Dispensatiemogelijkheid in reglement

Deze zaak gaat over het verlenen van dispensatie. Het reglement biedt de mogelijkheid voor dispensatie. Dat is niet vrijblijvend volgens de rechter: de vereniging moet de concrete omstandigheden van het geval afwegen bij het beoordelen van een verzoek om dispensatie.
” Dat er een dispensatiemogelijkheid is opgenomen in het reglement, impliceert dat er situaties denkbaar zijn waarin het algemene belang dat door de 1 april-regeling wordt gewaarborgd, juist níet prevaleert boven andere belangen die meespelen. De Nederlandse Badminton Bond had dus de concrete omstandigheden van het geval moeten onderzoeken: zij had in haar belangenafweging de belangen van [vereniging 1] en [vereniging 2] / [minderjarige] uitdrukkelijk moeten meenemen. Zij heeft dus niet kunnen volstaan met haar visie dat het geschil tussen [vereniging 1] en [vereniging 2] / [minderjarige] is terug te voeren op een geschil over het niveau van indeling en dat zij niet treedt in dat soort geschillen. ” 

ECLI:NL:RBMNE:2018:5525

3.10.

Vast staat dat het reglement geen toetsingskader bevat voor het verlenen van dispensatie van de 1 april-regeling. Partijen zijn het erover eens dat het de Nederlandse Badminton Bond vrijstaat om alle feiten en omstandigheden en belangen van een verzoek om dispensatie te betrekken. De LCW en het Bondsbestuur van de Nederlandse Badminton Bond hebben bij het nemen van de besluiten volstaan met het maken van een algemene belangenafweging. Zij hebben het algemene belang van verenigingen bij handhaving van de 1 april-regeling afgewogen tegen het algemene belang van spelers bij het overstappen naar een andere vereniging na 1 april en daaruit geconcludeerd dat het belang van de verenigingen zwaarder weegt. Het staat de Nederlandse Badminton Bond vrij om de dispensatiemogelijkheid in verband met deze algemene belangen terughoudend toe te passen en het is ook begrijpelijk dat zij dat doet gezien de (onbetwiste) achtergrond van de 1 april-regeling. Deze terughoudende toepassing maakt echter niet dat de Nederlandse Badminton Bond, als een dispensatieverzoek wordt gedaan, kan volstaan met het maken van deze algemene belangenafweging. Dat er een dispensatiemogelijkheid is opgenomen in het reglement, impliceert dat er situaties denkbaar zijn waarin het algemene belang dat door de 1 april-regeling wordt gewaarborgd, juist níet prevaleert boven andere belangen die meespelen. De Nederlandse Badminton Bond had dus de concrete omstandigheden van het geval moeten onderzoeken: zij had in haar belangenafweging de belangen van [vereniging 1] en [vereniging 2] / [minderjarige] uitdrukkelijk moeten meenemen. Zij heeft dus niet kunnen volstaan met haar visie dat het geschil tussen [vereniging 1] en [vereniging 2] / [minderjarige] is terug te voeren op een geschil over het niveau van indeling en dat zij niet treedt in dat soort geschillen. Nu de Nederlandse Badminton Bond niet de concrete omstandigheden en belangen heeft onderzocht en meegewogen, is het aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de LCW en het Bondsbestuur de genomen besluiten niet in redelijkheid hebben kunnen nemen en de besluiten om die reden zal vernietigen.

Royement ongeldig (Noeroel Islam)

Het bestuur van de moskeevereniging royeert 5 leden. Het royement wordt vernietigd: de leden kregen niet de kans hun kant van het verhaal te doen tijdens de ALV over het royement. Het bestuur stuurde ook de brief van de geroyeerde leden niet door naar de ALV. ” Gelet op de grote gevolgen die ontzetting voor [de 5 leden] met zich meebrengt, had het op de weg van de Vereniging gelegen ervoor te zorgen dat het verweer van [de 5 leden] voldoende kenbaar was gemaakt. Door dat niet te doen, heeft de Vereniging zich onvoldoende de belangen van [de 5 leden] aangetrokken en dus in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsplicht gehandeld. Het royement wordt bovendien vernietigd omdat “de Vereniging heeft evenwel in het geheel niet geconcretiseerd welke specifieke bepalingen in statuten, reglementen of besluiten [geopposeerde 1 c.s.] heeft geschonden.”

ECLI:NL:RBDHA:2018:13848

de vereniging
HAAGSE MOSLIM VERENIGING “NOEROEL ISLAM”,
gevestigd te Den Haag,
opposant,

tegen

1[geopposeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [geopposeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [geopposeerde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. [geopposeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. [geopposeerde 5],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerden,

Partijen zullen hierna [geopposeerde 1 c.s.] en “de Vereniging” worden genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 31 januari 2018 met zaak- en rolnummer C09 545563/HA-ZA 18-19 en de daarin genoemde stukken;
  • de verzetdagvaarding van 27 februari 2018 met producties;
  • het tussenvonnis van 28 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 26 juni 2018 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.

Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen over het proces-verbaal schriftelijk kenbaar te maken. Partijen hebben hier geen gebruik van gemaakt.
1.4.

Ter zitting heeft mr. Arslan bezwaar gemaakt tegen de toevoeging aan het procesdossier van de door mr. Eenens nagezonden productie 20 (“concept memorie van grieven”) met daarbij de toelichting op deze productie, omdat hij – anders dan de rechtbank – die stukken pas de dag voorafgaand aan de zitting heeft ontvangen. Meer specifiek heeft hij aangevoerd dat – voor zover die stukken wel aan het procesdossier worden toegevoegd – hij in de gelegenheid wil worden gesteld om op die stukken bij akte te reageren. De rechtbank is van oordeel dat toevoeging van deze stukken niet in strijd met de goede procesorde is. Mr. Arslan heeft erkend dat hij bekend is met dit stuk uit een tussen partijen lopende andere procedure. Reeds om die reden is toevoeging van de stukken niet in strijd met de goede procesorde. Voorts zullen de nagezonden productie niet bijdragen aan de beoordeling in deze procedure. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding mr. Arslan nog te laten reageren op deze stukken.

2De feiten

2.1.

De Vereniging heeft blijkens artikel 3 van de statuten tot doel het bevorderen van godsdienstige, culturele en sociale belangen van moslims en verder van de betrekking met andere gelijksoortige nationale en internationale organen en instellingen, het bevorderen van de studie van de Islam, het prediken, verkondigen en verbreiden van de Islamitische leer, het oprichten en in standhouden van moskeeën, scholen, bibliotheken en bejaardencentra en het bevorderen van goede intergodsdienstige betrekkingen. De Vereniging heeft ongeveer 1.000 leden.

2.2.

[geopposeerde 1 c.s.] zijn lid van de vereniging.
2.3.

De statuten luiden – voor zover hier relevant – als volgt:
“(…)
Artikel 13
Het lidmaatschap gaat verloren door:
1. (…)
d. royering (ontzetting)
(…)
4. Leden wier gedrag in strijd is met deze statuten en de op grond daarvan vastgestelde reglementen kunnen door het bestuur of de Algemene ledenvergadering worden geroyeerd.
(…)
6. Degenen ten aanzien van wie een besluit tot royement is genomen worden ten spoedigste hiervan schriftelijk en met opgaaf van reden(en) door het bestuur in kennis gesteld.
(…)
9. Tegen royement door de Algemene ledenvergadering is geen verzet mogelijk.
(…)
LEDENVERGADERINGEN.
Artikel 17
1. Eénmaal per jaar vóór dertig juni, wordt een gewone Algemene ledenvergadering gehouden, waartoe de leden tenminste vijftien dagen tevoren schriftelijk aan hun bij de vereniging bekende adressen worden bijeengeroepen. De wijze waarop deze vergadering wordt gehouden en de wijze van uitoefening van het stemrecht worden geregeld bij huishoudelijk reglement.
2. De Algemene ledenvergadering stelt het huishoudelijk reglement en andere reglementen vast.
3. In de jaarlijkse Algemene ledenvergadering worden onder meer behandeld:
a. de ingekomen stukken;
b. het verslag over het afgelopen verenigingsjaar;
c. de rekening en verantwoording over het afgelopen verenigingsjaar en de décharge van de penningmeester;
d. de begroting voor het komende verenigingsjaar;
e. voorstellen van het bestuur of van leden van de vereniging, welke tijdig vóór de vergadering bij de secretaris zijn ingediend.
f. verkiezingen, ter voorziening in vacatures.
BUITENGEWONE LEDENVERGADERING.
Artikel 18.
Buitengewone ledenvergaderingen worden gehouden wanneer het bestuur of tenminste vijfentwintig stemgerechtigde leden dit nodig oordelen. In het laatste geval worden de te behandelen punten schriftelijk door de bedoelde leden ingediend bij het bestuur, dat verplicht is binnen één maand na ontvangst daarvan de buitengewone ledenvergadering te beleggen. (…)
Artikel 19.
1. Een ledenvergadering kan alleen besluiten nemen, wanneer tenminste zevenenzestig procent (67%) van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is en slechts over onderwerpen, in de oproeping vermeld.
(…)
2. Is aan de vereisten, genoemd in het eerste lid, niet voldaan, dan beslist een opzettelijk daartoe bijeengeroepen volgende ledenvergadering, welke niet later dan dertig dagen na de eerste vergadering wordt gehouden, met gewone meerderheid van de alsdan uitgebrachte stemmen.
(…)”

2.4.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben meerdere juridische procedures tegen de Vereniging gevoerd. In een procedure die [geopposeerde 1 c.s.] (samen met nog een lid van de Vereniging) in 2016 tegen onder meer de Vereniging aanhangig hebben gemaakt, hebben zij onder meer en voor zover hier relevant gevorderd te verklaren voor recht dat alle besluiten van de Ledenvergadering van de Vereniging en van het bestuur sinds 19 april 2009 nietig en dus non-existent zijn. Aan hun vorderingen in die procedure hebben [geopposeerde 1 c.s.] ten grondslag gelegd dat bij de besluitvorming in de ledenvergaderingen niet het in artikel 19 van de statuten voorgeschreven quorum wordt toegepast, waardoor alle besluiten van de Ledenvergadering – waaronder het besluit tot benoeming van het bestuur – nietig zijn. Daaruit volgde volgens [geopposeerde 1 c.s.] tevens dat het bestuur van de Vereniging niet rechtsgeldig is benoemd.
2.5.

