Fusie en afsplitsing (Wandelsport)

Rechtbank Midden-Nederland 12 december 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:7376




Fusie van twee landelijke bonden, waarbij een regionale vereniging zijn lidmaatschap opzegt. Landelijke bond informeert (bepaalde) leden van de regionale vereniging over het gevolg daarvan, namelijk dat deze leden niet langer het landelijke blad zullen ontvangen en geen korting zullen krijgen op activiteiten van de gefuseerde landelijke bond. Een vrij groot van de leden zegt in reactie daarop het lidmaatschap van de regionale vereniging op. Regionale vereniging acht het onrechtmatig dat de landelijke bond de leden direct benaderde. Rechter oordeelt dat dit niet het geval was.

Vonnis in kort geding van 12 december 2014
in de zaak van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
DE STICHT GOOISE WANDELSPORT BOND ,
eiseres, tegen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
NEDERLANDSE WANDELSPORT BOND ,
gedaagde,

Partijen zullen hierna de SGWB en de NWB genoemd worden.

2De feiten

2.1.

De NWB is een nationale wandelsportbond. De SGWB is, samen met andere regionale wandelsportbonden, lid van de NWB.
2.2.

Wandelaars kunnen, al dan niet via lokale wandelsportorganisaties, lid worden van een regionale wandelsportbond. Zij kunnen er ook voor kiezen om (naast of in plaats van hun lidmaatschap bij een regionale wandelsportbond) rechtstreeks lid te worden van de NWB.
2.3.

In de Akte van Statutenwijziging van de NWB van 29 december 2011 is het volgende bepaald:
“ Artikel 3.
3. De NWB stelt zich ten doel het organiseren en het beoefenen van de wandelsport te bevorderen en alles te doen wat hiertoe kan leiden of bevorderlijk kan zijn, een en ander genomen in de ruimste zin van het woord.
(…).
Artikel 5.
LEDEN
5. De NWB kent als leden:
a. ereleden;
b. leden van verdienste;
c. bestuursleden;
d. regionale wandelsportbonden, hierna te noemen regionale bonden;
e. landelijke en/of regionale organisaties, hierna te noemen aangesloten organisaties;
f. rechtstreekse leden;
g. bijzondere leden.
Artikel 6.
DEFINITIES VAN DE LEDEN
(…).
6.4.

Een regionale bond is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich richt op een door de NWB vastgesteld geografisch omschreven gebied.
(…).
6.6.

Rechtstreekse leden zijn natuurlijke personen:
a. woonachtig in gebieden waar met inachtneming van het hiervoor in artikel 6.4 bepaalde geen regionale bond, aangesloten bij de NWB, vertegenwoordigd is;
b. buiten Nederland woonachtig (tenzij lid van een regionale bond); of
c. die hebben verklaard te kiezen voor het rechtstreekse lidmaatschap van de NWB. 

2.4.

In artikel 3 van het Huishoudelijk reglement van de NWB is het volgende bepaald:
“ VERPLICHTINGEN
3.1.

Regionale bonden zijn verplicht ter kennis van hun leden te brengen dat statuten, huishoudelijk reglement en andere reglementen, bepalingen en besluiten van de NWB op hen van toepassing zijn.
3.2.

Regionale bonden moeten (aanvullende) ledenopgaven met vermelding van de ingangsdatum en wat betreft de leden-natuurlijke personen de gegevens met betrekking tot de voornaam, de achternaam, het adres, de woonplaats met de postcode (de zo genaamde NAW-gegevens), het geslacht en de geboortedatum) uiterlijk op de door de NWB aan te geven data inzenden aan de NWB.
(…) .”

2.5.

Omdat de SGWB lid is van de NWB ontvangen wandelaars die (al dan niet via een lokale wandelsportorganisatie) lid zijn van de SGWB, het magazine ‘Wandelen’ en het landelijk wandelprogramma (hierna: LWP), dat wordt uitgegeven door de NWB en de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding-Wandelsportorganisatie Nederland (hierna: KNBLO-NL), de andere nationale wandelsportbond. In het LWP is informatie opgenomen over alle wandeltochten en evenementen van de NWB en de KNBLO-NL. Aangesloten wandelaars ontvangen korting op die wandeltochten en evenementen.
2.6.

De NWB heeft het voornemen om, samen met de bij haar aangesloten regionale bonden die hier positief tegenover staan, op 1 januari 2015 te fuseren met de KNBLO-NL. De nieuwe bond zal de Koninklijke Wandel Bond Nederland (hierna: KWBN) gaan heten.
2.7.

Anders dan de meeste andere regionale wandelbonden heeft de SGWB zich tegenstander van de fusie getoond. Een meerderheid van de aanwezige leden op de algemene ledenvergadering van de SGWB van 17 mei 2014 heeft gestemd voor een zelfstandig voortbestaan van de SGWB en opzegging van het lidmaatschap van de SGWB bij de NWB als de fusie tussen de NWB en de KNBLO-NL doorgang zal vinden.
2.8.

Op 6 augustus 2014 hebben de NWB en de SGWB gezamenlijk vergaderd over de gevolgen van dit besluit van de SGWB. In de conceptnotulen van deze vergadering is het volgende vermeld:
“ 1. Opening
De voorzitters van beide besturen benadrukken nogmaals dat, in opdracht en in belang van beider verenigingen, zij alle openstaande punten op deze vergadering ‘netjes’ willen oplossen.

(…).

9Overstappende leden (individuele leden en verenigingen)

(…).
Op dit moment zijn er een aantal individuele leden die aan hebben gegeven dat zij lid willen worden van de NWB. Er zijn ook een aantal verenigingen die inmiddels lid zijn geworden van de NWB. (…). Het is aan de leden zelf om zich af te melden bij de SGWB. Men kan ook lid zijn van meerdere verenigingen (c.q. bonden). (…). 

2.9.

