Reglement (Danssport Bond)

Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2013 
ECLI:NL:RBMNE:2013:2950

Besluit in strijd met reglement. Beleidsvrijheid en beoordelingsvrijheid. Uitleg reglement. Discretionaire bevoegdheid en art. 2:8 BW.

Vonnis in kort geding van 10 juli 2013
in de zaak van
1. de vereniging DANSSPORTVERENIGING D-SYNC’D,
5. de stichting STICHTING OLD FOREST PROMOTION,
tegen de vereniging NEDERLANDSE ALGEMENE DANSSPORT BOND, gedaagde,

Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Old Forest c.s. en gedaagde de bond genoemd worden.


2 De feiten
2.1. Eiseressen zijn rechtspersonen die één of meerdere teams trainen en in de gelegenheid stellen tot het beoefenen van de formatiedanssport: een danssportvorm waarbij teams van in het algemeen 16 dansers tegen elkaar uitkomen in competities.
2.2. Old Forest c.s. is lid van de bond en onderworpen aan de reglementen van de bond.
2.3.  De bond beslist over de uitzending van de dansteams die namens Nederland aan de Europese- en de Wereldkampioenschappen (verder: EK en WK) deelnemen. Op die beslissing zijn het “Uitzendreglement van de Nederlandse Algemene Danssport Bond” (update 30 december 2012), verder te noemen het uitzendreglement, en het “Rankingreglement van de Nederlandse Algemene Danssport Bond” (update 20 december 2012), verder te noemen het rankingreglement, van toepassing.

2.4. In het uitzendreglement is onder meer bepaald:
“Artikel 3 Formatie (…)
7 De winnaar van de Rankinglijst over het afgelopen Dansseizoen zal als eerste vertegenwoordiger van de NADB worden uitgezonden voor deelname aan EK en/of WK. Indien een EK en/of WK plaatsvindt terwijl de serie van grandprixwedstrijden in een Dansseizoen reeds is aangevangen en er dientengevolge nog geen Rankinglijst kan worden vastgesteld, geldt dat de eerste vertegenwoordiger van de NADB wordt bepaald aan de hand van de ranking over de laatste drie grandprixwedstrijden (met inbegrip van het Vierlandentoernooi, maar exclusief het Nederlands Kampioenschap). De Nederlands Kampioen zal als tweede vertegenwoordiger van de NADB worden uitgezonden voor deelname aan EK en/of WK, mits dit formatieteam heeft deelgenomen aan ten minste vier grandprixwedstrijden (met inbegrip van het Vierlandentoernooi, maar exclusief het Nederlands Kampioenschap) in het afgelopen Dansseizoen.
Indien de Nederlands Kampioen ook de winnaar van de Rankinglijst van dat moment is, zal het Formatieteam dat de tweede plaats bezet op de Rankinglijst worden uitgezonden als tweede vertegenwoordiger van de NADB naar EK en/of WK.
(…)
Artikel 4 Toezicht en handhaving
1 Toezicht en handhaving van het Uitzendreglement
De sportdirecteur is verantwoordelijk, tijdens het wedstrijdseizoen, voor het controleren en tot uitvoering brengen van de regelgeving, zoals vastgelegd in het Uitzendreglement. De Topsportcommissie in samenspraak met de Bondscoach heeft te allen tijde het recht van dit reglement af te wijken.”
2.5. In het rankingreglement staat onder meer:
“Artikel 6 Ranking formatieteams (…)
2 Alle grandprixwedstrijden gedurende een Dansseizoen zullen meetellen voor de Rankinglijst. Het Nederlands kampioenschap telt derhalve niet mee voor de Rankinglijst. Het 4-landentoernooi, Beneluxkampioenschap of andere wedstrijden worden aangemerkt als wedstrijd geldig voor de ranking. (…)
6 De Rankinglijst wordt na ieder Dansseizoen opnieuw vastgesteld, waarbij alle Formatieteams bij aanvang van het Dansseizoen op nul beginnen.”