De rechtbank heeft die vorderingen bij vonnis van 14 februari 2018 afgewezen. Daarbij heeft zij geoordeeld dat 1) de quorumeis alleen geldt voor besluiten genomen op Buitengewone Ledenvergaderingen (BLV) van de Ledenvergadering en niet ook voor besluiten op Algemene Ledenvergaderingen (ALV) van de Ledenvergadering, dat de benoeming van het bestuur is geschied bij een ALV, zodat de quorumeis daar niet op zag, en dat 2) het bestuur dus rechtsgeldig is benoemd. Daarnaast hebben [geopposeerde 1 c.s.] in die procedure betoogd dat een huishoudelijk reglement ontbreekt, hetgeen in strijd is met de statuten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het enkel ontbreken van een huishoudelijk reglement niet betekent dat geen verantwoording kan worden afgelegd, aangezien ledenvergaderingen ook kunnen worden georganiseerd zonder dat de regels hiervoor schriftelijk zijn vastgelegd.
2.6.

Bij brief van 11 januari 2017 aan het bestuur van de Vereniging is door 25 leden verzocht een BLV bijeen te roepen met als doel tot een besluit van de Algemene Ledenvergadering te komen waarbij [geopposeerde 1 c.s.] worden geroyeerd als leden van de Vereniging. De brief vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Wij zijn het zat! Uit de nieuwsbrief van januari 2017 hebben wij vernomen dat onze moskee wederom is gedagvaard door dezelfde individuen als voorheen. Al voor de zoveelste keer wordt er een rechtszaak aangespannen tegen onze moskee en het lijkt maar niet op te gehouden. Eerst ging het om de financiële verantwoording (transparantie), nu worden er talloze andere punten bijgehaald in de vorm van een bodemprocedure. De rechter heeft bij het laatste vonnis van 3 maart 2016 de uitspraak gedaan: “Gelet op het karakter van een vereniging kan het niet zo zijn dat [gedaagden] cs en hun medestanders – als minderheid – hun wil aan (het bestuur van) de Vereniging opleggen”. Toch willen zij hiermee doorgaan en onze moskee met onnodig hoge kosten opzadelen. Niet alleen het financiële plaatje om de rechtszaak te bekostigen baart ons zorgen, maar het zorgt ook voor onrust en verdeeldheid in onze gemeenschap. De groep [geopposeerde 1 c.s.] is nu al ruim twee jaar bezig met diverse procedures, waarbij onze moskee in een negatief daglicht wordt gezet.

Verscheidende nieuwsberichten zijn geplaatst waarin onze moskee negatieve aandacht krijgt en er zijn zelfs artikelen verschenen waarin de moskee tot een “haatbunker”, een jihadcommandocentrum en een Mohammedaanse uitvalsbasis is bestempeld. Wij schrikken er erg van dat deze artikelen door één van de eisers op Facebook wordt gedeeld! Onze mooie religie, de Islam, die al vaak genoeg negatief wordt gedragen in de media, wordt door dit soort berichten alleen maar verergerd en de kloof in de samenleving wordt steeds groter gemaakt. En dat is exact het tegenovergestelde van wat wij willen en waar wij ons voor inzetten. En wat nou als de politie of de Gemeenteraad onze moskee wilt sluiten is daar wel eens over nagedacht?

De groep [geopposeerde 1 c.s.]
Alhoewel eisers claimen “met hart en ziel betrokken” te zijn bij de moskee, is dit niet te merken. Zo zijn ze weinig tot niet te bekennen in de moskee. Als ze er zijn, doen ze vaak niet mee aan de gemeenschappelijke gebeden, activiteiten en bijeenkomsten en zijn ze vaak alleen te vinden in het rokershok. Als ze aanwezig zijn is de sfeer gespannen, wordt er gescholden, raken jongeren gedemotiveerd en mensen zijn bang voor hun. Dit kan absoluut niet, en al helemaal niet binnen een moskee!

Opsomming van punten
Misleiding
De groep eisers heeft in aanloop naar de BLV van 28 december 2014 tientallen leden misleid door onder valse informatie handtekeningen te verzamelen. Tijdens de BLV bleek vanuit deze leden dat ze om de tuin waren geleid. Velen hebben vervolgens hun handtekening ingetrokken en zich van de actie gedistantieerd.

