Discriminatie (Softbalvereniging Terrasvogels)

Rechtbank Midden-Nederland 10 juni 2013 (Softbalvereniging)
ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3500

Discriminatie op EU nationaliteit mag niet bij amateursport.
“De voorzieningenrechter overweegt … dat Terrasvogels c.s. zich terecht heeft beroepen op het feit dat [eiseres sub 2] als Italiaanse aanspraak kan maken op gelijke behandeling als zij verblijft in een andere lidstaat van de EU (artikel 18 VWEU), ongeacht of de door haar beoefende sport is aan te merken als economische activiteit. In het arrest Commission v France… heeft het Europese Hof bovendien gesteld dat gelijke toegang tot vrijetijdsbesteding een uitvloeisel is van het vrij verkeer van werknemers. Voldoende aannemelijk is daarom dat het recht op gelijke behandeling van EU-werknemers zich ook uitstrekt tot de beoefening van amateursport.”
“De voorzieningenrechter overweegt voorts, met aanvulling van rechtsgronden, dat (ook) op grond van artikel 7 lid 1 Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) onderscheid op basis van nationaliteit verboden is bij het aanbieden van of verlenen van toegang door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van welzijn. Blijkens de parlementaire geschiedenis … vallen sportinstellingen onder het begrip ‘instellingen die werkzaam zijn op het gebied van …. welzijn’. “

Vonnis in kort geding van 10 juni 2013in de zaak van
1. de vereniging s.v. TERRASVOGELS,
2. [eiseres sub 2], tegen
de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE BASEBALL EN SOFTBALL BOND (KNBSB),

Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Terrasvogels c.s. genoemd worden. Eiseres sub 1 wordt hierna Terrasvogels genoemd. Eiseres sub 2 wordt hierna [eiseres sub 2] genoemd. Verweerster wordt hierna de KNBSB genoemd.

1. De procedure

2. De feiten

2.1. De KNBSB is een vereniging die zich ten doel stelt om de beoefening van honkbal en softbal als spel en sport in Nederland te regelen en te bevorderen.

2.2. Terrasvogels is lid van de KNBSB. Het eerste damesteam van Terrasvogels komt uit in de hoofdklasse softbal die door de KNBSB wordt georganiseerd.

2.3. [eiseres sub 2] heeft de Amerikaanse en de Italiaanse nationaliteit. Zij speelt bij Terrasvogels in de hoofdklasse softbal, in de positie van catcher.

2.4. In artikel 4.2 van het op de huidige competitie toepasselijke Reglement van Wedstrijden Topsport 2013 (hierna: het Reglement topsport) is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:

“DEELNEMING AAN WEDSTRIJDEN

Artikel 4.2

1. Aan wedstrijden, uitgeschreven of goedgekeurd door het daartoe bevoegde orgaan van de bond voor teams ingeschreven voor deelneming aan seniorencompetities, mag slechts worden deelgenomen door personen die:

a. tenminste 16 jaar oud zijn voor zover het betreft honkbal en tenminste 14 jaar oud zijn voor zover het betreft softbal;

b. lid zijn van de aangesloten vereniging waartoe het team waarvan zij deel uitmaken behoort en als zodanig door het BB (bondsbestuur, toevoeging voorzieningenrechter) zijn geregistreerd;

(…)

d. Softbal

1. Softbalspeelsters worden verdeeld in 3 categorieën:

I. Speelsters met de Nederlandse nationaliteit;

II. Speelsters met een nationaliteit anders dan een van de bij de EU aangesloten lidstaten en zonder permanente verblijfsvergunning. Deze groep wordt aangemerkt als “buitenlander” voor deze speelsters zijn aanvullende regels;

III. Speelsters die niet in de twee bovenstaande categorie vallen. Dat zijn speelsters met een nationaliteit van een van de bij de EU aangesloten lidstaten of met een permanente verblijfsvergunning voor Nederland.

2. Een buitenlander mag deelnemen aan wedstrijden mits deze buitenlander zich uiterlijk twee werkdagen voor de eerste juli bij het BB heeft laten registreren en aan de overige daarvoor door het BB vastgestelde vereisten is voldaan, en met dien verstande dat voor een buitenlandse speler bovendien en onverminderd het in artikel 4.5 bepaalde geldt.

(…)”

2.5. In de competitiebepalingen seizoen 2013 is een regeling met betrekking tot buitenlanders hoofdklasse en overgangsklasse opgenomen (hierna: de Regeling buitenlanders). Deze luidt:

“Als aanvulling op artikel 4.2 d van het Reglement van Wedstrijden Topsport geldt voor buitenlandse spelers het volgende:

a. Tijdens een wedstrijd mogen niet meer dan 2 buitenlanders tegelijkertijd per team aan de wedstrijd deelnemen.
b. Eén volledige wedstrijd (indien nodig inclusief tie break) van een dubbel moet gepitched worden door een Nederlandse speelster/s.
c. Eén volledige wedstrijd (indien nodig inclusief tie break) van een dubbel moet gecatcht worden door een Nederlandse speelster/s.
d. Wanneer een dubbel wordt opgesplitst in twee wedstrijden, moeten deze twee wedstrijden toch als dubbel gezien worden.
e. Per dubbel mag 1 buitenlander maximaal 1 wedstrijd als pitcher optreden.
f. Per dubbel mag 1 buitenlander maximaal 1 wedstrijd als catcher optreden.

g. Indien buitenlander heeft deelgenomen aan een of meer wedstrijden van de topsportcompetitie en daarna in hetzelfde jaar is uitgekomen voor een door een buitenlandse organisatie uitgeschreven competitie, is hij niet langer speelgerechtigd voor de topsportcompetitie in dat seizoen.

h. Voor speelsters met ‘bestaande rechten’ uit de vorige regelgeving zal voor 2013 een overgangsbepaling gelden. Voor 12 april 2013 wordt geïnventariseerd welke bestaande rechthebbenden er zijn.”

2.6. Bij brief van 23 mei 2013 schrijft [A] namens de KNBSB aan Terrasvogels als volgt:
“Uit de competitiecontrole en naar aanleiding van signalen van verenigingen is gebleken dat Terrasvogels-speelster [eiseres sub 2] (lidnummer 1003, nationaliteit Italiaans en Amerikaans) in vijf dubbelwedstrijden in de Softbal Dames Hoofdklasse in beide wedstrijden als catcher heeft opgetreden.(…)
Volgens de Competititiebepalingen 2013 lid c van de “Regeling met betrekking tot buitenlanders Hoofdklasse en Overgangsklasse” (pagina 20), een nadere uitwerking van artikel 4.2 lid 1d uit het Reglement van Wedstrijden Topsport, moet één volledige wedstrijd van een dubbel gecatcht worden door een Nederlandse speelster/s. Aangezien speelster [eiseres sub 2] geen Nederlandse nationaliteit bezit, is zij een ongerechtigde speelster in elke tweede wedstrijd van de bovengenoemde dubbelwedstrijden.