2.6. Na afloop van het dansseizoen 2012 (1 januari 2012 tot en met 31 december 2012) stond Step in Time (team van Stichting Formatie Danssport Step in Time) op de eerste plaats en DSV Old Forest (team van Stichting Old Forest Promotion, verder te noemen: Old Forest) op de tweede plaats van de rankinglijst.
2.7. In het dansseizoen 2013 (vanaf 1 januari 2013) zijn tot op heden twee grandprixwedstrijden gehouden, waarbij Step in Time twee keer op de eerste plaats is geëindigd en DSV Dance Impression (verder te noemen Dance Impression) twee keer op de tweede plaats.
2.8. Bij e-mailbericht van 22 april 2013 heeft de bond aan Old Forest c.s. het volgende meegedeeld:

“Aan de vertegenwoordigers van de Formatie Teams,

Beste mensen,

Allereerst willen wij de Nederlandse Kampioenen van harte feliciteren met het behalen van hun titel. Ook de andere teams gefeliciteerd met het resultaat. Nu gaan we op naar de Europese- en Wereldkampioenschappen. De Topsportcommissie heeft in overleg met de Formatie Commissie en het bestuur van de NADB het volgende besluit genomen.

WK Standaard in Tuymen 28 september 2013
Onder toepassing van artikel 3 lid 7 van het Uitzendreglement van de NADB nomineert de Topsportcommissie de volgende formatieteams voor deelname aan het WK Standaard Formatiedansen 2013:
Step in Time Formation Team
DSV Dance Impression

Step in Time Formation Team is de eerste vertegenwoordiger op grond van het feit dat dit team de winnaar van de ranking is. Indien de winnaar van de ranking tevens de Nederlands Kampioen is, zal het formatieteam dat de tweede plaats bezet op de rankinglijst worden uitgezonden als tweede vertegenwoordiger van de NADB. Step in Time Formation Team is ook Nederlands Kampioen 2013 geworden. DSV Dance Impression bezet de tweede plaats op de rankinglijst. Onder verwijzing naar artikel 6 van het Rankingreglement van de NADB is de relevante rankinglijst die over het dansseizoen dat is begonnen op 1 januari 2013. Daarmee omvat deze de formatiewedstrijden van 12 januari en 23 maart 2013.

De NADB heeft er kennis van genomen dat de interpretatie van de ranking- en uitzendregels niet door iedereen als eenvoudig wordt ervaren. De NADB wijst er in dit verband op dat een andere interpretatie van de regels die zou leiden tot aanwijzing van andere teams, onrecht zou doen aan de actuele krachtsverhoudingen. Alhoewel de NADB van mening is dat zo’n andere interpretatie niet steekhoudend is, spreken wij uit dat in een dusdanig geval de NADB gebruik zou maken van haar bevoegdheid om af te wijken. Ook in dat geval zou de NADB kiezen voor Step in Time Formation team en voor DSV Dance Impression, omdat deze teams op dit moment duidelijk de twee beste teams van Nederland zijn.

(…).


4 De beoordeling
4.1. … Met uitzondering van Old Forest worden eiseressen daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
4.3. Aldus resteert de vordering van Old Forest. De spoedeisendheid van die vordering is voldoende aannemelijk nu beide partijen hebben onderstreept dat de voorbereidingen voor het WK op korte termijn dienen aan te vangen.
4.4. Voor toewijzing van de gevorderde voorziening dient in hoge mate waarschijnlijk te zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.5. Door de bond is verweer gevoerd ten aanzien van de rechtsgrond waar Old Forest haar vordering op baseert. Door de bond is echter niet geconcludeerd dat het Old Forest aan een rechtsgrond ontbreekt. De voorzieningenrechter overweegt omtrent de rechtsgrond(en) van de vordering van Old Forest, en vult die aan voor zover nodig, als volgt.
4.6. De rechtsverhouding tussen de bond en Old Forest, zijnde een vereniging en een lid van die vereniging, wordt beheerst door het rechtspersonenrecht. Uit artikel 2:8 lid 1 BW volgt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
Artikel 2:15 lid 1 sub b en c BW bepalen verder dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon kan worden vernietigd als dat is genomen in strijd met respectievelijk de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW of een reglement.


4.7. In dit geval heeft Old Forest gemotiveerd gesteld dat het besluit in strijd met de reglementen is genomen en daarmee komt de onder sub c genoemde grond voor vernietiging overeen. Aldus dient hier eerst de vraag te worden beantwoord is of in hoge mate aannemelijk is dat het besluit in strijd is met een reglement. De vervolgvraag is, indien de conclusie is dat sprake is van strijd met het uitzendreglement, of in hoge mate aannemelijk is dat gelet op de redelijk en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht dienen te nemen het besluit in een te voeren bodemprocedure ook zal worden vernietigd. De vernietiging kan namelijk achterwege blijven als bijvoorbeeld sprake is van een overtreding van een bepaling in een reglement die van zeer geringe betekenis is.