In de conceptnotulen van de bestuursvergadering van de NWB van 8 oktober 2014 is het volgende vermeld:
“ 7. Voortgang fusieproces met KNBLO-NL
a. Voortgang proces
(…).
b. Afhandeling SGBW
Er is 1 ½ maand geleden een gesprek tussen het bestuur van de NWB en de SGWB geweest en daarin zijn afspraken gemaakt. Er zijn nog stukken volgens afspraak nagezonden. De stukken zijn aangeleverd omdat de SGWB deze nodig heeft om hun leden te informeren (…).
De SGWB heeft haar leden tot op heden niet geïnformeerd over de consequenties van de verzelfstandiging. NWB vind dat zij zelf uiteindelijk de leden wel moet informeren als zorgplicht indien de SGWB dit niet doet. NWB zal dan in november een mailing sturen naar de individuele leden.
(…). 

2.10.

Bij brief van 18 november 2014 heeft de NWB het volgende laten weten aan leden van de SGWB:
“ Zoals u wellicht heeft gehoord of gelezen heeft uw regionale bond de SGWB in haar ledenvergadering van 21 mei 2014 besloten om zelfstandig door te gaan en zich niet aan te sluiten bij de fusie van alle regiobonden, KNBLO-NL en de NWB. De nieuwe bond wordt per 1 januari KWBN (Koninklijke Wandel Bond Nederland). (…). Per 1 januari 2015 zal de SGWB door de beslissing van haar ledenvergadering niet langer onderdeel uitmaken van een landelijke wandelbond.

Voor u als lid van de SGWB zal dit helaas consequenties hebben. U ontvangt bijvoorbeeld niet meer zoals u gewend was het blad NWB wandelen, het Landelijk Wandelprogramma (LWP) en de korting bij de landelijke wandeltochten.

Als u wel het magazine, het LWP en de korting wenst te ontvangen dan kunt u nu rechtstreeks lid worden van de NWB. Indien u zich voor 1 december a.s. aanmeldt voor het lidmaatschap 2015 dan ontvangt u wel het LWP 2015 met daarin alle wandeltochten van KWBN van het jaar 2015, u krijgt in 2015 het magazine toegestuurd en u behoudt de korting bij de wandeltochten van de KWBN. (…).

Indien u wilt opzeggen voor het jaar 2015 bij de SGWB dan dient u uw lidmaatschap bij de SGWB vóór 1 december 2014 op te zeggen bij het secretariaat van de SGWB door een e-mail te sturen naar ledenadministratie@sgwb.nl. Beschikt u niet over e-mail dan volstaat een briefje. Dit kunt u aan het bondsbureau van de Nederlandse Wandelsport Bond richten. Het adres vindt u bovenaan deze brief. Wij zorgen er dan voor dat uw opzegging terecht komt bij de SGWB.

Om vervolgens lid te worden van de NWB kunt u uw aanmelding doen via onze website www.nwb-wandelen.nl/lid worden, of contact opnemen met het bondsbureau via e-mail info@nwb-wandelen.nl of tijdens kantooruren telefonisch via telefoonnummer 030-2319458. Nadat u overgestapt bent ontvangt u van ons weer wat u voorheen gewend was.

(…). 

2.11.

Vorig jaar waren circa 9.000 wandelaars lid van de SGWB. Ongeveer 500 leden hebben na de ontvangst van voormelde brief hun lidmaatschap van de SGWB opgezegd.

3Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.

De SGWB heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter de NWB bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren zal veroordelen tot:
  • betaling van € 5.000,00, bij wijze van voorschot op nader bij staat op te maken schade,
  • het uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis publiceren en aan al zijn leden versturen van een rectificatie, die de instemming van de SGWB heeft, waarin expliciet dient te worden benadrukt dat een lidmaatschap van beide verenigingen mogelijk is en waarin de NWB erkent onrechtmatig en onsportief te hebben gehandeld door op te roepen het lidmaatschap van de SGWB op te zeggen en onjuiste, althans onvolledige informatie te hebben verstrekt,
  • mededeling aan de SGWB-leden die de NWB hebben verzocht hun lidmaatschap van de SGWB op te zeggen, dat de NWB niet tot uitvoering daarvan over mag gaan,
  • betaling van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag of deel daarvan dat de NWB niet voldoet aan de vorenbedoelde rectificatie en mededeling,
  • betaling van de proceskosten, waaronder de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan deze kosten zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag.
3.2.

De SGWB heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat de NWB voor de verzending van de brief van 18 november 2014 onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de ledenbestanden van de SGWB, omdat die slechts tot haar beschikking staan om het magazine ‘NWB Wandelen’ te kunnen verspreiden en de leden van de SGWB van relevante informatie te kunnen voorzien, niet om hen te bewegen tot het opzeggen van hun lidmaatschap. Door de leden van de SGWB te bewegen tot het opzeggen van hun lidmaatschap heeft de NWB bovendien gehandeld in strijd met de tussen haar en de SGWB gemaakte afspraken, waaronder de afspraak om “niet in elkaars vijver te vissen”. Ook dat is onrechtmatig jegens de SGWB. De SGWB lijdt bovendien schade, omdat haar leden gehoor geven aan de oproep tot het opzeggen van hun lidmaatschap.
3.3.

De NWB heeft verweer gevoerd. Dat verweer komt erop neer dat het bestuur van de SGWB haar leden, ondanks herhaald verzoek daartoe door de NWB, onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van het besluit tot verzelfstandiging. Het laatste verzoek is op 9 november 2014 telefonisch geuit, aldus de NWB. De NWB heeft uiteengezet dat de leden van de SGWB, als lid van de NWB, na de fusie van rechtswege lid zullen zijn van de KWBN en dat zij derhalve contributie zullen moeten voldoen aan de KWBN. Daar staan dan alle voordelen van dit lidmaatschap (het magazine ‘Wandelen’, het LWP en de korting op wandeltochten en evenementen) tegenover. Maar de leden van de SGWB zullen na de verzelfstandiging van de SGWB ook aan de SGWB contributie moeten afdragen. Als zij niet overgaan tot opzegging van één van beide lidmaatschappen, zullen zij derhalve geconfronteerd worden met extra kosten. Nu betalen de leden van de SGWB namelijk slechts één jaarlijks contributiebedrag, dat door de SGWB en de NWB wordt verdeeld. Omdat de SGWB haar leden hierover – volgens de NWB ten onrechte – niet heeft geïnformeerd, heeft de NWB, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van haar statuten, gemeend die noodzakelijke informatie zelf te moeten verstrekken aan de circa 850 SGWB-leden die geen lid zijn van een lokale wandelsportorganisatie en die dus geen informatie hebben ontvangen van een lokale wandelsportorganisatie. Alleen aan deze circa 850 leden van de SGWB heeft zij de brief van 18 november 2014 verzonden, aldus de NWB.
3.4.