Conform artikel 4.8 van het Reglement Wedstrijden Topsport verklaar ik de competitiewedstrijden S100-008, S100-026, S100-034, S100-040 en S100-048 ongeldig.

Tevens worden de reglementaire sancties op basis van genoemd artikel opgelegd:

In het belang van de voortgang in de Softbal Dames Hoofdklasse-competitie heeft een eventueel in te stellen beroep geen opschortende werking voor de over te spelen wedstrijden.”

2.7. Bij brief van 28 mei 2013 heeft Terrasvogels bij het bondsbestuur bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. Op 31 mei 2013 heeft het bondsbestuur bericht vast te houden aan het besluit van 23 mei 2013.
2.8. Terrasvogels heeft bij brief van 31 mei 2013 vervolgens beroep ingesteld bij de Geschillencommissie op grond van artikel 18 van het Algemene Reglement KNBSB (hierna: het algemeen reglement).
In de leden 11, 12 en 14 van dat artikel is onder meer het volgende bepaald:
“11. De Adviescommissie Geschillen brengt aan het bondsbestuur advies uit binnen 4 weken (20 werkdagen) na ontvangst van de aanhangig gemaakte advies aanvraag. (…)
12. Het bondsbestuur besluit binnen 3 weken (15 werkdagen) opnieuw, na ontvangst van en in ogenschouw nemend het advies van de Adviescommissie Geschillen, over het door belanghebbende aanhangig gemaakte geschil. (…)
14. Tegen het in lid 12 bedoelde besluit is geen beroep binnen de KNBSB meer mogelijk.”
2.9. De procedure bij de Geschillencommissie loopt nog. Partijen zijn in afwachting van het door de commissie uit te brengen advies.
3. De vordering en het verweer
3.1. Terrasvogels c.s. vordert – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

a) schorst dan wel opschort het besluit van 23 mei 2013, waar het betreft het overspelen van wedstrijden op 11 juni, 18 juni, 30 juli, 13 augustus en 27 augustus 2013 en het ongeldig verklaren van de wedstrijden met de kenmerken S100-008, S100-026, S100-034, S100-040 en S100-048, zulks voor de duur van de procedure bij de Geschillencommissie en (zo nodig) voor de duur van de door Terrasvogels c.s. tegen de KNBSB aan te spannen bodemprocedure, voor zover het Bondsbestuur ook na beroep bij het besluit van 23 mei 2013 blijft, althans ambtshalve een zodanige voorziening te geven als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren,

b) [eiseres sub 2] toe te laten deel te nemen aan de dubbelwedstrijden in de competitie hoofdklasse softbal in de positie van catcher in alle wedstrijden, zulks voor de duur van de procedure bij de Geschillencommissie en (zo nodig) voor de duur van de door Terrasvogels c.s. tegen de KNBSB aan te spannen bodemprocedure, voor zover het Bondsbestuur ook na beroep bij het besluit blijft, althans ambtshalve een zodanige voorziening te geven als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren,

c) de KNBSB te veroordelen in de proceskosten.

3.2. Terrasvogels c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat de Regeling buitenlanders onverenigbaar is met de definitie van “buitenlander” zoals omschreven in artikel 4.2 lid 1 sub d onder 1 punt II van het Reglement topsport. Het besluit van de KNBSB van 23 mei 2013 berust op een verkeerde interpretatie van de regeling topsport en kan daarom niet in stand blijven.

Daarnaast stelt Terrasvogels c.s. dat het door de KNBSB in de Regeling buitenlanders voorgestane onderscheid tussen een Nederlander en een EU-burger/niet-Nederlander in strijd is met artikel 45 EU-verdrag, waarin het vrije verkeer van werknemers wordt gewaarborgd.

Terrasvogels c.s. heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de eerste over te spelen wedstrijd is bepaald op dinsdag 11 juni 2013, terwijl de kosten daarvan voor rekening van Terrasvogels komen en [eiseres sub 2] bij die wedstrijd niet mag catchen.

Volgens artikel 18 van het algemeen reglement kan het 7 weken duren voor het bondsbestuur beslist op het beroep van Terrasvogels c.s. Die procedure kan daarom niet worden afgewacht.

3.3. De KNBSB voert als verweer kort samengevat ¬- aan dat Terrasvogels betrokken is geweest bij de totstandkoming van de Regeling buitenlanders en dat het haar daarom, ondanks de mogelijk niet zo gelukkige formulering, duidelijk moet zijn geweest hoe die regeling moet worden begrepen. Terrasvogels dient zich aan de gemaakte afspraken omtrent het opstellen van niet-Nederlandse spelers te houden. De overige bij de KNBSB aangesloten verenigingen hebben dat wel gedaan. De sancties zijn terecht opgelegd. Het Hof van Justitie van de Europese Unie laat ruimte voor uitzonderingen op de hoofdregel dat onderscheid naar nationaliteit verboden is. Van een dergelijke, toegestane uitzondering bij indirecte discriminatie naar nationaliteit is hier sprake. De KNBSB wijst voorts op de grote gevolgen die een toewijzing van de vordering heeft voor de organisatie van de competitie, die een zeer strak speelschema kent. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering.

4. De beoordeling

4.1. Terrasvogels c.s. heeft omtrent haar spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening voldoende gesteld. Zij is ontvankelijk in haar vordering.

4.2. In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van Terrasvogels c.s. in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.

4.3. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering van Terrasvogels c.s. als hiervoor vermeld onder 3.1. sub a) aldus, dat die vordering kennelijk ook is gericht tegen de beslissing die het bestuur van de KNBSB op 31 mei 2013 heeft genomen op het bezwaar van Terrasvogels c.s. tegen het besluit van 23 mei 2013.

Uitleg Regeling buitenlanders

4.4. Terrasvogels c.s. heeft aangevoerd dat voornoemde besluiten van de KNBSB niet in stand kunnen blijven omdat de KNBSB daarbij is uitgegaan van een onjuiste interpretatie van de Regeling buitenlanders. Die regeling verwijst uitdrukkelijk naar artikel 4.2 sub d van het Reglement topsport en is een nadere uitwerking daarvan. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat het begrip “buitenlander” in de Regeling buitenlanders gelijk is aan het begrip “buitenlander” in artikel 4.2 lid 1 sub d van het Reglement topsport. Daarvan uitgaande is [eiseres sub 2], nu zij de Italiaanse nationaliteit bezit en dus EU-burger is, niet aan te merken als “buitenlander” in de zin van de Regeling buitenlanders. Het beroep van de KNBSB op de Regeling buitenlanders kan daarom in het geval van [eiseres sub 2] niet slagen. Terrasvogels c.s. concludeert dat zij het recht had [eiseres sub 2] onbeperkt op te stellen in de positie van catcher en dat de opgelegde sancties onterecht zijn.