Daar waar een bevoegdheid aan een orgaan toekomt en dat orgaan beleidsvrijheid toekomt ten aanzien van de beslissing zal minder snel sprake zijn van strijd met redelijkheid en billijkheid en is beginsel een meer marginale toets van toepassing. In dat geval zou de vraag dienen te worden beantwoord of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Van belang in het onderhavige geval is echter dat in het uitzendreglement de onderhavige situatie juist is voorzien en is geregeld in artikel 3 lid 7 en die beleidsvrijheid dus juist sterk is ingeperkt.


4.8. Old Forest heeft gesteld dat het besluit van de bond in strijd met het uitzendreglement en het rankingreglement is genomen. Volgens haar wordt waar in artikel 3 lid 7 tweede alinea van het uitzendreglement wordt gesproken over “rankinglijst van dat moment” en later “rankinglijst” bedoeld de rankinglijst over het afgelopen dansseizoen 2012. Een rankinglijst in het formatiedansen ziet volgens haar altijd op een afgesloten seizoen. Aldus dient in het geval de Nederlands kampioen tevens de eerste plaats op de rankinglijst van het afgelopen dansseizoen (2012) bezet, het team dat de tweede plaats op de rankinglijst van het afgelopen dansseizoen (2012) bezet, als tweede team te worden uitgezonden, zijnde Old Forest. Old Forest heeft daarbij gemotiveerd betoogd dat haar uitleg in het licht van alle omstandigheden en met name in acht genomen de geest van het gehele reglement, ook het meest voor de hand ligt.
4.9. De bond heeft daartegen ingebracht dat uit de toevoeging van de woorden “van dat moment” in artikel 3 lid 7 tweede alinea in de eerste zin volgt dat een rankinglijst kennelijk ook in een nog lopend sezioen (tussentijds) kan worden opgemaakt en dat die tussentijdse rankinglijst leidend is voor de uitzending van de teams naar het WK. Aldus moet op grond van de resultaten van het lopende dansseizoen (2013) Dance Impression als tweede team worden uitgezonden.

Volgens de bond maakt dus de objectieve en taalkundige uitleg van de bepaling, specifiek de zinsnede “de Rankinglijst van dat moment” dat geen sprake kan zijn van een verwijzing naar de rankinglijst over het afgelopen dansseizoen, maar enkel naar de rankinglijst van het huidige (lopende) dansseizoen.

Ook is haar uitleg het meest in de geest van het reglement, nu daarmee verzekerd is dat het sterktste team van dat moment wordt uitgezonden, aldus de bond.
4.10. Nu partijen verschillen van inzicht over de betekenis van artikel 3 lid 7 tweede alinea van het reglement, dient deze bepaling te worden uitgelegd. Omdat het reglement naar zijn aard bestemd is om de rechtspositie van een aantal derden te beïnvloeden, in het bijzonder de (toekomstige) leden van de bond, en de leden, in het bijzonder Old Forest, slechts beperkte invloed hebben gehad op de inhoud daarvan door middel van inspraak, dienen de bewoordingen daarvan naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd in het licht van de verdere inhoud van het reglement. Bij de beoordeling zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.11. Niet alleen zijn de bewoordingen van een bepaling, zoals hiervoor uiteengezet, niet doorslaggevend, maar in dit geval maken enkel de bewoordingen van het reglement ook niet dat de (taalkundige) uitleg van de bond bij voorbaat zeer sterk voor de hand ligt. Hierbij is van belang dat voor de betreffende zinsnede “de Rankinglijst van dat moment” staat: “de winnaar van”, wat impliceert dat sprake is van een al afgesloten geheel. Even zo goed kan aldus de rankinglijst van dat moment terugslaan op de rankinglijst over het afgelopen dansseizoen die, ondanks dat reeds een nieuw dansseizoen is begonnen op dat moment, nog steeds geldt.

De voorzieningenrechter volgt de bond dan ook niet in haar standpunt dat de bewoordingen van het artikel reeds maken dat de door haar gebezigde uitleg meer voor de hand ligt.


