Ruzie (50plus)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9236

De zaak wordt gedomineerd door interne tegenstellingen binnen het bestuur van de politieke partij, de vereniging 50Plus. [naam 1] en [naam 2] aan de ene kant en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de andere kant hebben ieder voor zich getracht alleenheerschappij binnen de vereniging te krijgen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben [naam 1] op non-actief gesteld als bestuurslid. [naam 2] heeft zich geschaard aan de zijde van [naam 1] . [naam 1] en [naam 2] hebben getracht een ledenvergadering te beleggen waarin getracht is [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te ontslaan als bestuurders. Dit kort geding spitst zich toe op de vraag of [naam 1] en [naam 2] toegang moeten krijgen tot het partijbureau en tot de administratie en informatie van het bestuur.

Het verenigingsrecht kent als uitgangspunt een collegiaal bestuur. De statuten kunnen, zoals hier het geval is, kwaliteiten toekennen aan sommige bestuursleden (voorzitter, vice-voorzitter, penningmeester en secretaris) waarmee bepaalde taken primair worden toebedeeld aan individuele leden maar dat maakt nog niet dat gewone bestuursleden in informatie en zeggenschap achtergesteld kunnen worden bij andere bestuursleden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] menen niettemin niet gehouden te zijn [naam 1] en [naam 2] toe te laten tot de bestuurlijke omgeving omdat zij vrezen voor misbruik van informatie door [naam 1] en [naam 2] waarbij zij wijzen op hun pogingen de algemene vergadering naar hun hand te zetten. Om die reden willen [[gedaagde 1] en [gedaagde 2] ] niet ingaan op het verzoek van [naam 1] en [naam 2] tot inzage in de ledenlijst uit vrees dat door [naam 1] en [naam 2] opnieuw een algemene vergadering bijeen wordt geroepen.

Het (verenigings)recht biedt waarborgen tegen een onbehoorlijke vervulling van bestuurstaken. De ledenvergadering kan gevraagd worden in te grijpen en er kunnen in kort geding ordemaatregelen worden gevorderd. In plaats van die wegen te bewandelen hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich evenals [naam 1] en [naam 2] schuldig gemaakt aan het nemen c.q. uitlokken van maatregelen zonder bevoegdheid daartoe.

Uitgangspunt moet daarom ook thans nog zijn dat het collegiale bestuur waarin ieder lid persoonlijk verantwoordelijkheid draagt voor een behoorlijke functievervulling, gerespecteerd wordt door elk individueel bestuurslid. De voorzieningenrechter zal om die reden de primaire vordering van [naam 1] en [naam 2] toewijzen echter zo gemodificeerd dat daarmee niet de indruk wordt gewekt alsof [naam 1] en [naam 2] exclusieve rechten verwerven met uitsluiting van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] want daarvan kan geen sprake zijn omdat de overige bestuursleden nog in functie zijn.

Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat ondanks de verstoorde verhoudingen, ieder lid gehouden is in open en zakelijke samenwerking met de andere bestuursleden het bestuur te blijven voeren en zich te onthouden van solo-optredens op bestuurlijk vlak.