Schuldbekentenis penningmeester ongeldig

Rechtbank Oost-Brabant 26 juni 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:3640

[eiser in verzet, oorspronkelijke gedaagde] is in 2023 bestuurder en penningmeester geweest van [de vereniging, de gedaagde}. .

Op 5, 6 en 7 juli 2023 heeft [gedaagde in verzet, oorspronkelijke eiseres] een zeskamp georganiseerd.

Na het zeskamp ontbreekt de opbrengst.

Dan constateert de vereniging dat er EUR 20.000 in contanten ontbreekt.

De penningmeester ondertekent een schuldbekentenis.

De rechtbank: “De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van [de penningmeester] op misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 lid 4 BW slaagt. Dit wordt als volgt toegelicht.

(zie hieronder)

De uitspraak bevat een aantal nuttige gezichtspunten over wat je als bestuur (niet) moet doen als er contant geld is verdwenen.

Lees verder “Schuldbekentenis penningmeester ongeldig”

De Ondernemingskamer treft maatregelen bij een vereniging

Bij de vereniging FNV benoemt de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam twee leden van de raad van toezicht (met beslissende stem).

Overigens, één van de partijen is “FNV PERSONEEL”. “FNV Personeel heeft geen rechtspersoonlijkheid en is een subsector van de sectorale afdeling Diensten van FNV.”

Op zich is het opvallend dat een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid kan procederen, maar dat punt laat ik hier rusten. De partij is namelijk (ten minste) op een andere grond niet ontvankelijk, als volgt:

“Op grond van artikel 2:346 lid 1 onder a BW zijn de 480 leden van FNV gezamenlijk bevoegd de Ondernemingskamer te verzoeken een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van FNV. Ingevolge artikel 2:347 BW kan een dergelijk verzoek ook worden gedaan door – kort gezegd – een vereniging van werknemers die ten minste twee jaar volledige rechtsbevoegdheid bezit. FNV Personeel is niet een dergelijke vereniging, nu zij geen volledige rechtsbevoegdheid bezit. Dit betekent dat FNV Personeel niet ontvankelijk is in haar verzoek.”

artikel 2:346 lid 1 onder a BW : Tot het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 345 zijn bevoegd: a. indien het betreft een vereniging, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij: de leden van de rechtspersoon ten getale van ten minste 300, of zoveel leden als ten minste een tiende gedeelte van het ledental uitmaken, of zoveel leden als tezamen bevoegd zijn tot het uitbrengen van ten minste een tiende gedeelte der stemmen in de algemene vergadering of zoveel minder als de statuten bepalen;

De toepassing is, voor verenigingen, beperkt tot “de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die een onderneming in stand houden waarvoor ingevolge de wet een ondernemingsraad moet worden ingesteld”

De wet op de ondernemingsraden, artikel 2 lid 1: “De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, is in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al haar doelstellingen verplicht om ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen een ondernemingsraad in te stellen”