De NWB heeft voorts aangevoerd dat zij ingevolge artikel 3 van haar huishoudelijk reglement over de NAW-gegevens van deze 850 aangeschreven leden beschikt en dat zij deze gegevens daarom niet onrechtmatig heeft gebruikt. Ook heeft zij niet in strijd gehandeld met de gestelde tussen partijen gemaakte afspraak om niet “in elkaars vijver te vissen”, omdat een dergelijke afspraak, die ook niet in de conceptnotulen is vermeld, volgens haar niet is gemaakt. Zo’n afspraak zou volgens de NWB ook onzinnig zijn geweest, aangezien de aangeschreven leden immers ook lid zijn van de NWB. Tot slot heeft de NWB aangevoerd dat eventuele schade van de SGWB niet kan worden toegerekend aan de NWB.
3.5.

De SGWB heeft in reactie op het verweer van de NWB naar voren gebracht dat zij haar leden wel degelijk, en bij herhaling, afdoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van de fusie. Zo heeft zij haar leden in mei 2014 uitgenodigd voor een extra ledenvergadering, waar zij haar leden heeft laten weten dat zij na de verzelfstandiging het magazine ‘Wandelen’ en het LWP niet meer zouden ontvangen, en heeft zij hen laten weten dat de contributie in 2015 op het niveau van 2014 zal blijven. Ook in een extra vergadering op 4 november 2014 zijn de leden nog eens geïnformeerd, al heeft de focus toen gelegen op wat de SGWB haar leden na de verzelfstandiging zelf te bieden heeft. Hoewel de korting op LWP-activiteiten zal komen te vervallen, zullen de leden na de verzelfstandiging namelijk nog steeds wandelinformatie ontvangen, vergelijkbaar met het LWP, maar dan van de SGWB zelf. Dat heeft de SGWB hen op 4 november 2014 laten weten. Verder heeft zij haar leden bij die gelegenheid een presentatie gegeven over het strategisch plan. De opkomst op deze vergadering was beduidend hoger dan normaal, zeker 60 à 70 personen zijn hier naartoe gekomen. Desgevraagd heeft de SGWB gesteld niet te weten welke informatie de onder haar ressorterende lokale wandelsportorganisaties aan hun leden hebben verstrekt met betrekking tot de verzelfstandiging van de SGWB, maar dat is haars inziens niet van belang, aangezien zij deze leden zelf afdoende heeft geïnformeerd. De SGWB heeft erkend dat circa 850 van haar leden niet aangesloten zijn bij een lokale wandelsportorganisatie.
3.6.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het primair op de weg van de SGWB zelf, de zich afscheidende bond, gelegen om haar leden tijdig voor te lichten over de precieze gevolgen daarvan. De voorzieningenrechter overweegt dat de SGWB niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende informatie heeft gegeven. Gesteld noch aannemelijk is immers geworden dat de door SGWB verstrekte informatie meer leden heeft bereikt dan de 60 à 70 die aanwezig zijn geweest op de ingelaste extra ledenvergaderingen van 17 mei en 4 november 2014. Dat is minder dan 1% van het totale ledental van de SGWB. Nu de SGWB in dit verband bovendien ter zitting heeft medegedeeld niet te weten of (en zo ja, hoe) de lokale wandelsportorganisaties hun leden hebben geïnformeerd, acht de voorzieningenrechter het niet voldoende aannemelijk dat het merendeel van de leden van de SGWB voldoende is geïnformeerd over de gevolgen die de verzelfstandiging van de SGWB voor hen zal hebben. Het vermoeden van onvoldoende informatieverstrekking door de SGWB op dit punt wordt versterkt door de omstandigheid dat circa 500 van de 850 leden die de brief van 18 november 2014 hebben ontvangen, hebben gereageerd met opzegging van hun lidmaatschap van de SGWB. Gelet op de inhoud van die brief acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat deze leden zich tot dat moment niet hadden gerealiseerd dat SGWB-leden vanaf 2015 geen recht meer zullen hebben op de korting op de wandeltochten en evenementen van de NWB/KNBLO-NL (KNWB), terwijl die korting, naar de voorzieningenrechter begrijpt, toch een wezenlijk element is van het lidmaatschap van een wandelvereniging of -bond.
3.7.

Bij gebreke van voldoende tijdige voorlichting door de SGWB is het begrijpelijk dat de NWB heeft gemeend die informatie zelf te moeten verstrekken, in ieder geval aan die leden die niet kunnen zijn geïnformeerd door hun lokale wandelsportorganisatie. Dat geldt temeer nu de NWB onbetwist heeft aangevoerd dat artikel 3 van haar statuten daartoe noopt. Dat de NWB de bewuste brief heeft verzonden, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen, zodat het gestelde onrechtmatig handelen niet kan worden aangenomen. Datzelfde geldt met betrekking tot het gebruik van de ledenbestanden van de SGWB. Ook dat kan de NWB niet worden tegengeworpen, nu voldoende aannemelijk is dat de leden van de SGWB ook gebonden zijn aan de statuten en reglementen van de NWB. Dat in de brief van 18 november 2014 niet is vermeld dat een lidmaatschap van zowel de SGWB als de fusiebond mogelijk is, terwijl partijen daarover wel overeenstemming hadden bereikt, maakt het voorgaande niet anders. Aldus moeten de vorderingen van SGWB worden afgewezen.
3.8.