Verdeeldheid (fitna)
– Er is een email gestuurd naar meerdere moskeeën in Nederland, waarbij de vereniging wordt beschuldigd van oplichting, fraude en verduistering van zaken. Dit is tot op heden niet aangetoond en zijn enkel aannames. Daarnaast wordt de vereniging beticht van het manipuleren van haar achterban. Dit brengt ernstige schade toe aan de verstandhoudingen tussen de moskeeën en de verschillende gemeenschappen.
– Jongeren worden afgeschrikt om naar de moskee te komen.
– Leden schrijven zich uit.

Samenspanning met geroyeerde leden
De eisers werken samen met leden die een verbod of royement hebben gekregen. Het doel van deze samenwerking is om het bestuur op sluwe wijze naar huis te sturen. Dit is in de BLV van 28 december 2014 aangekaart.

Schade toebrengen aan de moskee
Via social media wordt door de eisers geuit dat onze moskee sprekers toelaat die de waarden van de Nederlandse rechtstaat niet respecteren, die haat zaaien en terrorisme verheerlijken. Dit terwijl deze sprekers duizenden harten verlichten met hun toespraken en lofzangen. Zij wijden hun leven toe aan het uiten van liefde voor onze geliefde Profeet vrede zij met Hem, leven in de weg van Allah en stimuleren mensen om liefdevol en vredig met elkaar om te gaan. dit soort uitlatingen zijn onacceptabel.

Smaad en laster
Er is een krantenbericht verschenen op 23 september 2015 waarin onwaarheden worden vermeld en waarin sprake is van smaad en laster door de groep eisers. Er wordt verondersteld dat er sprake is van shariatribunalen in onze moskee, welke tot op de dag van vandaag nog nooit zijn bewezen. Daarnaast wordt er gesteld dat de moskee overgenomen kan worden door [X] en dat hij de touwtjes in handen heeft. Dit terwijl de moskee een eigendomsakte, een eigen visie, eigen statuten en democratisch gekozen bestuur heeft welke is gekozen door de Algemene Ledenvergadering.

De lijst kan nog aangevuld worden, maar wij denken dat ons punt hiermee al voldoende duidelijk is gemaakt. Heel veel van de handelingen en uitspraken druisen in tegen de Islamitische normen en waarden. Het is een weg van verdeling, van onrustzaaiing, van valselijk beschuldigen, van negativiteit, van het aanwakkeren van een wij-zij cultuur (in de moskee en in de samenleving), van scheldpartijen, van roddelpartijen en van nodeloze hoge kosten die helaas betaald moeten worden vanuit de moskee en daarmee dus vanuit de leden. Dit gaat veel verder dan alleen een vereiste tot transparantie.

Zelfs wanneer eisers in hun gelijk worden gesteld zijn wij, de gemeenschap, uiteindelijk de dupe van de acties van de eisers. De problemen waar wij nu mee te maken hebben, zullen namelijk niet direct verdwijnen en zullen wij zelf moeten oplossen. Voor ons is de maat dan ook vol!

Wij verzoeken u om een BLV te beleggen conform de statuten met als doel om de eisers van de dagvaarding te royeren. Wij vinden dat zij niet passen binnen de Islamitische vereniging Noeroel Islam. Het moet afgelopen zijn met al deze rechtszaken en we willen dat de moskee zich kan gaan richten op de toekomst en zaken waarmee we de moskee en de gemeenschap/samenleving wel verder kunnen helpen.
Conform artikel 18 van de statuten van de vereniging Noeroel Islam wordt dit verzoek aangevraagd, door ons als initiatiefnemers, en hebben hierbij de steun van tenminste vijfentwintig stemgerechtigde leden (zie bijlage).
(…)”

2.7.

Bij brief van 12 januari 2017 heeft het bestuur van de Vereniging aan de leden laten weten dat op de reeds geplande BLV van 18 maart 2017 aan de agenda zou worden toegevoegd de stemming over het royement van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging. Als bijlage is meegezonden de brief van 11 januari 2017 waarin wordt opgeroepen tot dit royement. Bij brief van 19 januari 2017 aan het bestuur hebben [geopposeerde 1 c.s.] gereageerd op dit verzoek tot royement, waarbij zij als bijlage hebben meegezonden een inhoudelijke reactie op het royement. Tevens hebben zij het bestuur verzocht om deze inhoudelijke reactie aan de leden te doen toekomen. Het bestuur heeft aan dit verzoek niet voldaan.
2.8.

