Spoed bij intern beroep en in kort geding

Rechtbank Midden-Nederland 3 mei 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:4181

In deze zaak tekent een voetbalvereniging op 28 april beroep aan bij de beroepscommissie van de bond, de KNVB. De commissie stuurt op 29 april een uitnodiging voor een zitting op de avond van 3 mei. De vereniging vindt dit een te korte termijn. De bond en de vereniging stappen naar de voorzieningenrechter, op de zitting van 3 mei. De rechter doet direct mondeling uitspraak: de zitting voor de beroepscommissie van die avond kan door gaan. 

 De rechter doet dus binnen een dag uitspraak. 
De zitting voor de beroepscommissie kon doorgaan, omdat de in het reglement voorgeschreven termijn van vier werkdagen, alleen geldt voor “personen [] van wie de beroepscommissie licentiezaken de verschijning wenselijk acht” , en die verplicht zijn om te verschijnen. De partijen vallen daar niet onder. Voor het overige had de voetbalvereniging al genoeg tijd gehad om de stukken te bestuderen. 
Vonnis in kort geding van 3 mei 2017

in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ROOMS KATHOLIEKE SPORTVERENIGING “ACHILLES ’29”,

[] tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,

[] Partijen zullen hierna Achilles ’29 en KNVB genoemd worden. []

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de vrijwillige verschijning van partijen,
  • de concept-dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling op 3 mei 2017, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 3 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. Deze uitspraak is vastgelegd in een zogenaamd verkort vonnis. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 17 mei 2017 vastgesteld.

2De feiten

2.1.

Achilles ’29 neemt deel aan de Nederlandse voetbalcompetitie genaamd ‘Jupiler League’.
2.2.

De KNVB is het overkoepelende orgaan dat de organisatie van het Nederlandse voetbal en de Nederlandse competitie ‘Jupiler League’ voor haar rekening neemt en daarop toeziet.
2.3.

Op de relatie tussen partijen is het Licentiereglement Betaald Voetbal (hierna: het licentiereglement) van toepassing. Het licentiereglement regelt de rechten en plichten van hen die betrokken zijn bij het KNVB-licentiesysteem. In het licentiereglement zijn onder meer regels opgenomen over de behandeling van zaken door de licentiecommissie en de beroepscommissie licentiezaken. In artikel 6 van het licentiereglement is – voor zover voor de onderhavige procedure van belang – het volgende bepaald:

Artikel 6 – Schriftelijke of mondelinge behandeling(…)3. In geval van een mondelinge behandeling bepaalt de beroepscommissie licentiezaken datum, uur en plaats van de behandeling.4. De beroepscommissie licentiezaken bepaalt welke personen in ieder geval bij een mondelinge behandeling dienen te verschijnen. De betrokken licentiehouder kan zich doen bijstaan door een raadsman.5. De secretaris roept alle personen op van wie de beroepscommissie licentiezaken de verschijning wenselijk acht, met inachtneming van een termijn van ten minste vier werkdagen, de dag van de verzending en die van de behandeling niet meegerekend. De opgeroepen personen zijn verplicht te verschijnen.

2.4.

Bij brief van de KNVB van 21 december 2016 is aan Achilles ’29 meegedeeld dat zij wegens het ontbreken van een sluitende liquiditeitsprognose op grond van een vangnetbepaling werd ingedeeld in een financiële categorie I. Achilles ’29 heeft naar aanleiding daarvan op 15 april 2017 een plan van aanpak opgesteld ten behoeve van een betere financiële huishouding en geleidelijke herstructurering van Achilles ’29 (hierna: het plan van aanpak).
2.5.

Bij besluit van 3 april 2017, verzonden op 5 april 2017, heeft de licentiecommissie besloten dat Achilles ’29 niet heeft voldaan aan een in het plan van aanpak opgelegde normstelling en heeft de licentiecommissie besloten tot een publieke waarschuwing.
2.6.

Achilles ’29 heeft op 11 april 2017 tegen dit besluit een beroepschrift ingediend.
2.7.

Op 20 april 2017 heeft de licentiecommissie besloten dat Achilles ’29 niet (volledig) heeft voldaan aan de gestelde norm, nu zij niet heeft aangetoond dat zij beschikt over een financiering van een bedrag van € 5.000.000,00, waarvan voor 19 april 2017 € 1.500.000,00 had moeten worden uitbetaald aan Achilles ’29. De licentiecommissie stelt vast dat er sprake is van een tweede verzuim en besluit tot het in aftrek brengen van 3 wedstrijdpunten.
2.8.