4De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.

wijst de vorderingen af,
4.2.

Woonvereniging (verschillende notulen)

Rechtbank Gelderland 28 januari 2015

Uitspraak over een woonvereniging, die door de manier van anonimiseren helaas erg lastig te volgen is. In ieder geval lijken van een ALV verschillende (tegenstrijdige) versies van de notulen te zijn gemaakt (r.o. 4.13). Uitspraak van rechter mr. J.D.A. den Tonkelaar. 

Vonnis van 28 januari 2015
in de zaak van
1. de vereniging WOONVERENIGING [adres] ,
2. [eiser] – 5. [eiser] , eisers,

tegen
[gedaagde] [gedaagde]
en aanvankelijk ook tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOWI VASTGOED BV ,
en 2. [gedaagde] , gedaagden,

De huidige en voormalige partijen zullen hierna ook als Woonvereniging c.s. en BoWi c.s. aangeduid worden en worden overigens respectievelijk Woonvereniging, [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [gedaagde], BoWi en [gedaagde] genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 februari 2014
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 mei 2014
  • de akte aanvulling grondslag eis tevens akte wijziging eis in conventie tevens akte overlegging producties van Woonvereniging c.s.
  • de antwoordakte n.a.v. eiswijziging en wijziging grondslag eis van [eiser]
  • de doorhaling van de zaak ten aanzien van BoWi en [gedaagde] op 17 december 2014.
1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Op 11 april 2008 heeft de algemene vergadering van Woonvereniging besloten tot aankoop van het pand [adres] (hierna: de onroerende zaak) voor € 595.500,00, financiering van de aankoop bij ING Bank N.V. (ING) en verlening van een recht van hypotheek aan ING tot € 1.000.000,00.
2.2.

De onroerende zaak was eerder door BoWi of nader te noemen meester voor € 530.000,00 gekocht. [gedaagde] is enig bestuurder van BoWi. BoWi handelt in onroerende zaken. [eiser] is bestuurder van MeWi B.V (MeWi), die onder meer belast wordt met het verbouwen van de onroerende zaak.
2.3.

Woonvereniging is blijkens de daarvan opgemaakte notariële akte op 21 april 2008 opgericht door [gedaagde] en [eiser]. Zij werden haar eerste bestuurders. Blijkens de verklaring van de oprichters in art. 3 van haar statuten hebben [gedaagde] en [eiser] de onroerende zaak gekocht ten behoeve van derden die daarin wensen te gaan wonen, en zijn zij ‘ter regeling van de onderlinge vermogensrechtelijke betrekkingen’ overeengekomen de onroerende zaak te doen overdragen aan een door hen op te richten vereniging, namelijk Woonvereniging.
2.4.

Het doel van Woonvereniging is blijkens art. 2 van haar statuten
  1. het verschaffen van passende woonruimte voor haar leden;
  2. het scheppen en verzorgen van passende financieringsmogelijkheden;
  3. het regelen van de financiële gevolgen van toetreding en van het einde van het lidmaatschap;
  4. het scheppen van een voor haar leden optimaal woonmilieu (…);
  5. het beheren van eventuele gemeenschappelijke zaken en/of ruimten ten behoeve van de leden.
Dit doel tracht zij blijkens hetzelfde artikel te bereiken door een woonhuis te stichten of te verwerven en dit ter beschikking van haar leden te stellen en het beheren van het door de leden gevormde fonds ter zake van onderhoud, verzekering e.d.

2.5.

De geldmiddelen van Woonvereniging worden blijkens art. 3 van de statuten onder meer verkregen uit inleggelden, contributie en geldleningen met derden en/of leden.
2.6.

Volgens art. 4 van de statuten houdt het ter beschikking stellen van woonruimte in beginsel automatisch in het toelaten als lid van degene die zich daarvoor aangemeld heeft en die onder meer ‘in staat is te voldoen aan de door de algemene vergadering vastgestelde voorwaarden, onder andere wat de financiële aspecten betreft’.
2.7.

Art. 5 van de statuten betreft het ledenregister waarin gegevens over de leden van Woonvereniging en voor zover van belang ook van haar gewezen leden, geregistreerd dienen te worden. Het artikel legt de bewijskracht van het register vast en bepaalt dat het bestuur het register bewaart en desgevraagd aan leden uittreksels ervan verschaft.
2.8.

Art. 7 van de statuten houdt onder meer in dat een lid voor de ter beschikking gestelde woonruimte een inleggeld betaalt ter grootte van de dan geldende waarde van deze woonruimte met het bijbehorende aandeel in de gemeenschappelijke ruimten, welke waarde door de algemene vergadering wordt vastgesteld en dat de leden ‘daar alle voordelen van het woningbezit van de vereniging aan de leden ten goede komen’, ‘ter dekking van de kosten, lasten, afschrijvingen en andere doeleinden (…)’ een periodieke bijdrage (contributie) moeten betalen die door de algemene vergadering wordt vastgesteld.
2.9.

Bij het einde van het lidmaatschap, vermeldt art. 8 van de statuten, blijft het gewezen lid aansprakelijk voor nog niet betaalde contributie en eventuele andere schulden aan de vereniging. Het gewezen lid heeft recht op uitkering van de op dat moment geldende waarde van zijn woonruimte. Deze wordt bepaald op de vrije verkoopwaarde die door de algemene vergadering bindend wordt vastgesteld aan de hand van een taxatie.
2.10.

Op 21 april 2008 is een recht van hypotheek gevestigd ten behoeve van ING voor alle schulden van Woonvereniging en haar leden voor een hoofdsom van € 1.000.000,00. Kredietnemer zijn volgens de hypotheekakte Woonvereniging ‘alsmede haar leden, zowel de huidige ([gedaagde] en [eiser], de rechtbank ) als de toekomstige, en wat deze leden betreft slechts voor zover zulks door de vereniging zal blijken te zijn geaccordeerd’.
2.11.