Bij de BLV van 18 maart 2017 waren 82 leden aanwezig. De notulen van de BLV vermelden – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
[A] ; ik vraag aan de BLV-aanvragers om hun verhaal te doen.
[B] ; samen met onze achterban hebben wij deze BLV opgeroepen omdat wij het zat zijn keer op keer rechtszaken. Een voorstel voor een minnelijke oplossing is helaas ook niet gelukt. U weet wij staan voor saamhorigheid, respect, naastenliefde maar er is een grens en die is bereikt. Het is nu tijd om vooruit te kijken. Ik sta hier niet alleen maar namens een groep leden van de prachtige vereniging die het zat is dat wij constant negatief in de media zijn, maar vragen wij deze 6 eiser te royeren.
(…)
[A] ; (…) ik wil nu iemand van de eiser uitnodiging om het woord te doen.
[C] ; de besluitvorming waarom? Vanwege de dagvaarding? Of is het de twee [… 1] en [… 2] met hun achterban die dit willen doorzetten? Kan het bestuur leden wegjagen omdat ze kritisch zijn en als er een besluit tot royement is genomen komt er weer een rechtszaak.
[A] ; is er een reactie vanuit de BLV-aanvrager?
[D] ; in antwoordt op de vraag van [… 3] is er een lijst met namen welke in het bezit is van het bestuur. Men heeft getekend van wege de onrust in de moskee en de slechte media-aandacht. Er is niks persoonlijk met jullie als leden we kunnen gerust met elkaar een kopje koffiedrinken. Maar het gaat puur om de handelingen en acties welke in het verleden zijn geuit waarvan wij u zeggen dat deze leden geroyeerd worden vanwege hun acties.
[E] ; als ik het goed begrip vraag u aan ons besluitvorming om de eisers te royeren?
[A] ; niet het bestuur maar de leden vragen dat.
[E] ; dan vraag ik 10 minuten schorsing om overleg te voeren met het bestuur.
[A] ; sorry dat kan niet.
(…)
[C] ; u hebt een verweer brief gehad. U reageert niet. Nu vraag ik mij af hoe u eenzijdig alle besluiten doen. Wat wij ook doen, krijgen wij geen reactie.
(…)”

2.9.

Vervolgens is tot stemming overgegaan. Van de aanwezige leden hebben 48 leden voor royement gestemd, 26 tegen royement en 8 blanco.
2.10.

Onder verwijzing naar artikel 18 van de Statuten heeft op 2 april 2017 een tweede BLV plaatsgevonden, waarbij opnieuw de stemming over het royement van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging op de agenda stond. Bij die BLV waren blijkens de notulen 99 leden aanwezig en hebben van de aanwezigen 61 leden vóór royement gestemd, 36 leden tegen en hebben 2 leden zich onthouden van stemming.
2.11.

De Vereniging heeft bij brieven van 14 april 2017 aan [geopposeerde 1 c.s.] het volgende geschreven:
“(…)
Hierbij delen wij u mede dat in de laatstgehouden Bijzondere Leden Vergadering (BLV) van 2 april 2017 middels meerderheid van de stemmen door de leden is besloten u te royeren als lid van de Haagse Moslim Vereniging (…).
Wij veronderstellen dat u bekend bent met de redenen van het royement. Volledigheidshalve doen wij u bijgaand een kopie van het verzoek tot royement toekomen (bijlage 1) en treft u in de bijlagen (bijlage 2 en bijlage 3) tevens de (concept)verslagen van de BLV’s d.d. 18 maart 2017 en 2 april 2017 aan.

Naast het verzoek tot royement zijn de door de leden genoemde aanvullende redenen o.a.:
– Het feit dat de verzoekers tot royement tot een minnelijke oplossing te komen terwijl u zich echter niet aan de getekende afspraken heeft geconformeerd;
– Het feit dat de leden hebben aangegeven dat de door u herhaaldelijk gehanteerde praktijken (zoals onder andere het aanspannen van rechtszaken en afzien van gemaakte afspraken) binnen de moskee niet tolereerbaar zijn gezien het leidt tot onrust, imagoschade en verdeeldheid binnen de (moskee)gemeenschap. De leden vinden uw handelingen onislamitisch en vinden derhalve dat deze niet passen binnen de vereniging.
(…)”

2.12.

[geopposeerde 1 c.s.] kunnen zich niet verenigen met dit royement. Bij dagvaarding van 15 december 2017 hebben zij onder meer gevorderd dit royement ongedaan te maken. Bij verstekvonnis van 31 januari 2018 zijn de daarop gerichte vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] toegewezen.

3De vordering

3.1.

In de verstekprocedure heeft [geopposeerde 1 c.s.] gevorderd:
  1. te verklaren voor recht dat het besluit van 2 april 2017 van de ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] nietig is. Subsidiair vordert zij vernietiging van dit besluit;
  2. te verklaren voor recht dat het besluit van 2 april 2017 tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] onrechtmatig is;
  3. het bestuur van de Vereniging te verbieden [geopposeerde 1 c.s.] de toegang tot de de ALV’s en BLV’s, de verenigingsactiviteiten, de bijeenkomsten georganiseerd door de Vereniging en de bijeenkomsten georganiseerd door derden binnen de Vereniging te ontzeggen;
  4. het bestuur van de Vereniging te verbieden [geopposeerde 1 c.s.] te beperken in hun rechten uit hoofde van het lidmaatschap van de Vereniging, waaronder begrepen het recht op ledenvergaderingen te spreken, te stemmen en zich verkiesbaar te stellen voor functies binnen de Vereniging;
  5. Het bestuur van de Vereniging te gebieden [geopposeerde 1 c.s.] onverwijld ongehinderd tot de ALV’s, de verenigingsactiviteiten, de bijeenkomsten georganiseerd door de Vereniging en de bijeenkomsten georganiseerd door derden binnen de Vereniging toe te laten en [geopposeerde 1 c.s.] op de gebruikelijke wijze als volwaardig lid van de Vereniging te behandelen;
  6. Een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Vereniging in de proceskosten.
3.2.