4.5. De KNBSB betoogt dat onder “buitenlander” in de Regeling buitenlanders, anders dan in het Reglement topsport, moet worden verstaan: niet-Nederlander. Dit blijkt voldoende uit de bepalingen in de Regeling buitenlanders in onderling verband bezien: in de leden b en c is namelijk bepaald dat bij één volledige wedstrijd van een dubbel gepitcht respectievelijk gecatcht moet worden door een Nederlandse speelster. Daaruit volgt een beperking in de opstelling van alle niet-Nederlandse speelsters, zowel EU-burgers als niet EU-burgers. Voorts stelt de KNBSB dat het opstellen van een Regeling buitenlanders jarenlang gespreksonderwerp was binnen de KNBSB en dat Terrasvogels van de ontstaansgeschiedenis van die regeling op de hoogte is. Bij de vergadering waarbij de regeling is vastgesteld was ook Terrasvogels vertegenwoordigd. Terrasvogels heeft daarom begrepen althans had behoren te begrijpen hoe de Regeling buitenlanders geïnterpreteerd moest worden, zeker nu alle overige verenigingen die regeling wel juist hebben begrepen en daarnaar ook hebben gehandeld.

4.6. De voorzieningenrechter constateert dat de Regeling buitenlanders onvoldoende zorgvuldig is geformuleerd, waardoor diverse vormen van uitleg mogelijk zijn. Niet in geschil is dat de Regeling buitenlanders een uitwerking en aanvulling is op artikel 4.2 lid 1 sub d van het Reglement topsport en dat laatstgenoemd reglement van hogere orde is. Als de uitleg van de KNBSB juist is dat onder “buitenlander” in de Regeling buitenlander moet worden verstaan alle niet-Nederlanders, derhalve inclusief EU-burgers, dan is de aldus in het leven geroepen beperking voor buitenlanders verder strekkend dan op grond van het Reglement topsport is toegestaan. In het Reglement topsport zijn aanvullende regels immers alleen toegestaan voor buitenlanders die geen EU-burger zijn. Aan dit punt van uitleg kan in het kader van dit geding echter voorbij worden gegaan, gelet op het volgende.

Strijd met EU-recht?
4.7. Voldoende aannemelijk is geworden dat het doel van de Regeling buitenlanders is om een bepaalde mate van voorrang te geven aan speelsters met een Nederlandse nationaliteit boven speelsters zonder een Nederlandse nationaliteit als het gaat om de opstelling bij wedstrijden in de posities van pitcher en catcher. De KNBSB heeft ter zitting toegelicht dat de regeling is opgesteld met het doel om de Nederlandse speelsters in de nationale competitie de kans te geven in het eerste team te spelen en hun talent verder te ontwikkelen, zodat het nationale team internationaal een grotere rol kan gaan spelen. De belangrijkste posities in een softbalteam zijn die van pitcher en catcher, reden waarom aan de opstelling in die posities beperkingen zijn gesteld voor niet-Nederlandse speelsters, zo stelt de KNBSB. Terrasvogels c.s. heeft dit alles niet althans onvoldoende weersproken.

Het onderscheid als bedoeld in de Regeling buitenlanders is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan te merken als directe discriminatie naar nationaliteit. Er wordt immers expliciet op grond van nationaliteit onderscheid gemaakt tussen personen die in dezelfde situatie verkeren. Beoordeeld moet daarom worden of, zoals Terrasvogels c.s. heeft gesteld, de Regeling buitenlanders in strijd is met het geldend EU-recht. Als dat het geval is moet de regeling namelijk wegens strijdigheid met hoger recht buiten toepassing blijven, ook in het geval dat Terrasvogels zelf met die regeling heeft ingestemd en ongeacht of zij die regeling verwijtbaar verkeerd heeft begrepen en toegepast.

4.8. Uitgangspunt bij die beoordeling is dat volgens EU-recht directe discriminatie van EU-burgers naar nationaliteit verboden is. Dit betreft zowel de uitoefening van het recht van een EU-burger om te verblijven op het grondgebied van een lidstaat als de vrijheid van vestiging en dienstverlening en het vrij verkeer van werknemers (artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, hierna: het Handvest, en de artikelen 18, 45, 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna: VWEU).


In het arrest Bosman (C-414/93 Bosman, 1995, ECR I-4921, NJ 1996, 637) heeft het Europese Hof bepaald dat het verbod op discriminatie naar nationaliteit niet alleen ziet op wet- en regelgeving opgesteld door overheden, maar ook op andere collectieve regelingen met betrekking tot arbeid of diensten opgesteld door daartoe bevoegde organen, ook als dat private partijen zijn. Deze situatie doet zich hier voor.

4.9. Voorts is in het arrest Walrave (C36/74) Walrave and Koch, 1974, ECR 1405, NJ 1975, 148) door het Europese Hof bepaald dat het verbod op discriminatie naar nationaliteit geen betrekking heeft op regels omtrent de samenstelling van sportteams, in het bijzonder nationale teams, omdat die regels zien op de specificiteit van sport (“a question of purely sporting interest”) en in die zin geen verband houden met economische activiteit. In het arrest Bosman oordeelt het Europese Hof dat discriminatie naar nationaliteit door beperkingen te stellen aan het aantal niet-nationale spelers dat wordt opgesteld bij alle wedstrijden, dus ook bij wedstrijden waarbij het team niet als nationaal team, dat wil zeggen hun land vertegenwoordigend, optreedt, geen geoorloofde uitzondering is op het discriminatieverbod omdat niet is voldaan aan de vereiste dat de uitzondering beperkt blijft tot haar specifieke doel (“remain limited to its proper objective”).

Niet in geschil is dat de onderhavige Regeling buitenlanders niet ziet op de samenstelling van het nationale team, zodat de in de onderhavige regeling opgenomen beperking in de opstelling van het aantal niet-Nederlandse speelsters in alle competitiewedstrijden niet kan worden aangemerkt als een regel die enkel ziet op de specificiteit van sport en om die reden buiten de reikwijdte van artikel 39 EG-verdrag (thans artikel 45 VWEU) valt, als bedoeld in het arrest Walrave.

Daarnaast noemt artikel 45 VWEU een aantal gerechtvaardigde uitzonderingen op het discriminatieverbod naar nationaliteit, in het kader van het vrij verkeer van werknemers, namelijk beperkingen uit hoofde van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid. Ook die uitzonderingen zijn in dit geval niet van toepassing.