De oprichtingsakte van Woonvereniging, de leveringsakte betreffende de onroerende zaak en de onder 2.10 bedoelde hypotheekakte zijn alle gepasseerd voor notaris [naam]. Via hem zijn ook de lidmaatschapsrechten in Woonvereniging uitgegeven.
2.12.

[eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] kopen ieder een lidmaatschapsrecht.
2.13.

De vader van [eiser], L.H. [eiser], heeft de aankoop voor zijn dochter gefinancierd; daartoe is een recht van tweede hypotheek op de onroerende zaak gevestigd.
2.14.

De eerste van de onder 2.12 bedoelde aankopen, die door [eiser], geschiedt door middel van de aanvaarding van het lidmaatschap van Woonvereniging en het sluiten van een ‘overeenkomst van geldlening (uitstel van betaling)’ die zijn neergelegd in een op 23 september 2008 ondertekende akte. Wat de lening betreft staat daarin dat [eiser] verklaart schuldig te zijn aan Woonvereniging, namens wie [gedaagde] en [eiser] verklaren van [eiser] te vorderen te hebben een inleggeld van € 168.000,00. Het bedrag is opeisbaar op de dag van oplevering van [naam X]s woning.
2.15.

[eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] bewonen de eerste en tweede verdieping van de onroerende zaak, waarin in feite vier zelfstandige woningen zijn gevestigd waarop echter geen splitsing van de onroerende zaak is gevolgd. Blijkens de aktes zoals bedoeld onder 2.14 is splitsing wel voorzien en heeft het nieuwe lid van de splitsingsakte en de bijbehorende tekening kennis genomen.
2.16.

De begane grond van de onroerende zaak is in gebruik als kantoor bij vennootschappen waarvan [gedaagde] en [eiser] bestuurders zijn.
2.17.

In het voorjaar van 2011 wordt [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] te kennen gegeven dat ING stopt met de financiering van woonverenigingen, dat RaboBank de financiering wel wil overnemen, maar dat daartoe splitsing van de onroerende zaak nodig is, die zal inhouden dat de begane grond waar de kantoorruimtes zijn gevestigd, met inbegrip van de parkeerruimte, wordt afgesplitst van de bovengelegen verdiepingen.
2.18.

De vader van [eiser], houder van een tweede hypotheek op de gehele onroerende zaak, verzet zich tegen de voorgenomen splitsing, onder meer omdat deze met name zou zijn ingegeven door het belang van BoWi, eigenares van de begane grond.
2.19.

Notaris van [naam] bereidt de splitsing voor, die voorziet in een deel van de onroerende zaak met uitsluitend gebruik van de benedenwoning/kantoor met tuin, parkeerplaats en binnenplaats en kelder (161/400) en een deel met het uitsluitend gebruik van de entree op de begane grond met de daarop aansluitende bovenwoning op de eerste en tweede verdieping en de fietsenkelder (239/400). De splitsing gaat echter niet door. ING blijft financier.
2.20.

[eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] laten een accountant onderzoek doen naar de bedrijfsvoering bij Woonvereniging. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat er geen ledenregister en geen administratie worden bijgehouden. Het bestuur weigert aanvankelijk informatie te geven over de verbouwing van de onroerende zaak. In 2012 wordt aan de advocaat van Woonvereniging c.s. onder overlegging van facturen en dergelijke meegedeeld dat de verbouwing in opdracht van BoWi door MeWi is uitgevoerd voor € 188.789,00.
2.21.

Er duiken andere dan de aanvankelijk bekende notulen op van de algemene vergadering van 11 april 2008, hierboven onder 2.1 bedoeld, waarin Bowi en Studentenkamer B.V. (hierna: Studentenkamer) als ‘nieuwe eerste leden’ vermeld staan en Woonvereniging instemt met hun toetreding. In de eerder bekende versie van de notulen viel te lezen dat de vergadering werd gevormd door voorzitter [gedaagde] en secretaris [eiser].
2.22.

Op 12 december 2011 wordt een algemene vergadering van Woonvereniging gehouden. [gedaagde], [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] zijn daar aanwezig, [eiser] niet. [eiser], [eiser] en [eiser] worden er gekozen als nieuwe bestuursleden, die op 13 december 2011 in functie treden. Het oude bestuur – volgens deze notulen gevormd door BoWi – wordt zonder dat decharge wordt verleend, ontslagen per 12 december 2011. Tevens wordt het lidmaatschap van BoWi opgezegd.
2.23.

De Kamer voor het Notariaat in het Ressort Arnhem-Leeuwarden verklaart in haar beslissing van 11 september 2014 de klacht gegrond die is ingediend tegen notaris [naam notaris] door [eiser] en haar vader en inhoudt dat van de vergadering van de vereniging van 11 april 2008 twee versies bestaan (zie onder 2.21 hierboven) die beide zijn gesteld op aktepapier van de notaris en dat met de tweede versie is getracht onder meer [eiser] en haar vader te misleiden voor wat betreft de vraag wie de oprichters/leden van Woonvereniging waren.

3Het geschil

3.1.