De onder 3, 4 en 5 genoemde vorderingen heeft [geopposeerde 1 c.s.] eveneens bij wijze van provisionele vordering in het incident ingesteld.
3.3.

Aan haar vorderingen heeft [geopposeerde 1 c.s.] de navolgende stellingen ten grondslag gelegd.
3.4.

De royementsbesluiten zijn op grond van artikel 2:14 BW nietig dan wel vernietigbaar wegens strijd met de wet en wegens strijd met de statuten. De besluiten lijden aan de volgende formele gebreken:
  1. Het is onbekend wie de stemgerechtigde leden zijn. De ledenadministratie en de administratie waarmee wordt bijgehouden of contributie wordt betaald zijn dusdanig gebrekkig en incompleet, dat het niet mogelijk is om na te gaan wie nu precies lid is, wie toegang heeft tot de ledenvergaderingen en wie daar stemrecht heeft. Zodoende valt niet vast te stellen of degene die voor het royement hebben gestemd, ook daadwerkelijk stemgerechtigd waren.
  2. Op grond van artikel 18 jo. 17 van de statuten dienen de leden voor een ALV of BLV ten minste vijftien dagen van tevoren bijeen te worden geroepen. Dat is niet bij ieder lid gebeurd. Leden worden selectief bijeengeroepen. Niet iedere stemgerechtigde was dus in de gelegenheid om te stemmen.
  3. In strijd met artikel 17 lid 2 jo. artikel 26 lid 1 van de statuten moet er een huishoudelijk reglement worden vastgesteld. Dit is niet gebeurd. Er is geen regeling van vergaderorde, zodat het bestuur en de ledenvergadering kunnen doen en laten wat zij willen en [geopposeerde 1 c.s.] keer op keer buiten spel zetten. Dit maakt de besluiten van het bestuur nietig.
  4. Tijdens de BLV’s van 18 maart 2017 en 2 april 2017 is geen sprake geweest van hoor en wederhoor. [geopposeerde 1 c.s.] zijn tijdens deze BLV’s door het bestuur effectief monddood gemaakt. Daardoor zijn [geopposeerde 1 c.s.] niet in de gelegenheid gesteld hun visie op het voornemen tot royement aan de orde te stellen.
  5. Op grond van artikel 19 van de statuten kan een ALV of een BLV alleen besluiten nemen wanneer ten minste 67% van de stemgerechtigde leden aanwezig is en slechts over onderwerpen in de oproeping vermeld. Indien tijdens de ledenvergadering niet het vereiste quorum kan worden gehaald, dient een tweede vergadering te worden uitgeschreven, waarna met gewone meerderheid van stemmen wordt gestemd. Bij de ALV waarin het bestuur is benoemd, is deze procedure niet gevolgd, zodat de benoemingsbesluiten nietig zijn. Dat betekent ook dat de besluiten die het bestuur neemt nietig zijn. Voorts betekent dat, dat het bestuur de beslissing tot royement van de ALV niet rechtsgeldig kon effectueren.
  6. De notulen van de BLV van 18 maart 2017 zijn niet tijdig ter kennis van de leden gebracht. Evenmin zijn deze in de BLV van 2 april 2017 vastgesteld. Dientengevolge hebben de leden voorafgaand aan de volgende ledenvergadering geen kennis kunnen nemen van de overwegingen op de daaraan voorafgaande ledenvergadering. Er is dus gehandeld in strijd met de statuten, zodat de besluiten tot royement nietig dan wel vernietigbaar is.
  7. [geopposeerde 1 c.s.] zijn in strijd met artikel 13 lid 4 van de Statuten niet ten spoedigste van het de besluiten tot royement in kennis gesteld.
  8. Het gedrag van [geopposeerde 1 c.s.] is niet in strijd met de Statuten, zodat er geen grond voor royement bestaat.
  9. Het besluit tot royement had niet tijdens een BLV maar alleen tijdens een ALV kunnen worden genomen.
3.5.

Bij verstekvonnis van 31 januari 2018 zijn de vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] toegewezen, met uitzondering van de onder 2. gevorderde verklaring voor recht. De provisionele vorderingen zijn wegens gebrek aan belang afgewezen.
3.6.