4.10. Het Europese Hof heeft daarnaast in zijn jurisprudentie een aanvullende, open categorie van rechtvaardigingsgronden voor uitzonderingen aanvaard, gebaseerd op noodzakelijke vereisten in het algemeen belang, die restrictief moet worden uitgelegd. In sportzaken zijn als gerechtvaardigd aangemerkt de noodzaak om de opleiding en training van jonge spelers te bevorderen, het handhaven van een bepaalde sportieve en financiële balans tussen clubs en de noodzaak om een reguliere competitie en onzekerheid van de uitkomst te verzekeren. De betreffende beperking moet daarnaast geschikt zijn voor het te bereiken doel en niet verder gaan dan voor het bereiken van dat doel noodzakelijk is (proportionaliteit) (zie ook: “Study on the Equal Treatment of Non-Nationals in Individual Sports Competitions”, T.M.C. Asser Instituut, Edge Hill University, Leiden University, december 2010, pp. 22 en 23, op het internet te vinden via de link: [http://ec.europa.eu/sport/library/doc/f_studies/study_equal_treatment_non_nationals_final_rpt%20_dec_2010.pdf] .

Die open categorie van rechtvaardigingsgronden is door het Europese Hof echter alleen aanvaard als het gaat om indirecte discriminatie naar nationaliteit, zodat er vanuit moet worden gegaan dat die categorie in het onderhavige geval niet als rechtvaardigingsgrond kan dienen.

4.11. Uit het arrest Deliège (C-51/96 &C-191/97 Deliège, 2000, ECR I-2549, NJ 2000, 542) volgt dat sportbeoefening alleen dan onder het EU-recht valt als zij een economische activiteit is in de zin van het ten tijde van de door genoemde jurisprudentie geldende artikel 2 van het EG-verdrag. De KNBSB stelt in dit verband dat volgens de jurisprudentie van het Europese Hof amateursport niet in alle gevallen is aan te merken als een economische activiteit en zij stelt dat in het onderhavige geval geen sprake is van een economische activiteit in de zin van artikel 2 van het EG-verdrag. Het beroep van Terrasvogels c.s. op de artikelen 45 of 56 VWEU (artikelen 39 of 49 EG-verdrag) en de daarop betrekkende hebbende jurisprudentie van het Europese Hof kan om die reden niet slagen, zo stelt de KNBSB.

4.12. De voorzieningenrechter overweegt dat ook als moet worden aangenomen dat de onderhavige amateursport niet is aan te merken als economische activiteit in de zin van het EG-verdrag. … dan geldt dat Terrasvogels c.s. zich terecht heeft beroepen op het feit dat [eiseres sub 2] als Italiaanse aanspraak kan maken op gelijke behandeling als zij verblijft in een andere lidstaat van de EU (artikel 18 VWEU), ongeacht of de door haar beoefende sport is aan te merken als economische activiteit. In het arrest Commission v France (C-334/94 Commission v France, 1996, ECR I-307) heeft het Europese Hof bovendien gesteld dat gelijke toegang tot vrijetijdsbesteding een uitvloeisel is van het vrij verkeer van werknemers. Voldoende aannemelijk is daarom dat het recht op gelijke behandeling van EU-werknemers zich ook uitstrekt tot de beoefening van amateursport. Mede in aanmerking wordt genomen dat sportbeoefening en ontwikkeling uitdrukkelijk onderwerp is van het VWEU. Artikel 165 VWEU ziet (mede) op sportbeoefening, waaronder ook amateursport, en bepaalt onder meer dat de EU erop is gericht om de Europese dimensie van sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen.

Algemene wet gelijke behandeling

4.13. De voorzieningenrechter overweegt voorts, met aanvulling van rechtsgronden, dat (ook) op grond van artikel 7 lid 1 Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) onderscheid op basis van nationaliteit verboden is bij het aanbieden van of verlenen van toegang door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van welzijn. Blijkens de parlementaire geschiedenis (Tweede Kamer 1990-1991 22014, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 21) vallen sportinstellingen onder het begrip “instellingen die werkzaam zijn op het gebied van …. welzijn”. Op grond van artikel 2 lid 5 Awgb geldt het verbod van onderscheid op grond van nationaliteit alleen niet indien het onderscheid is gebaseerd op algemeen verbindende voorschriften of geschreven of ongeschreven regels van internationaal recht en in gevallen waarin de nationaliteit bepalend is. Laatstgenoemde categorie wordt dwingend ingevuld door artikel 3 van het Besluit gelijke behandeling, dat inhoudt dat onderscheid op grond van nationaliteit (alleen) mag worden gemaakt, indien het onderscheid ziet op (kort gezegd) het nationale team. Zoals hiervoor reeds is overwogen is van die situatie in dit geval geen sprake.

Slotsom

4.14. Geconcludeerd wordt dat voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de Regeling buitenlanders wegens strijd met hoger recht buiten toepassing moet blijven. Het besluit van de KNBSB van 31 mei 2013 kan in dat geval niet in stand blijven.

4.15. Terrasvogels c.s. vordert schorsing van dat besluit totdat de procedure bij de Geschillencommissie is afgerond dan wel totdat in de bodemprocedure is beslist. Laatstgenoemde vordering is niet toewijsbaar, omdat bij toewijzing daarvan aan het door de Geschillencommissie te geven advies en de nadere beslissing van het bestuur van de bond geen betekenis meer kan toekomen. Op het moment dat het bestuur van de KNBSB, na ontvangst van en in ogenschouw nemende het advies van Geschillencommissie, op het beroep van Terrasvogels c.s. beslist, ontstaat een nieuwe situatie. Er bestaat geen aanleiding om op die nieuwe, nu nog onzekere situatie vooruit te lopen. De gevorderde schorsing zal daarom worden toegewezen totdat de procedure bij de Geschillencomissie is afgerond oftewel totdat het bestuur van de KNBSB op het beroep van Terrasvogels c.s. (opnieuw) heeft beslist.

4.16. De KNBSB heeft gewezen op de gevolgen van een toewijzing van de vordering, namelijk de complicaties die zullen optreden wegens het strakke speelschema. Gelet op het feit dat de schorsing zal worden uitgesproken alleen voor de duur van de procedure bij de Geschillencommissie en mede in aanmerking genomen dat de KNBSB het in haar macht heeft om na ontvangst van het advies van de Geschillencommissie zo spoedig mogelijk een nieuw besluit te nemen, is onvoldoende aannemelijk geworden dat de gevolgen voor de organisatie van de competitie zo ingrijpend zijn dat dit belang aan de zijde van de KNBSB zwaarder moet wegen dan het belang van Terrasvogels c.s. bij de gevorderde schorsing, te weten haar belang bij het (vooralsnog) niet hoeven spelen van in elk geval de eerste twee, op zeer korte termijn door de KNBSB geplande over te spelen wedstrijden.

4.17. De gevorderde veroordeling om [eiseres sub 2] toe te laten tot de wedstrijden als catcher is eveneens toewijsbaar voor de periode tot aan het moment dat de procedure bij de Geschillencommissie is voltooid.


