is dat deze clubs niet geformaliseerd zijn in zelfstandige juridische entiteiten.

5.4.

Dat de juridische en organisatorische structuur van Kansplus c.s. diffuus is, althans in ieder geval voor de gebruikers/leden van de club/activiteiten, die kennelijk het bestaan van de overkoepelende organisatie niet kenden, is door beide partijen ter zitting onderkend. Ook wordt door Kansplus c.s. niet ontkend dat [A] in de loop van de jaren het gezicht is geworden van de drie clubs en Kansplus c.s. de ruimte die [A] gaandeweg kreeg/nam binnen de drie clubs hem niet hebben ontnomen, maar hem juist hebben gefaciliteerd daar waar nodig.

5.5.

Voorop staat dat bij de oordeelsvorming in kort geding waar mag worden beslist op basis van aannemelijkheid, de door Kansplus c.s. overgelegde gedingstukken met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis, de organisatie en de financiering/verzekering van deze clubs/activiteiten, gewicht in de schaal leggen. Dat de activiteiten van de clubs onder de verantwoordelijkheid van Kansplus c.s. vielen is ook gebleken uit het verschillende foldermateriaal van Kansplus c.s., zoals overgelegd als de producties 26 en 46: folder van de Brusjesclub en van club Sam waarin het volgende staat: “KansplusSien is de paraplu waaronder de Brusjesclub werkt en is de instelling die de subsidie en administratieve zaken behandeld. Als je lid wil worden van de Brusjesclub moet je lid zijn of worden van KansplusSien” en “ tegenwoordig werken beide ouderverenigingen samen onder de naam Kansplus/PhiladelphiaSupport en zijn nog steeds de paraplu waaronder club Sam werkt (..) als je lid wil worden van Club Sam moet je lid zijn of worden van Kansplus/PhiladelphiaSupport”. Daartegenover staat de enkele bewering van [A] dat hij eigenaar is van de clubs en Kansplus c.s. slechts de belangenbehartiger is. [A] heeft zijn stelling daaromtrent door het overleggen van bewijsstukken waaruit dit zou kunnen blijken, in het geheel niet aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot de omstandigheid dat [A] zich bewust of onbewust als “eigenaar” van de clubjes heeft geprofileerd en Kansplus c.s. dit min of meer oogluikend hebben toegestaan, geldt dat [A] daarmee miskent dat het niet aan hemzelf is zichzelf door eigen handelen “eigenaar” te maken. Daar is juridisch gezien meer voor nodig.

5.6.

Tegen deze achtergrond zullen de vorderingen worden beoordeeld.