De Vereniging vordert in het verzet dat het vonnis waartegen verzet is ingesteld te vernietigen en de vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] alsnog af te wijzen.

4De beoordeling

4.1.

Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de Vereniging in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het besluit tot ontzetting (de wettelijke term voor royement) in stand kan blijven. [geopposeerde 1 c.s.] hebben daartoe onder meer betoogd dat het bestuur niet rechtsgeldig is benoemd, aangezien het benoemingsbesluit niet met het vereiste quorum is genomen. Verder hebben [geopposeerde 1 c.s.] zich op het standpunt gesteld dat de besluiten niet geldig zijn omdat er geen huishoudelijk reglement is vastgesteld.
4.3.

Deze betogen hebben [geopposeerde 1 c.s.] ook in de vorige rechtbankprocedure gehouden, met dezelfde onderbouwing. In het vonnis van 14 februari 2018 heeft de rechtbank die betogen reeds verworpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu anders over te denken.
4.4.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben evenwel ook betoogd dat het ontzettingsbesluit dient te worden vernietigd omdat het bestuur ten onrechte heeft nagelaten de brief van [geopposeerde 1 c.s.] – waarin zij zich verweren tegen het verzoek tot ontzetting – onder de leden te verspreiden. Voorts hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de ledenvergadering onvoldoende heeft onderbouwd dat [geopposeerde 1 c.s.] in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging heeft gehandeld of dat zij de Vereniging op onredelijke wijze zou hebben benadeeld. Deze beide betogen slagen. Ter toelichting dient het volgende.
4.5.

Uit artikel 2:35 BW lid 1 BW volgt dat het lidmaatschap van een vereniging onder meer eindigt door ontzetting. De rechtbank stelt voorop dat ontzetting een zwaar middel is. Ontzetting uit het lidmaatschap is een bestraffende vorm van opzegging en kan volgens artikel 2:35 lid 3 BW alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd handelt met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging, of wanneer een lid de Vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Een ontzettingsbesluit kan op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW worden aangevochten wanneer het is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. De rechtbank is van oordeel dat de Vereniging in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld.
Reactie [geopposeerde 1 c.s.] op het verzoek tot ontzetting
4.6.

Het staat vast dat het bestuur de leden van de Vereniging heeft geïnformeerd over het verzoek van een aantal leden tot ontzetting van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het bestuur wist dat [geopposeerde 1 c.s.] zich bij het ontzettingsbesluit niet wensten neer te leggen. Het bestuur heeft immers een brief ontvangen van [geopposeerde 1 c.s.] met daarin hun standpunt op dit verzoek tot ontzetting en het verzoek om dit standpunt te verspreiden onder de leden van de Vereniging. Het bestuur heeft aan dit verzoek niet willen voldoen. Evenmin volgt uit de notulen – waarvan het relevante deel hiervoor onder 2.8 is weergegeven – dat deze leden hun standpunt op de vergadering van 17 maart 2018 voldoende voor het voetlicht hebben kunnen brengen.
4.7.

De rechtbank is van oordeel dat het bestuur zich door de brief – die uit slechts 5 pagina’s bestaat – niet te verspreiden, dan wel door de brief niet op de vergadering van 17 maart 2017 onder de aanwezigen onder de aandacht te brengen – zich onvoldoende de belangen van [geopposeerde 1 c.s.] heeft aangetrokken. Het is evident dat – zo staat tussen partijen ook niet ter discussie – het ontzettingsbesluit grote gevolgen heeft voor [geopposeerde 1 c.s.] Het lidmaatschap van de Vereniging vormt voor [geopposeerde 1 c.s.] een belangrijk onderdeel van hun leefwereld en identiteit. [geopposeerde 1 c.s.] hebben ter zitting toegelicht dat zij al gedurende vele jaren lid zijn van de Vereniging, dat zij opgegroeid zij met de Vereniging en dat familieleden de Vereniging mede hebben opgebouwd. Gelet op de grote gevolgen die ontzetting voor [geopposeerde 1 c.s.] met zich meebrengt, had het op de weg van de Vereniging gelegen ervoor te zorgen dat het verweer van [geopposeerde 1 c.s.] voldoende kenbaar was gemaakt. Door dat niet te doen, heeft de Vereniging zich onvoldoende de belangen van [geopposeerde 1 c.s.] aangetrokken en dus in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsplicht gehandeld.
4.8.

De wijze waarop het ontzettingsbesluit tot stand is gekomen doorstaat de toets van artikel 2:15 lid 1 sub b BW reeds om deze reden niet.
4.9.

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de inhoudelijke argumenten om tot ontzetting te komen – ook met inachtneming van de terughoudendheid waarmee de rechter besluiten als deze op hun inhoud behoort te toetsen (zie HR 2 december 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4702 en HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145 VEB/KLM) – het besluit tot royement niet rechtvaardigen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Strijd met statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging
4.10.