4.12. De voorzieningenrechter zal nu ingaan op alle overige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden ter onderbouwing van welke uitleg het meest in voor de hand ligt in het licht van het gehele reglement.
4.13. Old Forest heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het begrip rankinglijst bij het formatiedansen verwijst naar een afgesloten seizoen gewezen op de overige bewoordingen van artikel 3 lid 7 van het uitzendreglement en artikel 6 lid 6 van het rankingreglement waarin staat dat de rankinglijst na ieder Dansseizoen opnieuw wordt vastgesteld.

Daarbij heeft zij gesteld dat uit het hele reglement blijkt dat bij de keuze voor uitzending van de dansteams naast goede resultaten ook duurzaamheid en vormbehoud meetellen. Dit is terug te zien in de artikelen die gaan over de indidividuele klassen waarin diverse aanvullende eisen aan de uit te zenden deelnemers gesteld (vormbehoud, plaats op de ranking, klasse, minimum aantal deelgenomen wedstrijden), maar ook in de artikelen die specifiek gaan over de de formatieklasse. Bijvoorbeeld blijkt dat uit artikel 3 lid 7 eerste alinea waarin staat dat in andere gevallen dan het onderhavige – waarin de rankinglijst aanvoerder tevens Nederlands kampioen is – aanvullende eisen gelden. Zo wordt de Nederlands kampioen niet zijnde het team dat de rankinglijst aanvoert, uitgezonden als tweede team, onder de aanvullende eis dat dat team minimaal aan vier wedstrijden heeft deelgenomen.
4.14. De bond heeft ook aangevoerd dat de door haar gegeven uitleg van het artikel het meest in de geest van het reglement is. Hierbij heeft zij aangegeven dat voor de bond van belang is dat “het sterkste team van dat moment” naar een EK/WK wordt gezonden, dat zij daarnaast nu eenmaal een keuze moet maken en volgens haar haar uitleg tot de meeste duidelijkheid voor betrokkenen leidt.

Volgens de bond doet de situatie dat de Nederlands kampioen tevens de eerste plaats op de rangkinglijst en de toepassing van artikel 3 lid 7 tweede alinea, door haar genoemd de ‘terugval’- regel, zich bij uitzondering voor.
4.15. De voorzieningenrechter overweegt nogmaals dat de bewoordingen in artikel 3 lid 7 tweede alinea “de winnaar van de rankinglijst” impliceren dat sprake is van een afgerond geheel, zoals dat ook reeds in de eerste zin van artikel 3 lid 7 het geval is waar ook wordt gesproken over “de winnaar” en specifiek wordt benoemd “over het afgelopen dansseizoen”. Bovendien staat in de daaropvolgende zin dat indien de serie van grandprixwedstrijden in een dansseizoen reeds is aangevangen en erdientengevolge nog geen rankinglijst kan worden vastgesteld, hetgeen impliceert dat als een dansseizoen is aangevangen, en nog loopt, er geen rankinglijst kan worden opgemaakt. Daarbij heeft Old Forest er terecht op gewezen dat in artikel 6 lid 6 van het rankingreglement staat dat de rankinglijstna ieder Dansseizoen opnieuw wordt vastgesteld. Diezelfde bepaling is door de bond aangehaald om te onderstrepen dat ieder team bij aanvang van een nieuw seizoen weer op 0 begint. Dat laatste brengt echter niet mee dat onder rankinglijst zoals is opgenomen in artikel 3 lid 7 dus moet worden verstaan de huidige – niet afgesloten – puntenlijst (die op 0 is begonnen).
4.16.