5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. schorst het besluit van het bestuur van de KNBSB van 31 mei 2013 …
5.2. veroordeelt de KNBSB om [eiseres sub 2] toe te laten tot deelname aan de dubbelwedstrijden in de competitie hoofdklasse softbal in de positie van catcher in alle wedstrijden, totdat het bestuur van de KNBSB, na ontvangst van en in ogenschouw nemende het advies van de Geschillencommissie, op het beroep van Terrasvogels c.s. heeft beslist,

Auteursrechtconflict vereniging en voorzitter

Rb. Gelderland 17 mei 2013  ECLI:NL:RBGEL:2013:1367 (Eiser / Amateur Wijnmakers)

De voorzitter stelt een boek samen (bewerkt cursusmateriaal tot boek), in het kader van de activiteiten van de vereniging. Conflict over auteursrecht.

Vonnis in kort geding van 17 mei 2013 in de zaak van
[voornaam] [eiser], eiser in conventie, tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE VAN AMATEUR WIJNMAKERS- EN BIERBROUWERS GILDEN,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
2. [gedaagde] – [.],

Partijen zullen hierna [eiser], de Federatie en [gedaagde] genoemd worden.

2 De feiten in conventie en voorwaardelijke reconventie
2.1.
De Federatie is een vereniging die blijkens haar statuten tot doel heeft ‘het behartigen van de belangen van de leden op het gebied van het zelf maken van wijn, het zelf brouwen van bier en het zelf bereiden van likeur als vrijetijdsbesteding, dit te bevorderen als vrijetijdsbesteding, zulks uitsluitend voor huishoudelijk gebruik’. In dit kader leiden ervaren keurmeesters andere aspirant-keurmeesters op, met name op het gebied van het maken van wijn en likeur.
2.2.
[gedaagde] is bestuurslid van de Federatie.
2.3.

[eiser] is een wijnmaker. Hij is van november 2000 tot het voorjaar van 2010 voorzitter geweest van de Federatie.
2.4.

Als productie 3 heeft [eiser] in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘Wijnmaken en beoordelen voor amateurs, samengesteld door [voornaam] [eiser], uitgave maart 2012’ (hierna: de uitgave van maart 2012). Onderaan elke pagina van deze uitgave staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘samengesteld door [voornaam] [eiser]’.
2.5.

[eiser] verkoopt de uitgave van maart 2012 voor € 18,00 per hard-copy exemplaar.
2.6.

Bij e-mail van 18 december 2012 heeft de heer J. [betrokkene 1] van de Federatie (hierna: [betrokkene 1]) het stuk met als tekst op het titelblad ‘Wijnmaken en beoordelen, FAWBG, Voor amateurs, samengesteld door cursisten en gildeleden van de FAWBG, jaargang 2012’ als pdf-bestand met de titel ‘Boek FAWBG – Tinus – inhoud – 3e aanpassing okt 2012.pdf’ aan [eiser] en 37 andere geadresseerden toegezonden. Onderaan elke pagina van dit stuk, dat hierna zal worden aangeduid als ‘de uitgave van oktober 2012’, staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘samengesteld door cursisten en gildeleden van de FAWBG’
2.7.
De hiervoor genoemde uitgave van oktober 2012 had [gedaagde], nadat zij deze had doorgestuurd gekregen van de heer T. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), bij e-mail van 23 november 2012 aan [betrokkene 1] doorgestuurd, met de opmerking:
[betrokkene 1], Hier bij alvast het boek voor de likeurkeurmeesters. Je kunt het doorsturen aan alle keurmeesters op je lijst.
2.8.
Bij e-mail van 18 december 2012 heeft [eiser] onder meer het volgende bericht aan de heer P.H.J. [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), de heer G.J. [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]) en [gedaagde], allen bestuurslid van de Federatie:
Wie schetst mijn verbijstering dat de FAWBG het door mij samengestelde boek “Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs” heeft gekopieerd en digitaal beschikbaar stelt. Ik heb 6 jaar aan dit boek gewerkt, en nu wordt dit klakkeloos gekopieerd, zelfs zonder bronvermelding.

(…)
Het boek kost in gedrukte vorm 18 euro en kan normaal via mij worden besteld. Ik heb dit in september j.l. tijdens een presentatie aan het gilde in Ede ook nog aan uw cursusleider mevrouw [gedaagde] meegedeeld.
Ervan uitgaand dat de federatiegilden samen 1.200 leden tellen en het boek ook via via ter beschikking komt van het Wijngaardeniersgilde ook een dergelijk aantal, is de schade die ik hierdoor oploop snel 43.000 euro.
Dank u wel FAWBG!
Hierdoor stel ik de FAWBG aansprakelijk voor deze schade.
Ik vraag geen betaling voor 6 jaar werk, maar een tegemoetkoming van 20.000 euro voor deze illegale actie van de FAWBG.
Het vermelde bedrag ontvang ik graag voor 31 januari 2013 op mijn bankrekening (…).
Mocht de FAWBG hieraan niet voldoen, dan zal ik helaas genoodzaakt zijn bij de bevoegde rechtbank een procedure tegen de FAWBG, waarvan u de wettelijk vertegenwoordiger bent, aan te spannen.
2.9.

Eveneens op 18 december 2012, na voormelde e-mail van [eiser], heeft [betrokkene 2] het volgende bericht aan (nagenoeg) dezelfde personen als hiervoor onder 2.6 genoemd:
Het boek ‘Wijnmaken en beoordelen’ wat [betrokkene 1] jullie per circulaire rondgestuurd heeft, is niet de laatste editie. [.]heeft zich kennelijk vergist. De laatste editie is van 24 november 2012. Hierbij stuur ik jullie deze uitgave. Het pdf-bestand is niet beveiligd. Je kunt er dus gewoon uit kopiëren en elders plakken. Kan wel eens toepasselijk zijn. Gooi de uitgave van oktober maar weg. Daar staan een aantal fouten in.
Er staan wel nog onvolkomenheden in ons boek, daarom wil ik het in de toekomst ook gaan herschrijven c.q. wijzigen en/of aanvullen. Tijdens het digitaliseren ben ik nog zaken tegengekomen die fout, onvolledig of achterhaald zijn. Met name in de hoofdstukken 7 t/m 12. Her en der zijn er al aanpassingen en toevoegingen gedaan. (zie o.a. hoofdstuk 8, 17 en bijlage 12). Zeer zeker zullen jullie tijdens het lezen nog meer gebreken aantreffen c.q. ergens vinden. Je kunt ze altijd noteren en mij doormailen, dan controleer ik of die al in mijn notities voorkomen.
2.10.
Bij brief van 22 december 2012 heeft [betrokkene 3] namens de Federatie onder meer het volgende aan [eiser] bericht:
Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 18 december 2012 deel ik u hierbij het volgende mede:
(…)
Samenvatting
De inleiding van het gedigitaliseerde en geactualiseerde lesmateriaal is onverkort uit de oude versie overgenomen, inclusief uw naam onder de tekst.
Het opzetten van de commissies “Opleidingen en Kennis Centrum” en “Keurmeesterszaken en -Educatie” heeft plaatsgevonden in de periode dat u voorzitter van de federatie was. Het was aan de commissie Keurmeesterszaken en –Educatie opgedragen het lesmateriaal te ontwikkelen c.q. te verbeteren.
Uw bijdrage aan het tot stand komen van lesmateriaal voor de federatie is van grote waarde geweest en werd ook steeds zeer gewaardeerd.
Helaas heeft zich bij u de gedachte geworteld dat door uw sturende en coördinerende werkzaamheden ook het intellectueel eigendom aan u toebehoorde.
Het spijt het bestuur van de FAWBG zeer, dat u na een jarenlange zeer constructieve en collegiale samenwerking op deze wijze reageert.
Ondanks het feit dat het auteursrecht duidelijk bij de FAWBG ligt heb ik vooralsnog niet het voornemen om de inkomstenderving van de cursusboeken die u voor eigen rekening hebt verkocht op u te verhalen, voornamelijk vanwege het geringe aantal wat verkocht is.
Conclusie
De FWBG erkent uw vordering niet en wijst deze af op grond van bovenstaande argumenten.