ECLI:NL:RBOBR:2020:2725

Voetbalvereniging verkoopt bouwgrond

  • VSV is een voetbalvereniging en eigenaar van een perceel grond in Velsen.
  • De statuten bepalen dat “Het algemeen bestuur is, mits met voorafgaande toestemming van de algemene vergadering, bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen”
  • “Op 1 december 2014 heeft een vergadering van de algemene ledenvergadering (hierna: ALV) van VSV plaatsgevonden. Daarbij waren 48 leden en zeven bestuursleden aanwezig, alsmede [A.]. In de notulen, die zijn ondertekend door [A.] en de toenmalige secretaris ([B.]), is onder meer vermeld … Na de nodige discussies over financiële consequenties, tijdslijnen etc, vraagt het bestuur mandaat van de ledenvergadering om met deze 3 partijen verder te onderhandelen en een contract te sluiten. De vergadering stemt voor met 2 onthoudingen.” 
  • Op 29 januari 2016 wordt een notariele verkoopopvereenkomst gesloten. Op 11 oktober 2017 is er een nieuw bestuur dat aangeeft dat de taxatiewaarde op basis van 144 woningen 10 miljoen is, terwijl de waarde van de verkoopprijs 4 miljoen is (namelijk E 100.00 cash, plus herontwikkeling van het sportpark op een ander perceel).
    • het huige plan lijkt 380 woningen te zijn. 
  • De notulen van de ALV van 1 december 2014 zijn goedgekeurd na de verkoopovereenkomst, en ten tijde van het oude bestuur. “Op 18 april 2016 heeft een vergadering plaatsgevonden van de ALV van VSV. In de notulen van die vergadering is vermeld dat de notulen van de vergadering van 1 december 2014 zonder op- of aanmerkingen worden goedgekeurd.”
  • Het nieuwe bestuur: “Conclusie: er is een behoorlijke gap tussen waarde versus opbrengst en wij twijfelen over de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst i.v.m. niet bevoegde en onvolledige ondertekening van deze overeenkomst.”
  • “In de eerste plaats ligt de vraag voor of de vereiste toestemming van de ALV van VSV aan het bestuur van VSV voor het sluiten van de koopovereenkomst waarbij de gronden van VSV werden verkocht aan [projectontwikkelaar] BPD is gegeven. Dit toestemmingsvereiste is vastgelegd in artikel 15 lid 2 van de statuten van VSV. Deze beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur van VSV heeft externe werking, zo volgt uit artikel 2:44 lid 2 BW in samenhang met artikel 2:45 lid 3 BW. Dat betekent dat als de benodigde toestemming van de ALV van VSV ontbreekt, VSV in beginsel het ontbreken van die toestemming kan inroepen tegenover BPD en VSV niet is gebonden aan de koopovereenkomst met BPD.”
  • “Bij de beoordeling komt het daarom aan op de uitleg van het besluit van de ALV. Anders dan bij de uitleg van contracten, waarbij de meer subjectieve Haviltex-maatstaf moet worden toegepast en alle gedragingen en verklaringen van partijen in ogenschouw worden genomen, dient bij de uitleg van besluiten een meer objectieve benadering te worden gevolgd, op basis van schriftelijke stukken die kenbaar zijn voor degenen die niet bij de besluitvorming waren betrokken (vgl. bijvoorbeeld Hof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2016, JOR 2017/159 (Ugchelenplaza) en Hoge Raad 26 november 2010, JOR 2011/7 (Silver Lining)). Met name de bewoordingen van de notulen van de vergadering van 1 december 2014, alsmede de bewoordingen van de relevante statutaire bepaling, zijn daarom leidend. Vooropgesteld wordt daarbij dat de ondertekening van deze notulen van 1 december 2014 niet ter discussie staat en dat de notulen in de volgende vergadering van de ALV van 18 april 2016 zonder op- of aanmerkingen zijn goedgekeurd, zodat de rechtbank van de juistheid van de inhoud van de notulen van 1 december 2014 zal uitgaan.”
  • “De rechtbank is van oordeel dat uit deze bewoordingen van de notulen, die gelet op het voorgaande leidend zijn, niet anders kan worden afgeleid, dan dat het mandaat van de ALV niet alleen betrekking had op het onderhandelen met BPD (en partners) over de overdracht van het perceel van VSV, maar ook om een contract hierover aan te gaan. Dat staat immers uitdrukkelijk in de (goedgekeurde) notulen van 1 december 2014. Uit het gebruik van het woord “mandaat” leidt de rechtbank voorts af dat de ALV met de plannen van het bestuur tot de overdracht van het perceel van VSV aan BPD (en partners) instemde, en daarvoor dus toestemming verleende en het bestuur vertegenwoordigingsbevoegd maakte de koopovereenkomst met BPD te sluiten. De enkele omstandigheid dat niet de woorden “toestemming” of “vertegenwoordigingsbevoegdheid” zijn gebruikt brengt daarin geen verandering, omdat het geven van een mandaat instemming, en daarom ook toestemming, impliceert en daarmee de vertegenwoordigingsbevoegdheid is gegeven aan het bestuur.”
  • Na nog enkele overwegingen: “De conclusie is daarom dat geen gebreken kleven aan de besluitvorming binnen VSV over de vervreemding van het perceel en dat VSV aan de koopovereenkomst met BPD is gebonden. “
  • En verder: “Daarnaast heeft [A.] een dubbelrol gespeeld bij de totstandkoming van de koopovereenkomst, namelijk als technisch voorzitter (feitelijk voorzitter ad interim) van VSV en tevens directeur van Rabobank Amstel & Vecht, terwijl BPD een volle dochtervennootschap is van Rabobank.” Uit de uitspraak lijkt A de overeeknomst alleen te hebben gesloten.
  • Uit de uitspraak blijkt niet of A, als voorzitter, zelfstandig vertegenwoodigingsbevoegd was. Kennelijk was dit geen punt van debat in deze zaak. De meeste statuten van verengingen bepalen dat de verening wordt vertegenwoordigd door twee bestuursleden gezamenlijk, of iets in die trant.

ECLI:NL:RBNHO:2021:630