De uitleg van Old Forest vindt ook steun in de overige bepalingen van het uitzendreglement waarin aan uit te zenden dansteams in de individuele klasse en de klasse formatiedansen zodanige eisen worden gesteld dat voor uitzending sprake moet zijn van een bepaalde bestendigheid. Belangrijk is ook, zoals door Old Forest is betoogd, dat meer specifiek de keuze voor het team dat als eerste zal worden uitgezonden op grond van artikel 3 lid 7 eerste alinea in het geval sprake is van een reeds aangevangen dansseizoen, de rankinglijst als beslissende factor wordt losgelaten en wordt gekeken naar de resultaten van de afgelopen 3 grandprixwedstrijden. Daar spreekt uit dat weliswaar waarde wordt gehecht aan de actuele krachtsverhoudingen maar onder de voorwaarde dat sprake is van een bestendige lijn in goede resultaten. Niet goed valt in te zien waarom bij de keuze voor het eerste team op grond van de rankinglijst in het geval van een reeds aangevangen dansseizoen een minimum aantal wedstrijden en het bestendige resultaat daarvan wel van belang is en bij de keuze voor het tweede team niet. De bond heeft daarentegen niet naar (andere) delen van het reglement verwezen waarbij enkel de actuele krachtsverhoudingen beslissend zijn zonder enige eis van bestendigeheid. De uitleg van de bond volgende zou het dus zo kunnen zijn dat een dansteam dat in het nieuwe dansseizoen slechts één wedstrijd goed heeft gepresteerd en (minimaal) tweede is geworden, wordt uitgezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou die uitleg juist in strijd zijn met de wens van de bond om het sterktse team uit te zenden, nu alsdan dus ook een ‘ééndagsvlieg’ kan worden uitgezonden.


4.17. Dat sprake zou zijn van een bewuste afwijking in de specifieke situatie dat de Nederlands kampioen tevens de aanvoerder van de rankinglijst is, ten aanzien van de keuze voor het als tweede uit te zenden team is door de bond niet aangevoerd en ook niet onderbouwd. Ter zitting is namens de bond verklaard dat de personen die thans betrokken zijn bij de selectie niet al betrokken waren bij het destijds opstellen van het reglement.

De voorzieningenrechter komt bovendien ook onaannemelijk voor dat sprake is van een uitzonderingssituatie in het geval de ‘terugval’-regel toepassing vindt. In een beperkte competitie als de onderhavige waarin de krachtsverhoudingen reeds jarenlang hetzelfde zijn komt het naar de voorzieningenrechter aanneemt geregeld voor dat het team dat Nederlands kampioen is tevens de rankinglijst aanvoert. Beide partijen hebben ter zitting ook verklaard dat dat in het geval van Step in Time ook al jaren zo is. De afgelopen jaren was het tweede team op de rankinglijst echter ook hetzelfde zodat er geen verschil bestond tussen de rankinglijst en de actuele stand van zaken in het lopende dansseizoen. Pas met de komst van het nieuwe team Dance Impression is hier verandering in gekomen en is de uitleg van het bewuste artikel relevant geworden.


4.18. Op grond van al het voorgaande komt de uitleg van Old Forest de voorzieningenrechter in hoge mate aannemelijk voor. Niet alleen heeft Old Forest gemotiveerd gesteld dat in het reglement meer aanwijzingen te vinden zijn dat bij het formatiedansen is gekozen voor het begrip rankinglijst als de lijst over een afgesloten dansseizoen, maar specifiek in het geval van toepassing van artikel 3 lid 7 tweede alinea leidt die uitleg ook tot het meest aannemelijke resultaat in het licht van het gehele reglement en het doel en de strekking daarvan.

Het door de bond overgelegde overzicht van de punten zoals die tot dan toe in de gehouden wedstrijden door de teams zijn behaald en waar de bond zich op beroept is aldus niet aan te merken als rankinglijst en kan niet de basis vormen voor de uitzending van Dance Impression naar het komende WK. Het besluit om Dance Impression uit te zenden is dan ook strijdig met artikel 3 lid 7 van het uitzendreglement.


4.19. Aan de subsidiaire stelling van Old Forest dat in het geval het begrip rankinglijst zo moet worden opgevat dat daarmee wel het overzicht van de behaalde punten in een lopend dansseizoen wordt bedoeld, een redelijk uitleg van het reglement meebrengt dat ook aan een als tweede uit te zenden team aanvullende eisen zouden moeten worden gesteld, komt de voorzieningenrechter niet toe.

4.20. De bond heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zelfs als op grond van artikel 3 lid 7 van het reglement Old Forest als tweede team naar het WK zou dienen te worden uitgezonden, dat zij dan onder gebruikmaking van haar discretionaire bevoegdheid van artikel 4 lid 1 van het uitzendrendreglement om af te wijken van het reglement, zou kiezen voor de uitzending van Dance Impression naar het WK.