Woonvereniging c.s. vordert na wijziging van de eis, samengevat:
  1. een verklaring voor recht dat de handelwijze van [gedaagde] en [eiser] in hun hoedanigheid van (oud-)bestuurder van Woonvereniging jegens Woonvereniging onrechtmatig is geweest, dat hen een persoonlijk en ernstig verwijt treft en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Woonvereniging c.s. dientengevolge geleden en te lijden schade,
  2. een verklaring voor recht dat de handelwijze van [gedaagde] en [eiser] jegens [eiser], [eiser], [eiser], [eiser] onrechtmatig is geweest en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] dientengevolge geleden en te lijden schade,
  3. hoofdelijke veroordeling van BoWi c.s. tot vergoeding van alle schade die Woonvereniging c.s. door het onrechtmatig handelen van BoWi c.s. heeft geleden, lijdt en nog zal lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  4. hoofdelijke veroordeling van BoWi c.s. tot betaling van € 57.500,00 bij wijze van voorschot in verband met het onder a bedoelde,
  5. hoofdelijke veroordeling van BoWi c.s. tot betaling van € 98.750,00 bij wijze van voorschot in verband met het onder b bedoelde,
  6. een verklaring voor recht dat BoWi geen vordering heeft op Woonvereniging en/of haar leden betreffende een uitbetaling van de waarde van haar gepretendeerde lidmaatschapsrecht, althans dat Woonvereniging een beroep toekomt op verrekening van deze gestelde vordering met de door BoWi aan Woonvereniging onbetaald gelaten inleggelden ad € 320.000,00,
  7. een verklaring voor recht dat [gedaagde] en [eiser] jegens [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser]onrechtmatig hebben gehandeld door hen onjuiste mededelingen te doen en/of mededelingen achterwege te laten waardoor eisers van een onjuiste voorstelling van zaken zijn uitgegaan bij het aangaan van de toetredingsovereenkomsten met de Woonvereniging terwijl gedaagden wisten of hadden moeten begrijpen dat vanwege de onjuiste en/of achterwege gelaten mededelingen eisers hebben gedwaald en zij op basis van een juiste voorstelling van zaken niet, dan wel onder andere voorwaarden, tot de vereniging waren toegetreden, en [gedaagde] en [eiser] wisten dat Woonvereniging geen verhaal bood voor de door [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser]dientengevolge geleden schade,
  8. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en [eiser] tot vergoeding van de door [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser]geleden schade vanwege het onrechtmatig handelen van [gedaagde] en [eiser] als bedoeld onder g. hierboven, waaronder begrepen de redelijke kosten ter vaststelling van het onrechtmatig handelen als opgenomen in de kostenstaat van mr[naam] en voor het overige nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  9. vermeerderd met de kosten, waaronder beslag- en nakosten.
3.2.

[gedaagde] en [eiser], stelt Woonvereniging c.s., hebben in strijd met art. 2:9 Burgerlijk Wetboek (BW) gehandeld. ‘De jonge leden’ van Woonvereniging zijn door BoWi c.s. misleid. BoWi c.s. hebben verweer gevoerd, [eiser] heeft zijn verweer gehandhaafd. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

4De beoordeling

in conventie
De wijziging van de eis bij akte van 22 oktober 2014

4.1.

[eiser] voert aan dat de eiswijziging in een te laat stadium van de procedure is gekomen. Eiswijziging is tot aan het eindvonnis mogelijk en het door [eiser] gemaakte bezwaar wordt ongegrond verklaard, omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Het doorhalen van de zaak tegen BoWi en [gedaagde]

4.2.

De doorhaling van de zaak voor zover gevoerd met BoWi en [gedaagde] leidt – buiten de doorhaling van de gehele zaak in reconventie – ertoe dat de onder 3.1 onder f bedoelde vordering geen behandeling behoeft.
De comparitie van partijen

4.3.

Ter comparitie is namens Woonvereniging c.s. aangevoerd dat veel zaken niet in orde waren, waarbij met name is gewezen op het ontbreken van administratie door het bestuur, het ontbreken van ledenregistratie, onduidelijkheid over de opzegging van de hypotheek door ING, de ‘afgedwongen’ splitsing en de vervalste notulen, waaraan is toegevoegd dat [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser], leken op dit gebied, door het gebruik van het woord appartementsrecht op het verkeerde been zijn gezet.
4.4.

Van de kant van [eiser] is daartegen onder meer aangevoerd dat er sprake is geweest van wat foutjes, maar dat alles transparant geweest is. Dit is een onderschatting van wat er gebeurd is. Vast staat dat er gesproken is van een appartementsrecht terwijl daarvan geen sprake was, dat geen administratie is gevoerd, dat er geen ledenregistratie plaatsgevonden heeft en dat notulen twee maal zijn opgemaakt. Dit gaat om ernstiger feiten dan een reeks slordigheidsfoutjes – van transparantie kan al helemaal niet worden gesproken – en het betreft kwesties waarvoor de oprichters en het bestuur van Woonvereniging verantwoordelijk zijn. De verontwaardiging van eisers is alleen al gelet op de hier bedoelde fouten begrijpelijk. De vraag waarom het hier gaat echter, is of er sprake is geweest van handelingen die één of meer van hen schade hebben berokkend.
Aanpak van de zaak

4.5.

De wijziging van eis gevolgd door doorhaling van de zaak voor zover gevoerd tegen BoWi en [gedaagde] maakt in ieder geval noodzakelijk dat voordat een eindvonnis gewezen kan worden, duidelijk is wat tegenover [eiser] nog wordt gevorderd en eventueel wat het effect van een mogelijk met BoWi en/of [gedaagde] bereikte schikking is op de gevorderde bedragen. Woonvereniging c.s. zal een en ander moeten toelichten. In het navolgende zal de rechtbank de stellingen van Woonvereniging c.s. en de weren van [eiser] behandelen voor zover dat thans mogelijk is.
Gelijkwaardige (risico)verdeling bij de uitgifte van lidmaatschapsrechten

4.6.