2.11. Bij brief van 22 februari 2013 heeft (een kantoorgenoot van) de advocaat van [eiser] de Federatie en alle individuele bestuursleden gesommeerd om – kort gezegd – iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiser] te staken en gestaakt te houden.
2.12. In reactie hierop heeft [betrokkene 4] namens het bestuur van de Federatie bij brief van 25 februari 2013 aangegeven dat de Federatie het oneens is met de stellingname in de brief van 22 februari 2013 en dat zij niet is genegen aan de in die brief verwoorde eisen tegemoet te komen.
2.13. Bij brief van 23 april 2013 heeft de advocaat van de Federatie [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door de Federatie geleden en te lijden schade wegens het zonder toestemming en derhalve onrechtmatig verkopen, althans ter beschikking stellen van een boek, althans (digitale) uitgave getiteld ‘Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs’. Tevens heeft hij [eiser] gesommeerd iedere inbreuk op de aan de Federatie toebehorende auteursrechten op het cursusboek te staken en gestaakt te houden.

2.14. De Federatie en [gedaagde] hebben als productie 1 in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘FAWBG, Federatie van Amateur Wijnmakers-/ likeurbereiders- en Bierbrouwersgilden, cursus Wijnmaken en wijn beoordelen, geheel herziene uitgave (oktober 2006)’. Onderaan elke pagina van dit stuk, dat hierna zal worden aangeduid als ‘de uitgave van oktober 2006’, staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘© [voornaam] [eiser]’. Hoofdstuk 1 van de uitgave van oktober 2006 luidt voor zover van belang als volgt:
“Er is al veel geschreven over wijn proeven, wijn beoordelen en wijn maken (…)

Inzichten zijn veranderd. Materialen en technieken zijn verbeterd.
Dat is gelukkig een doorgaand proces.
Daarom besloot ik iedere les degelijk voor te bereiden aan de hand van allerlei beschikbare documenten en deze aan de groep cursisten te verstrekken. Gelukkig kwam het daarbij telkens weer tot aangename discussies en een uitwisseling van informatie, aan de hand waarvan de inhoud weer werd aangepast.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en is uit allerlei bronnen verdere informatie ingewonnen en verwerkt in het ‘oude’ manuscript. Vervolgens is gekozen voor een nieuwe indeling van deze uitgave. In eerste instantie wordt het wijnmaken uitgebreid behandeld en alle fouten die daarbij kunnen voorkomen. Vervolgens komen het proeven en beoordelen in al hun facetten aan de orde.

[voornaam] [eiser]
[woonplaats], oktober 2006  “
2.15. Verder hebben de Federatie en [gedaagde] als productie 2 in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘F.A.W.B.G., Federatie van Amateur Wijnmakers-/ likeurmakers- en Bierbrouwersgilden (in Nederland), wijnmaken voor gevorderden, uitgave maart 2007’ (hierna: de uitgave van maart 2007).
2.16. Ten slotte hebben de Federatie en [gedaagde] als productie 3 in het geding gebracht het voorblad van een stuk met als tekst op het titelblad ‘wijnmaken en beoordelen voor amateurs, samengesteld door [voornaam] [eiser], oktober 2007’ (hierna: de uitgave van oktober 2007).

3 Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert na vermindering van eis bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat:

Voorts vordert [eiser] dat de Federatie en [gedaagde] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. Ten slotte vordert [eiser] dat op basis van artikel 1019i Rv wordt bepaald dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt vier maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij maker van het werk ‘Wijnmaken en beoordelen voor amateurs’ was en is. Het auteursrecht kwam en komt dan ook enkel aan hem toe. De Federatie heeft in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 1 juncto artikel 12 van de Auteurswet (hierna: Aw), aangezien zij het werk van [eiser] (althans een bewerking daarvan) zonder toestemming van [eiser] bij e-mail van 18 december 2012 heeft openbaar gemaakt en verveelvoudigd. Daarnaast heeft de Federatie in strijd gehandeld met de persoonlijkheidsrechten van [eiser] als bedoeld in artikel 25 Aw. Zij heeft immers het werk openbaar gemaakt zonder [eiser] aan te duiden als maker daarvan en in plaats daarvan op iedere pagina van het werk ‘cursisten en gildeleden van de FAWBG’ als maker aangeduid. Als gevolg van deze inbreuken heeft de Federatie ook onrechtmatig gehandeld jegens [eiser], ten gevolge waarvan [eiser] schade lijdt en heeft geleden. [gedaagde] heeft het werk vanaf haar persoonlijke e-mailadres verveelvoudigd en openbaargemaakt aan [betrokkene 1], met het verzoek om voor verdere verveelvoudiging en openbaarmaking van het werk zorg te dragen. Daarmee heeft zij zelfstandig onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] door inbreuk te maken op zijn intellectuele eigendomsrechten.

in voorwaardelijke reconventie
3.3.
De Federatie vordert in voorwaardelijke reconventie, namelijk uitsluitend indien en voor zover zou worden geoordeeld dat de Federatie auteursrechthebbende is van de litigieuze uitgave, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat:
1. [eiser] wordt geboden iedere inbreuk op de aan de Federatie toebehorende auteursrechten

3.4. De Federatie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de uitgave ‘Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs’ van [eiser] van maart 2012 vrijwel identiek is aan het cursuboek uit 2006 van de Federatie en ook vrijwel identiek is aan de uitgave ‘Wijnmaken voor Gevorderden’ uit maart 2007 van de Federatie. [eiser] verkoopt zijn uitgave voor € 18,00 per stuk, doch zonder dat de Federatie haar auteursrechten heeft overgedragen, of als licentiegever een licentieovereenkomst met [eiser] heeft gesloten. Aldus heeft [eiser] inbreuk gemaakt op de auteursrechten van de Federatie.

in conventie en voorwaardelijke reconventie
3.5. De Federatie, [gedaagde] en [eiser] voeren op de vorderingen van de ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.