4.21. De discretionaire bevoegdheid waar de bond hier op doelt komt toe aan de Topsportcommissie in samenspraak met de bondscoach. Het e-mailbericht van 22 april 2013 waarin de mededeling welke teams zijn genomieerd voor deelname aan het WK is namens de Topsportcommissie gestuurd maar daaruit blijkt niet in hoeverre de inhoud van het bericht wordt ondersteund door de bondscoach. De in het bericht gegeven onderbouwing om af te wijken van het reglement is dat Dance Impression duidelijk tot de twee beste teams van Nederland behoort. Nog daargelaten of het e-mailbericht voldoet aan de formele vereisten overweegt dat de voorzieningenrechter dat de aangegeven onderbouwing de afwijking niet kan dragen. In welke gevallen afgeweken kan worden van het reglement is in artikel 4 lid 1 niet beschreven, maar dat maakt niet dat de bond de vrijheid heeft om naar eigen goeddunken te kiezen voor een ander team dan het team dat op grond van het reglement zou moeten worden uitgezonden. De in artikel 2:8 BW opgenomen redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar hebben te betrachten brengt mee dat juist nu voor de onderhavige situatie een specifieke bepaling is opgenomen in het reglement de beleidsvrijheid die volgt uit artikel 4 lid 1 beperkt is. Daarmee is slechts ruimte om af te wijken in uitzonderlijke gevallen. Dat daarvan sprake is in de onderhavige omstandigheden is in het e-mailbericht niet (objectief) onderbouwd maar is ook in de onderhavige procedure onvoldoende aannemelijk geworden. Weliswaar is het team Dance Impression twee maal tweede geworden en daarmee boven Old Forest geëindigd in de grandprixwedstrijden van 12 januari 2013 en 23 maart 2013 maar dat is onvoldoende uitzonderlijk om een beroep op de bevoegdheid tot afwijking te dragen, mede nu juist de uitslagen van grandprixwedstrijden op een objectieve manier zijn verdisconteerd in het reglement.

Old Forest heeft er daarbij terecht nog op gewezen dat het belang van de bond de afwijking ook niet rechtvaardigt. Het EK/WK wordt ieder jaar gehouden dus bij aanhoudende goede resultaten kan Dance Impression Nederland volgend jaar vertegenwoordigen. Ook is geen grote kans op uitzonderlijke prestaties op het WK of het behalen van medailles aanwezig, nu zelfs het team dat al jaren als eerste wordt uitgezonden, Step in Time, niet eens altijd de finale van EK/WK haalt. Deze stellingen zijn door de bond niet betwist.

Aldus concludeert de voorzieningenrechter dat het besluit van de bond ook in strijd is met artikel 4 lid 1 van het reglement.


4.22. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de belangen van Old Forest direct worden geraakt door het besluit van de bond en de aard van de betreffende bepalingen, die een inhoudelijke toets van een te nemen besluit voorschrijven, maken dat overtreding daarvan niet van geringe betekenis is. Daardoor is ook in hoge mate aannemelijk dat de geoordeelde strijdigheid van het besluit met het reglement meebrengt dat het besluit in een te voeren bodemprocedure zal worden vernietigd.
4.23. Nu in de gegeven omstandigheden een onmiddellijke voorziening is vereist en gelet op al het voorgaande geen andere uitkomst aannemelijk is dan dat in plaats van Dance Impression Old Forest zal dienen te worden uitgezonden naar het WK 2013, zullen de voorzieningen als gevorderd worden toegewezen.

5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart eiseressen, met uitzondering van Old Forest, niet-ontvankelijk in hun vordering,
5.2. verbiedt de bond Dance Impression uit te zenden naar het WK 2013,
5.3. gebiedt de bond Old Forest uit te zenden naar het WK 2013,

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.

Vertegenwoordiging en handelsregister

Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:2068 (publicatie 17 juli 2013)

Klacht tegen notaris veroorzaakt door niet-actuele inschrijving bij het Handelsregister.

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 januari 2013 inzake:
[de vereniging], APPELLANTE, t e g e n
[de notaris], GEÏNTIMEERDE.


4. Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat hij in een door hem op 12 november 2010 verleden akte van vestiging opstalrecht waarbij klaagster partij was, een fout gemaakt heeft in de comparitie. Daarin heeft hij alleen de voorzitter en de penningmeester van het bestuur als klaagster rechtsgeldig vertegenwoordigende, vermeld en de secretaris niet als (mede-)vertegenwoordiger opgenomen. Daardoor is er sprake van een nietige akte omdat de statuten van klaagster in artikel 9 lid 3 voorschrijven dat de vereniging wordt vertegenwoordigd door de voorzitter, secretaris en penningmeester tezamen. De vereniging is derhalve niet rechtsgeldig vertegenwoordigd bij de voormelde rechtshandeling. Dientengevolge heeft de vereniging het beoogde recht van opstal niet verkregen. Klaagster verwijt de notaris voorts dat hij weigert zijn fout te herstellen door alsnog een geldige akte te passeren.


5. Het standpunt van de notaris
De notaris stelt dat hem ter zake van de onderhavige akte geen verwijt kan worden gemaakt. Bij het openen van het dossier is onmiddellijk een uittreksel betreffende de vereniging uit het handelsregister opgevraagd. Uit dat uittreksel bleek dat er slechts twee bestuursleden waren ingeschreven in het handelsregister, te weten [H.] als voorzitter en [K.] als penningmeester, die volgens het uittreksel gezamenlijk bevoegd waren klaagster te vertegenwoordigen. De notaris beschikte voorts over een schriftelijke toestemming van de ledenvergadering van klaagster tot het vestigen van het onderhavige opstalrecht. De notaris heeft in zijn (ontwerp van de) akte van vestiging opstalrecht derhalve alleen de twee ingeschreven bestuursleden opgenomen en vermeld dat de twee bestuursleden gezamenlijk bevoegd waren en de vereniging rechtsgeldig vertegenwoordigden. De notaris heeft [D.], die, naar haar zeggen secretaris van het bestuur van klaagster was, niet laten compareren in de akte aangezien zij op dat moment niet was ingeschreven in het handelsregister en alstoen niet viel te controleren of zij wel ‘rechtsgeldig vertegenwoordigingsbevoegd’ is. De notaris heeft partijen hierop gewezen maar verder geen actie ondernomen omdat het de plicht is van het bestuur van klaagster om zorg te dragen voor een juiste inschrijving van al haar bestuursleden. De vereniging is in de akte vestiging opstalrecht van 12 november 2010 dan ook rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar voorzitter en penningmeester. Tezamen met de schriftelijke toestemming van de ledenvergadering van klaagster was aan alle voorwaarden voor de vestiging van het beoogde opstalrecht voldaan. Er is geen sprake van dat de akte van vestiging opstalrecht nietig is, derhalve is een rectificatie van deze akte niet aan de orde.

6. De beoordeling

6.1. Op grond van het bepaalde in artikel 2:6 lid 2 BW kan een beroep op eventuele statutaire onbevoegdheid van het bestuur ten tijde van het verlijden van de litigieuze akte tegen een onkundige wederpartij niet worden gedaan, indien de beperking of uitsluiting niet ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling op de door de wet voorgeschreven wijze was openbaar gemaakt. Statutaire onbevoegdheid van het bestuur kan alleen voorkomen bij de vereniging in de gevallen voorzien in artikel 2:44 BW in verbinding met artikel 2:45 BW. Het bestuur, zoals dat ten tijde van het verlijden van de akte wat zijn samenstelling betreft was gepubliceerd in het handelsregister, bestond uit twee personen te weten degenen die in de comparitie van de akte zijn vermeld. Dat ook [D.] ten tijde van het verlijden van de akte lid was van het bestuur bleek alstoen niet uit het handelsregister, noch uit een haar betreffend benoemingsbesluit. In verbinding met het bepaalde in artikel 9 lid 2, eerste zin, van de statuten van klaagster moet onder deze omstandigheden worden aangenomen dat in de omvang van het bestuur ten tijde van het verlijden van de akte van vestiging opstalrecht geen grond is gelegen die tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van die akte aanleiding geeft. Van de notaris kan daarom niet worden verwacht dat hij kosteloos een herstelakte zou passeren.