Allereerst gaat de rechtbank in op de volgende redenering van Woonvereniging c.s. (akte aanvulling grondslag eis enz. onder 8), die een aantal onderdelen van haar vordering raakt.
Gebleken is dat de notaris bij de uitbetaling van de inleggelden tussen beide vennootschappen (BoWi en Studentenkamer, de rechtbank ) geen onderscheid heeft gemaakt. Alle gelden werden gestort op de hen toebehorende (…) rekening (…). Aldus financieren deze vennootschappen gezamenlijk een pand, verwerven zij tegen de koopsom van het pand 6 lidmaatschapsrechten, laten zij het pand verbouwen door een eigen vennootschap, en verkopen zij 4 lidmaatschapsrechten (waarmee de aankoopsom van het pand geheel is terugbetaald), en behouden zij de 2 overige lidmaatschapsrechten. In feite verkrijgen zij daarmee deze lidmaatschapsrechten (…) voor de kostprijs van de verbouwing zoals gerealiseerd in de daarvoor aangewezen eigen vennootschap Mewi Bouw B.V. Daarmee vindt geen gelijkwaardige (risico)verdeling plaats bij de uitgifte van de lidmaatschapsrechten. Immers de vier toetredende nieuwe leden dragen een veel groter risico voor waardeverlies van deze lidmaatschapsrechten dan de (veel eerder) ingestapte vennootschappen Bowi Vastgoed B.V. en De Studentenkamer B.V.

4.7.

Hoewel leden van een vereniging gelijkwaardig zijn, impliceert dit op zichzelf niet dat tussen leden van een woonvereniging als de onderhavige sprake moet zijn van wat Woonvereniging c.s. gelijkwaardige (risico)verdeling bij de uitgifte van lidmaatschapsrechten noemt.
4.8.

In de zojuist geciteerde passage verliest Woonvereniging c.s. niet alleen uit het oog dat lidmaatschap niet gelijkwaardige risicoverdeling hoeft mee te brengen, maar ook verwart zij rollen waarin onder meer BoWi en Studentenkamer zijn opgetreden en gaat zij voorbij aan het gegeven dat winst niet alleen gemaakt kan en mag worden, maar in het algemeen ook door ondernemers wordt beoogd zonder dat dit verwijtbaar of onrechtmatig behoeft te zijn.
4.9.

Dat BoWi en Studentenkamer over een gezamenlijke en/of rekening beschikten en gezamenlijk de onroerende zaak hebben gefinancierd, zoals Woonvereniging c.s. stelt, is niet relevant voor de beoordeling van deze zaak. Dat zij tegen de koopsom van het pand zes lidmaatschapsrechten hebben verworven, is het gevolg van het feit dat Woonvereniging opgericht werd en dat lidmaatschapsrechten moesten worden toegekend. De aansluiting bij de koopprijs was op dat moment logisch, al omdat er geen sprake was van een koper en een verkoper met tegengestelde belangen, en zegt op zichzelf niets over de latere, door vraag en aanbod op de woningmarkt tot stand gekomen, koopprijzen voor lidmaatschapsrechten. Het is BoWi noch Studentenkamer, [gedaagde] noch [eiser] verboden winst te maken.
4.10.

Wie door een ‘eigen vennootschap’ kan laten verbouwen, mag dat doen en als vervolgens de prijs van de te verkopen lidmaatschapsrechten, tot stand gekomen op de woningmarkt op de onder 4.9 bedoelde wijze, betekent dat vier lidmaatschapsrechten zijn verkocht voor een totaal dat de aankoopsom van het pand dekt, wordt er winst gemaakt. Dit is op zichzelf niet onrechtmatig. Dat BoWi en Studentenkamer behalve ondernemers en opdrachtgever(s) voor de verbouwing ook leden van Woonvereniging zijn, betekent niet dat zij de winst op de investering moeten delen met andere leden. Het gaat hier niet om de voordelen uit het woningbezit zoals bedoeld in art. 7 van de statuten, maar om ondernemerswinst.
4.11.

Hetzelfde geldt voor het gegeven dat BoWi en Studentenkamer, zoals Woonvereniging c.s. stelt, de twee door/voor hen behouden lidmaatschapsrechten hebben verkregen voor de kostprijs van de verbouwing die door MeWi is uitgevoerd. Het resultaat is dat zij hun lidmaatschapsrechten goedkoper, zelfs aanzienlijk goedkoper hebben verworven dan [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser]. Van verwijtbare ongelijkwaardige risicoverdeling kan daarbij wel sprake zijn, maar niet louter omdat BoWi en Studentenkamer goedkoper konden kopen door hen persoonlijk betreffende omstandigheden. Dit is immers op zichzelf niet ontoelaatbaar. Voorts bestaat er geen regel die voorschrijft dat slechts verkocht mag worden tegen een realistische of zelfs redelijke prijs – de iustum pretiumleer geldt niet –, maar onder bijzondere omstandigheden kan een andere prijs ontoelaatbaar zijn, bijvoorbeeld doordat sprake is van een wilsgebrek en/of onrechtmatig handelen van de zijde van verkoper.
Enkele andere onderwerpen

4.12.

Woonvereniging c.s. stelt dat een poging is ondernomen om tot een niet noodzakelijke splitsing van de onroerende zaak te komen. Veel schade is voorkomen, stellen zij, door het ingrijpen van vader [eiser]. Dit mag zo zijn – het staat vooralsnog niet vast –, maar juist omdat schade is voorkomen lijkt hier geen sprake te zijn van onrechtmatig handelen van [eiser] dat schade meegebracht heeft voor een of meer van eisers. Op dit onderdeel zal Woonvereniging c.s. haar vordering nader dienen toe te lichten.
4.13.

Vast staat dat er twee maal notulen met verschillende inhoud van dezelfde vergadering zijn opgemaakt. Dat door BoWi c.s. gebruik gemaakt is van deze stukken, staat eveneens vast. Dit is onrechtmatig omdat van een vergadering slechts één verslag behoort te worden opgemaakt, zeker wanneer hierbij een notaris is ingeschakeld, wat immers gebeurt met het oog op de rechtszekerheid, hetgeen BoWi c.s. duidelijk was althans duidelijk behoorde te zijn. Hieruit volgt dat BoWi c.s. ook begrepen behoort te hebben dat niet van dubbel, dus gedeeltelijk valselijk, opgemaakte notulen gebruik mag worden gemaakt.
4.14.