4 De beoordeling
in conventie
4.1. Anders dan de Federatie en [gedaagde] stellen, vloeit het spoedeisend belang van de vorderingen van [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate voort uit de stellingen van [eiser].
4.2. Bij de hierna te bespreken stellingen van partijen neemt de voorzieningenrechter de uitgave van oktober 2006 (productie 1 van de Federatie en [gedaagde]) tot uitgangspunt. Deze uitgave is van de overgelegde uitgaven de oudste. Alle latere uitgaven zijn slechts een afgeleide van de uitgave van oktober 2006 en/of borduren daarop voort. Voldoende aannemelijk is namelijk geworden dat de inhoud van die latere uitgaven in grote mate overeenstemt met de inhoud van de uitgave van oktober 2006. Dit geldt ook voor de uitgave van maart 2007, zij het in mindere mate dan de overige uitgaven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, maken de aanpassingen, aanvullingen en/of wijzigingen in de latere uitgaven niet dat er nieuwe, zelfstandige werken in de zin van de Auteurswet tot stand zijn gekomen. Het betreft telkens niet meer dan nieuwe edities van het oorspronkelijke werk uit 2006.
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de uitgave van oktober 2006 moet worden aangemerkt als werk in de zin van de Auteurswet en dat zij uit dien hoofde bescherming geniet, zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat.
4.4. Partijen verschillen wel van mening over de vraag wie als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 moet worden aangemerkt. De Federatie en [gedaagde] doen in dit verband een beroep op artikel 8 Aw. Ingevolge dit artikel wordt een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap, wanneer zij een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, als de maker van dat werk aangemerkt, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
4.5. Volgens de Federatie en [gedaagde] heeft de Federatie de uitgave van oktober 2006 als van haar afkomstig openbaar gemaakt zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. De naam van de Federatie staat immers pontificaal, zowel afgekort als in zijn geheel uitgeschreven, op de omslag van de uitgave, direct onder het logo van de Federatie. De naam van [eiser] ontbreekt hier, terwijl de omslag de enige plaats is waar een eventuele – relevante – vermelding van een natuurlijk persoon zou kunnen staan. Aldus, zo stellen de Federatie en [gedaagde], is er geen sprake van vermelding van enig natuurlijk persoon als maker en dient de Federatie als maker en daarmee als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 te worden aangemerkt.
4.6. Dit betoog faalt. De vermelding van een natuurlijk persoon als maker van een werk kan ook op andere wijze dan door vermelding van de naam van die persoon op de omslag van dat werk plaats hebben. In het onderhavige geval staat onderaan elke pagina van de uitgave van oktober 2006 in de voettekst vermeld: ‘© [voornaam] [eiser]’. Het vermelden van het zogenaamde copyright symbool in combinatie met de naam van [eiser] kan moeilijk anders worden begrepen dan als aanduiding dat [eiser] de maker van het werk is. Bovendien is het voorwoord/de inleiding van de uitgave van oktober 2006 van de hand van [eiser]. Hij schrijft hierin onder meer dat bij de voorbereiding van de lessen voor de opleiding van enthousiaste wijnmakers tot FAWBG-wijnkeurmeester, die hij in het seizoen 2004/2005 samen met[betrokkene c] heeft gegeven, duidelijk werd dat het cursusmateriaal in de vorm van boeken niet meer alle gewenste informatie bevatte. [eiser] vervolgt: “Daarom besloot ik iedere les degelijk voor te bereiden aan de hand van allerlei beschikbare documenten en deze aan de groep cursisten te verstrekken. Gelukkig kwam het daarbij telkens weer tot aangename discussies en een uitwisseling van informatie, aan de hand waarvan de inhoud weer werd aangepast. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is uit allerlei bronnen verdere informatie ingewonnen en verwerkt in het ‘oude’ manuscript. Vervolgens is gekozen voor een nieuwe indeling van deze uitgave. In eerste instantie wordt het wijnmaken uitgebreid behandeld en alle fouten die daarbij kunnen voorkomen. Vervolgens komen het proeven en beoordelen in al hun facetten aan de orde”.
4.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande in voldoende mate aannemelijk geworden dat [eiser] als maker van de uitgave van oktober 2006 is vermeld. Dat [eiser] niet als zodanig op de omslag is genoemd, maakt dit dus niet anders. Dit betekent dat de Federatie niet op grond van artikel 8 Aw als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 kan worden aangemerkt.
4.8.
Met het voorgaande is evenwel niet gezegd dat [eiser] de enige maker en auteursrechthebbende is van de uitgave van oktober 2006. De enkele naamsvermelding met een copyright symbool in de voettekst is daarvoor in ieder geval niet doorslaggevend. Er zijn klemmende aanwijzingen dat anderen – leden van de Federatie – ook delen van de tekst van de uitgave van oktober 2006 hebben verzorgd. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband in de eerste plaats naar de door de Federatie en [gedaagde] in het geding gebrachte verklaringen (zie productie 5).

Dit betreft allereerst een verklaring van [gedaagde] zelf, onder meer inhoudende:
Hierbij verklaar ik, [.][gedaagde], dat de teksten die ik heb gemaakt en aan [voornaam] [eiser], destijds voorzitter van de FAWBG, heb aangeleverd waren bedoeld om het lesmateriaal voor de opleiding van wijnkeurmeesters te maken en actueel te houden. [voornaam] [eiser] verzamelde die teksten namens de FAWBG, in opdracht van de Algemene Vergadering. (…) Ik heb nooit geweten dat deze teksten zouden worden gebruikt in een boek wat [voornaam] [eiser] als privépersoon zou uitgeven. Als ik dat zou hebben geweten zou ik hem nooit toestemming hebben gegeven mijn teksten te gebruiken. Ik behoud het auteursrecht van mijn teksten in de Hoofdstukken 8: Alcohol en reststoffen, 9: Ziekten en Gebreken, 13: Proeven en keuren nadrukkelijk voor.