Achilles ’29 heeft bij e-mail van 28 april 2017 beroep aangetekend tegen dit laatste besluit van de licentiecommissie.
2.9.

Bij e-mailbericht van zaterdag 29 april 2017 om 17:24 uur heeft de heer [A] , secretaris van de beroepscommissie licentiezaken, het volgende bericht gestuurd aan mevrouw [B] en in kopie aan mevrouw [C] , de heer [D] , de heer [E] en de heer D. Snijders :
Geachte mevrouw [B] , beste [B] ,

Hierbij bevestig ik u dat het beroep van Achilles ‘29 tegen het besluit van de licentiecommissie betaald voetbal van 20 april 2017 (LZK/LCblz/1617-263) in goede orde is ontvangen.

In uw beroepschrift verzoekt u om een mondelinge behandeling van het beroep. U geeft hierbij aan dat uw juridische adviseurs (gedoeld zal worden op vertegenwoordigers van de FBO en uw advocaat van Snijders advocaten) vanwege een vakantieweek niet beschikbaar zijn en verzoekt u om een mondelinge behandeling van uw beroep na de week van 8 mei in te plannen.

Uitgangspunt is dat sancties naar aanleiding van het overtreden van de licentieregelgeving, zo veel mogelijk worden geëffectueerd in het seizoen waarin de overtreding heeft plaatsgevonden. Dit mede omdat bij het opleggen van sancties ook de belangen van andere clubs in het geding (kunnen) zijn. Om deze reden wenst de beroepscommissie licentiezaken betaald voetbal (hierna: “beroepscommissie”) uitspraak te kunnen doen in de onderhavige aangelegenheid voordat de laatste speelronde van de eerste divisie seizoen 2016/17 wordt gespeeld.

De beroepscommissie stelt vast dat het beroep op dezelfde kwestie ziet als het beroep dat eerder door Achilles ‘29 is aangetekend en dat aanstaande maandag 1 mei 2017 mondeling zal worden behandeld. De beroepscommissie kan zich dan ook voorstellen dat eerstgenoemde beroep eveneens op maandag 1 mei 2017 mondeling zal worden behandeld. Indien Achilles ‘29 echter prijsstelt op mondelinge behandeling van eerstgenoemde beroep op woensdag 3 mei 2017 (omstreeks 20:30 uur)dan is de beroepscommissie daartoe bereid. In dat geval zal het eerder aangetekende beroep eveneens op woensdag 3 mei 2017 mondeling worden behandeld (en niet op maandag 1 mei 2017).

Volledigheidshalve merkt de beroepscommissie op dat zij in het bezit is gesteld van een out-of office reply van uw advocaat (mr. D.I.J. Snijders ) waaruit volgt dat hij vanaf maandag 1 mei 2017 weer op kantoor aanwezig zal zijn. Ook is het de beroepscommissie bekend dat er in andere (beroeps)zaken bij afwezigheid van medewerkers van de FBO, vanuit de FBO een vervanger wordt aangewezen. De beroepscommissie vertrouwt erop dat uw juridisch adviseurs de belangen van Achilles ‘29 op juiste wijze kunnen behartigen.

Het beroepschrift en de daarbij behorende bijlagen worden gevoegd bij het beroepsdossier dat reeds aan u is verzonden.

Op grond van artikel 4 lid 13 van het Licentiereglement Betaald Voetbal stelt de beroepscommissie, alvorens uitspraak te doen, het bestuur betaald voetbal in de gelegenheid om zijn standpunt omtrent het voorliggende beroep en de gronden waarop het berust, kenbaar te maken. Het standpunt van het bestuur betaald voetbal wordt opgevraagd en zal worden nagezonden.

Ik verzoek vriendelijk (via e-mail) aan te geven op welke dag (maandag 1 mei of woensdag 3 mei 2017) u mondelinge behandeling wenst van beide beroepszaken en wie (naam + functie) daarbij namens Achilles ‘29 aanwezig zullen zijn. Graag verneem ik uw reactie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk maandag 1 mei 2017 voor 10:00 uur.
(…)

2.10.

Achilles ’29 heeft bij e-mailberichten van 1 en 2 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de beroepschriften op 1 of 3 mei 2017. Achilles ’29 stelt dat de KNVB handelt in strijd met artikel 6 lid 5 van het licentiereglement, door geen vier werkdagen in acht te nemen tussen de oproeping en de datum van de mondelinge behandeling van het beroepschrift.
2.11.