6.2. Voor zover klaagster de notaris verwijt dat hij verdere geen actie heeft ondernomen op het moment dat hem bekend werd dat er drie bestuursleden waren en dat dit niet in overeenstemming was met de inschrijving in het handelsregister, volgt het hof de kamer in haar overweging dat het de plicht van het bestuur zelf is om zorg te dragen voor een juiste inschrijving van al zijn bestuursleden in het handelsregister. In dit geval heeft de notaris door de bestuursleden te wijzen op hun desbetreffende plicht, gedaan wat redelijkerwijs van hem in deze omstandigheden verwacht mocht worden. Bovendien is noch gesteld noch gebleken dat de notaris door klaagster is voorzien van een desbetreffend benoemingsbesluit, noch dat hem opdracht tot inschrijving van Dolk in het handelsregister als bestuurslid is gegeven.

6.3. Gezien het vorenstaande is het hof met de kamer van oordeel dat de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond is.

6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing

Het hof:

– bekrachtigt de bestreden beslissing.

….

Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht


2.6.

Ten tijde van het passeren van de akte stonden alleen de heren [H.] en [K.] als bestuurders van klaagster ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De notaris heeft na het passeren van de akte aan de heren [H.] en [K.] een inschrijvingsformulier verstrekt dat gebruikt kon worden voor de inschrijving van mevrouw [D.] in het handelsregister. Op 16 november 2010 vond deze inschrijving plaats.

3Klacht en het verweer
3.1.

De klacht strekt tot het treffen van de sanctie dat de notaris de akte van 12 november 2010 kosteloos dient te herstellen. Klaagster stelt daartoe dat die akte niet mede is ondertekend door haar secretaris, zodat klaagster daarin gelet op haar statuten niet op de juiste wijze is vertegenwoordigd. Volgens klaagster is de akte van 12 november 2010 daarmee nietig waardoor zij het beoogde recht van opstal niet heeft verkregen en weigert de notaris ten onrechte om de akte kosteloos te herstellen.
3.2.

De notaris betwist gemotiveerd de klacht. Op de stellingen van de notaris en de klaagster wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4Beoordeling van het geschil
4.1.

In de overgelegde machtiging (zie 1.4.) staat niet expliciet vermeld dat deze strekt tot het indienen van de onderhavige klacht. Nu daarin wel vermeld staat dat deze betrekking heeft op ‘onze klacht tegen [de notaris] ‘ leest de Kamer de machtiging als zodanig. Klaagster kan dan ook in haar klacht worden ontvangen.
4.2.

Tussen partijen staat vast dat ten tijde van het passeren van de akte alleen de heren [H.] en [K.] als bestuurders van klaagster in het handelsregister stonden ingeschreven en dat deze bestuurders in de akte van de notaris namens klaagster hebben opgetreden. Klaagster heeft niet betwist dat zij noch haar wederpartij in de akte, ingevolge artikel 2:6 BW, de kennelijke onvolledigheid van de in het handelsregister opgenomen gegevens jegens elkaar kunnen inroepen. Dat er sprake is van een nietige of vernietigbare akte blijkt dus niet.
4.3.

De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat op de e-mail van 18 oktober 2010 (zie 2.4.) van zijn kant geen actie is gevolgd in die zin dat hij klaagster vóór het passeren van de akte erop heeft gewezen dat blijkbaar niet al haar bestuursleden in het handelsregister stonden ingeschreven. Dit stilzitten op zichzelf is niet klachtwaardig. Het is immers de plicht van het bestuur van klaagster om zorg te dragen voor een juiste inschrijving van haar bestuursleden in het handelsregister. De notaris heeft klaagster daartoe van dienst willen zijn door de heren [H.] en [K.] direct na het passeren van de akte een inschrijvingsformulier voor mevrouw [D.] te verstrekken.
4.4.

Het vorenstaande betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard. Daarbij komt het de Kamer voor dat juist klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld. Behalve dat onderhavige klacht voorkomen had kunnen worden als klaagster ervoor had gezorgd dat haar gegevens volledig in het handelsregister waren opgenomen, constateert de Kamer dat klaagster onderhavige klacht aanhangig heeft gemaakt zonder op dat moment over de daarvoor vereiste volmacht van al haar bestuursleden te beschikken.
4.5.

Gelet op het vorenstaande behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen bespreking. Daarbij overweegt de Kamer dat zij kennis heeft genomen van de brief van de notaris van 4 oktober 2011, maar dat zij de inhoud van die brief niet in haar besluitvorming heeft betrokken.

5. Beslissing
De Kamer van toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.