4.9. Naast deze verklaringen valt te wijzen op de uitgave van maart 2007 (productie 2 van de Federatie en [gedaagde]), die, zoals hiervoor reeds is overwogen, een afgeleide is van de uitgave van oktober 2006 en/of daarop voortborduurt. Hierin is geen copyright symbool met de naam [voornaam] [eiser] opgenomen. Bovendien is in deze uitgave onder het kopje ‘verantwoording’ onder meer vermeld:
Bij de opzet van dit werk is door de OKC-redactie aan alle lesgevers verzocht om een hoofdstuk of een deel daarvan voor hun rekening te nemen.
Voor zover dit haalbaar is gebleken, worden daarom de samenstellers / schrijvers op de INHOUD-bladen vermeld. Ere wie ere toekomt!
De onderwerpen van deze gevorderdenstof zijn door alle aanwezigen van een lesgeverbijeenkomst aangereikt, verzameld en uitgewerkt. Bovendien is, evenals bij de beginnerscursus, het cursusmateriaal van diverse gilden gebruikt, voor zover dat bruikbaar was voor deze cursus.
(…)
De lesgevers die op verschillende manieren een inbreng hadden bij het tot stand komen van de gevorderdenlessen wil het OKC graag met hun naam vermelden, dit waren:
(volgt per hoofdstuk vermelding van namen, waaronder hier en daar ook die van [eiser]; de voorzieningenrechter)
Dank aan allen die meehielpen aan het tot stand komen van dit werk!
De redactie van het OKC.
4.10.
Vooralsnog kan gelet op de hiervoor genoemde verklaringen en de uitgave van maart 2007 niet worden aangenomen dat [eiser] de enige maker en auteursrechthebbende is van de uitgave van oktober 2006.
4.11. Niettegenstaande het mogelijke auteursrecht van [eiser] op de uitgave van oktober 2006 op grond van het zogenaamde ‘verzamelauteursrecht’ van artikel 5 Aw, heeft de Federatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een gebruiksrecht heeft met betrekking tot de uitgave van oktober 2007, die de Federatie in 2012 heeft gedigitaliseerd en geactualiseerd en bij e-mail van 18 december 2012 heeft verspreid. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.12.
Uit de door de Federatie in het geding gebrachte stukken, met name productie 4, kan worden afgeleid dat in november 1999 de doelstellingen van de Federatie zijn geherformuleerd, waarna deze in de periode november 1999 tot en met november 2000 door het toenmalige interim-bestuur zijn uitgewerkt en vastgelegd in een notitie. [eiser] maakte deel uit van dit interim-bestuur en heeft ook meegewerkt aan bedoelde notitie. Ook blijkt daaruit dat als een belangrijk speerpunt van de geherformuleerde doelstellingen werd aangemerkt het opleiden en bewaken van de kennis en vaardigheden van de wijnkeurmeesters. In november 2000 is de notitie besproken tijdens de algemene ledenvergadering en heeft het nieuwe bestuur onder voorzitterschap van [eiser] de aanbeveling van het interim-bestuur overgenomen om werkgroepen voor keurmeesterzaken en educatie in te stellen. Dit heeft geresulteerd in het instellen van de commissies ‘Opleidingen en Kennis Centrum’ en ‘Keurmeesterzaken en -Educatie’. Een expliciete verantwoordelijkheid van laatstgenoemde commissie was het ontwikkelen en het actueel houden van lesmateriaal, bestemd om keurmeesters op te leiden conform de opleidingseisen van de Federatie. In dit verband zijn uiteindelijk ook de uitgave van oktober 2006 en de verschillende daarvan afgeleide uitgaven tot stand gekomen.
4.13.
Verder is van belang dat de verschillende uitgaven ter beschikking hebben gestaan van de Federatie. Dit volgt in de eerste plaats uit een aantal notulen van de algemene ledenvergadering van de Federatie. Zo is in de notulen van 29 maart 2008 onder het kopje ‘nieuws uit de diverse commissies’ opgenomen: “het cursusmateriaal over het wijnmaken voor beginners en gevorderden is beschikbaar. De aanpassingen zullen per nieuwsbrief verstuurd worden aan de lesgevers die deze informatie kunnen verwerken in het cursusmateriaal”(productie 7 van de Federatie). Ook in de notulen van 28 maart 2009 is onder het kopje ‘terugblik 2008’ opgenomen dat “het cursusmateriaal voor diverse opleidingen beschikbaar is voor leden” (productie 8 van de Federatie). In de notulen van 26 maart 2011 is onder het kopje ‘nieuws uit de diverse commissies’ opgenomen: “alle commentaren zijn verwerkt en het nieuwe cursusboek is inmiddels klaar en beschikbaar voor de leden” (productie 15 van de Federatie). In de tweede plaats volgt dit uit een e-mail van [eiser] van 17 november 2011. Hierin schrijft hij onder meer aan een aantal (bestuurs)leden van de Federatie (productie 10 van de Federatie): “Piet meldde dat de FAWBG een en ander zelf ging doen, maar wilde wel graag over powerpointpresentaties e.d. kunnen beschikken. Die hebben we niet, omdat we altijd de cursussen interactief m.b.v. flipovers deden. Wel kan de federatie over het door ons samengestelde boek ‘wijnmaken en beoordelen voor amateurs’ beschikken”.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de uitgave van oktober 2006 in opdracht van de algemene ledenvergadering van de Federatie tot stand is gebracht door [eiser] (al dan niet) tezamen met anderen in het kader van het nieuw leven inblazen van door de Federatie aan aspirant wijnkeurmeesters te geven cursussen, welke uitgave daarna telkens is geactualiseerd en beschikbaar gebleven voor de Federatie. In het kader van dit kort geding is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat er aldus sprake is geweest van een (stilzwijgende) overeenkomst van opdracht tussen de Federatie en [eiser] (en de andere leden van de Federatie die aan de tot stand brenging van het werk hebben meegewerkt). De Federatie en [gedaagde] hebben in dit verband terecht zich erop beroepen dat de Federatie in zo’n geval ook usantiële gebruiksbevoegdheden toekomen, die [eiser] heeft te dulden. Meer specifiek gaat het hier om de bevoegdheid van de Federatie tot het (digitaal) verstrekken van de uitgave van oktober 2007 (of een daarvan afgeleide actuelere versie) als leerboek en naslagwerk ter ondersteuning van de cursussen die de Federatie geeft aan aspirant wijnkeurmeesters. Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden betreft dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter een gebruik waartegen [eiser] niet handhavend kan optreden.
4.15.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen, omdat ook indien hij (mede) auteursrechthebbende is, hij het hiervoor bedoelde gebruik door de Federatie moet dulden. In het midden kan verder blijven wat precies de positie van [gedaagde] is (geweest). In ieder geval moet worden aangenomen dat zij uitsluitend heeft gehandeld als bestuurslid van de Federatie.
..

in voorwaardelijke reconventie
4.17.

In conventie is overwogen dat de Federatie niet op grond van artikel 8 Aw als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 kan worden aangemerkt. Daarmee is de voorwaarde waaronder de onderhavige vorderingen zijn ingesteld, niet vervuld, zodat deze vorderingen geen (verdere) bespreking behoeven. Aangezien de vorderingen in voorwaardelijke reconventie ten nauwste samenhangen met die in conventie is er mede gezien het voorwaardelijke karakter geen grond voor een aparte proceskostenveroordeling in reconventie.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,