De Vereniging heeft betoogd dat [geopposeerde 1 c.s.] heeft gehandeld in strijd met de statuten, reglementen en besluiten van de Vereniging. De Vereniging heeft evenwel in het geheel niet geconcretiseerd welke specifieke bepalingen in statuten, reglementen of besluiten [geopposeerde 1 c.s.] heeft geschonden. Zulks volgt ook niet uit de brief van 11 januari 2017 waarin wordt opgeroepen tot ontzetting, noch uit de brief van 14 april 2017 gericht aan [geopposeerde 1 c.s.] Voor zover het besluit van de Ledenvergadering is gegrond op de stelling dat [geopposeerde 1 c.s.] in strijd heeft gehandeld met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging, heeft de Vereniging niet in redelijkheid tot dat besluit kunnen komen.
Onredelijke benadeling.
4.11.

De Vereniging heeft zich ter onderbouwing van het ontzettingsbesluit op het standpunt gesteld dat [geopposeerde 1 c.s.] de Vereniging onredelijk heeft benadeeld. Ter toelichting op het besluit tot ontzetting is verwezen naar de brief van 11 januari 2017. Daaruit volgt de volgende onderbouwing:
  • Het aanspannen van juridische procedures;
  • Het verspreiden van nieuwsberichten die de moskee in een kwaad daglicht hebben gesteld;
  • Het misleiden van leden;
  • Het zaaien van verdeeldheid;
  • Het samenspannen tegen het bestuur;
  • Het verspreiden van smaad en laster.
4.12.

De rechtbank is van oordeel dat het aanspannen van juridische procedures op zichzelf beschouwd geen reden tot ontzetting kan zijn. Dat zou immers tot gevolg hebben dat leden onregelmatigheden binnen de Vereniging niet aan de orde zouden kunnen stellen. Het feit dat [geopposeerde 1 c.s.] in het ongelijk zijn gesteld in die procedures maakt dat niet anders. Dit oordeel zou anders kunnen luiden, indien [geopposeerde 1 c.s.] met opzet en tegen beter weten in procedures starten, met als doel de Vereniging op kosten te jagen of in een kwaad daglicht te stellen. Dat de procedures om die reden zijn gestart is evenwel niet gesteld.
4.13.

Verder hebben [geopposeerde 1 c.s.] met klem betwist dat zij nieuwsberichten waarin de Vereniging onterecht in een kwaad daglicht wordt gesteld hebben verspreid, dat zij leden hebben misleid, dat zij verdeeldheid hebben gezaaid en dat zij hebben samengespannen tegen het bestuur en smaad en laster hebben verspreid. [geopposeerde 1 c.s.] heeft toegelicht dat zij transparantie willen bewerkstelligen die naar hun overtuiging ontbreekt. Dat is evenwel evident iets anders dan het verspreiden van smaad en laster. De Vereniging heeft haar stellingen die daarop betrekking hebben niet nader kunnen onderbouwen, ook niet nadat daarover op zitting uitvoerig is doorgevraagd. Het had op de weg van de Vereniging gelegen om met betrekking tot deze punten nadere feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de Vereniging onredelijk is benadeeld. Nu zij dat heeft nagelaten, kan het besluit tot ontzetting ook om die reden niet in stand blijven.
4.14.

De overige door [geopposeerde 1 c.s.] aangevoerde argumenten tot vernietiging behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking.
4.15.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben ook gevorderd te verklaren voor recht dat de besluiten nietig zijn. Die vordering wordt afgewezen. Het ontzettingsbesluit is gebaseerd op de juiste wettelijke gronden, genoemd in artikel 2:35 lid 3 BW, zodat nietigheid niet aan de orde is. In zoverre kan het verstekvonnis van 31 januari 2018 niet in stand blijven.
4.16.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben niet toegelicht welk belang zij hebben bij de gevorderde verklaring voor recht dat de Vereniging onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, dus deze vordering zal worden afgewezen.
4.17.

De slotsom is dat het verstekvonnis van 31 januari 2018 wordt vernietigd, nu de daarin gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering nietig is, ten onrechte is toegewezen. In de plaats van dit oordeel zal de rechtbank oordelen dat het besluit wordt vernietigd. Voor het overige zal dat vonnis in stand worden gelaten, met inbegrip van de proceskostenveroordeling, nu het effect van onderhavig vonnis hetzelfde is als het verstekvonnis, te weten dat het besluit tot royement niet in stand blijft.
4.18.

De Vereniging zal in de proceskosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. Die kosten worden begroot op € 452 (1 punt x tarief II).

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

vernietigt het vonnis dat op 31 januari 2018 onder rolnummer C/09/545563/HA ZA 18-19 bij verstek is gewezen voor zover daarin voor recht is verklaard dat het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] nietig is;
5.2.

verstaat dat het vonnis dat op 31 januari 2018 onder rolnummer C/09/545563/HA ZA 18-19 bij verstek is gewezen voor het overige in stand blijft;
5.3.

vernietigt het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] ;