De vraag of dit onrechtmatig is geweest jegens Woonvereniging c.s. dient bevestigend te worden beantwoord voor zover hierdoor voor haar hetzij een onjuist hetzij een verwarrend beeld is geschapen van de situatie waarin [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] lid werden van Woonvereniging. Waren zij de eerste leden, volgden zij BoWi op, volgden zij BoWi en Studentenkamer B.V. op of waren er nog eerdere leden? De onrechtmatigheid loopt hier samen met het tekortschieten als bestuurder danwel onrechtmatig handelen – namelijk handelen in strijd met de statuten – jegens Woonvereniging, [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] door geen ledenregister bij te houden.
4.15.

Ten aanzien van het onrechtmatig handelen bestaande in het hanteren van misleidende notulen en het handelen in strijd met de statuten door geen ledenregistratie bij te houden, dient Woonvereniging c.s. aan te geven welke schade dit haar heeft berokkend en of en in hoeverre deze kan worden toegerekend aan [eiser].
4.16.

Woonvereniging c.s. stelt dat in strijd met haar statuten is gehandeld doordat [gedaagde] en [eiser] zelf om niet woonruimte hebben gebruikt, waardoor Woonvereniging een gebruikersvergoeding althans de koopsommen van lidmaatschapsrechten betreffende de begane grond van de onroerende zaak misliep. Voordat de rechtbank hier op in gaat stelt zij Woonvereniging c.s. in de gelegenheid nader bij akte dit onderdeel van de vordering te concretiseren rekening houdend met het gegeven dat [eiser] thans haar enige wederpartij is.
4.17.

Hetzelfde geldt voor het verwijt dat [gedaagde] en [eiser] zich schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling en zich persoonlijk hebben verrijkt door koopsommen van lidmaatschapsrechten naar zichzelf te laten overmaken. Woonvereniging dient voorts aan te geven wanneer en in welke functie [eiser] in strijd heeft gehandeld met de regels die gelden ten aanzien van tegenstrijdige belangen bij verenigingen. Woonvereniging c.s. dient aan te geven waarin de onrechtmatige of ongerechtvaardigde – dit lijkt enigszins door elkaar te lopen – verrijking van [eiser] bestond, wie daardoor schade heeft geleden en hoe groot deze schade is.
4.18.

Woonvereniging c.s. verwijt [gedaagde] en [eiser] bij de aankoop door [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] geen melding te hebben gemaakt van het al in september 2008 bekende besluit van ING te stoppen met de financiering van woonverenigingen. De reden hiervan, die onder meer is neergelegd in brieven van ING d.d. 15 oktober 2008, verwijzend naar een gesprek op 19 september 2008, en 21 juli 2009, is dat het woonconcept waarvan sprake is mede door de zeer geringe aantallen waarin er gebruik van is gemaakt, niet past in het hypotheeksysteem van ING. Hierbij geeft ING aan dat zij zich uiteraard voor de reeds gefinancierde constructies verantwoordelijk blijft achten. Dit laatste wordt in de onderhavige zaak bevestigd door de onder 2.19 bedoelde feiten. Op voorhand kan niet uitgesloten worden dat de wijziging in beleid van ING invloed op de waarde van de lidmaatschapsrechten in een woonvereniging heeft en in dat geval zou verzwijging hiervan bij de verkoop van een lidmaatschapsrecht verwijtbaar kunnen zijn en tot schadeplichtigheid kunnen leiden.
4.19.

De stelling van Woonvereniging c.s. dat hier sprake is van een schoolvoorbeeld van een geval waarvoor de Beklamelnorm geldt, onderschrijft de rechtbank niet. Er kan sprake zijn van aansprakelijkheid van de verkoper en ook diens bestuurder als duidelijk was of behoorde te zijn dat de beleidswijziging bij ING de waarde van het lidmaatschapsrecht zodanig beïnvloedde dat daarvan bij een concrete verkoop melding gemaakt diende te worden, wat overigens geen Beklamelmaterie is. Woonvereniging zal de gelegenheid krijgen aan de hand van dit criterium haar stellingen op dit onderdeel nader te onderbouwen, met inachtneming van het gegeven dat thans uitsluitend tegen [eiser] wordt geprocedeerd.
4.20.

Het voorgaande betekent dat de zaak op de rol geplaatst moet worden om Woonvereniging c.s. in de gelegenheid te stellen om met inachtneming van de in dit vonnis genomen beslissingen in te gaan op de onder 4.5, 4.12, 4.15, 4.16, 4.17 en 4.19 bedoelde onderwerpen. [eiser] kan daarop reageren bij akte. De maximale omvang van de aktes zal gelet op het feit dat het gaat om de aanscherping van betogen waarover al veel geschreven is, tien pagina’s A-4 mogen zijn.

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 februari 2015 voor het nemen van een akte door Woonvereniging c.s. over hetgeen is vermeld onder 4.20, waarna [eiser] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015.

Randvermelding: coöperatieve vereniging

Rb. Limburg 10 december 2014 
ECLI:NL:RBLIM:2014:10756

Vonnis in kort geding van 10 december 2014
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma [naam 1] VOF , […]
2. [eiser sub 2] , […]
3. [eiseres sub 3] , […] eisers […]
tegen
de coöperatieve vereniging COÖPERATIE SANTA’S VILLAGE UA , […]gedaagde,

In het BW is toch sinds 1989 de term “coöperatieve vereniging” vervangen door “coöperatie”.

Ook vermelding verdient, alsnog:

Hoge Raad 15 mei 2009
ECLI:NL:HR:2009:BH1193

Arrest in de zaak van:
1. de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid VERENIGING TEGEN DE KWAKZALVERIJ, gevestigd te Amsterdam,
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats], EISERS tot cassatie, […]
t e g e n […] VERWEERSTER in cassatie,

Het is toch eigenlijk onvoorstelbaar dat de civiele kamer van de Hoge Raad (Beukenhorst, Hammerstein, Van Oven, Streefkerk en Asser) de term “vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid” gebruikt – er is niet zoiets als “beperkte rechtspersoonlijkheid”, en ook niet zoiets als een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Bedoeld zal zijn geweest “met volledige rechtsbevoegdheid”.