De secretaris van de beroepscommissie licentiezaken heeft hierop bij e-mailbericht van 2 mei 2017 gereageerd met de mededeling dat Achilles ’29 bij de mondelinge behandeling van beide beroepszaken op 3 mei 2017 in de gelegenheid wordt gesteld om eventuele bezwaren toe te lichten.

3Het geschil

3.1.

Achilles ’29 vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van een voorlopige voorziening:
  1. KNVB te verbieden, en daarmee niet toe te staan, dat de mondelinge behandeling van het tweede beroepschrift van 28 april 2017 op 3 mei 2017 (of een latere dag) zal plaatsvinden, vanwege een oproeping in strijd met het licentiereglement, alsook overige belangen hiervoor genoemd, en dientengevolge KNVB te verplichten om Achilles ’29 opnieuw op te roepen met inachtneming van artikel 6 lid 5 van het licentiereglement voor de behandeling van het beroepschrift d.d. 28 april 2017, bij gebreke waarvan aan de KNVB een (direct opeisbare) dwangsom wordt opgelegd en/of wordt verbeurd, van ineens € 500.000,00, te vermeerderen met € 5.000,00 voor elke dag dat dit gebrek voortduurt dan wel de KNVB in weerwil handelt van de uitspraak op deze dagvaarding;
  2. voor zover een behandeling van deze dagvaarding of een uitspraak daarop niet kan plaatsvinden voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 3 mei 2017 om 20:30 uur, vordert Achilles ’29 reeds nu voor alsdan, om de KNVB en/of de Beroepscommissie van de KNVB te verplichten de effectuering van de uitspraak Beroepscommissie op het tweede beroepschrift d.d. 28 april 2017 op te schorten, en de KNVB te verplichten om opnieuw een mondelinge behandeling van voornoemd beroepschrift te laten plaatsvinden, alsmede KNVB te verplichten met inachtneming van het Licentiereglement Achilles ’29 opnieuw op te roepen.
  3. KNVB te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.

KNVB voert verweer.
3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Het spoedeisend belang is gegeven met de omstandigheid dat de mondelinge behandeling van het beroepschrift van Achilles ’29 van 28 april 2017 gepland staat op 3 mei 2017, te weten in de avond na de mondelinge behandeling van dit kort geding.
4.2.

Achilles ’29 stelt zich op het standpunt dat de beroepscommissie haar niet heeft opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het beroepschrift met inachtneming van de termijn genoemd in artikel 6 lid 5 van het licentiereglement, nu zij een termijn korter dan vier werkdagen heeft gehanteerd. De gegunde termijn is te kort om zich op gedegen wijze voor te kunnen bereiden op de mondelinge behandeling, aldus Achilles ’29. Dit geldt te meer nu het beroepsdossier ten behoeve van de behandeling op 3 mei 2017 haar pas op 2 mei 2017 is verstrekt, aldus nog steeds Achilles ’29. Daarnaast stelt Achilles ’29 zich op het standpunt dat de reglementen van de KNVB niet voorzien in een gezamenlijke behandeling van beroepschriften tijdens een mondelinge behandeling. Achilles ’29 stelt dat een gezamenlijke behandeling afbreuk doet aan de inhoudelijke behandeling van de beroepschriften, die separaat zijn ingediend en die zijn ingediend tegen sancties die naar hun aard van elkaar verschillen.
4.3.

De KNVB voert aan dat de beroepscommissie op grond van het licentiereglement enkel vier werkdagen in acht dient te nemen in het geval zij het wenselijk acht dat bepaalde personen aanwezig zijn bij de mondelinge behandeling. In het bericht van de beroepscommissie van 29 april 2017 zijn geen specifieke personen opgeroepen. Het bericht dient te worden beschouwd als enkel een kennisgeving van het moment van de mondelinge behandeling. In dat geval geldt de termijn van vier werkdagen niet, aldus de KNVB.
De termijn die in acht is genomen, is volgens de KNVB een redelijke, gelet op de omstandigheid dat het hetzelfde feitencomplex betreft als het eerste beroepschrift, waarvoor de mondelinge behandeling reeds op maandag 1 mei 2017 gepland stond. Datzelfde feitencomplex maakt dat de twee beroepsprocedures zich lenen voor gezamenlijke behandeling en dat Achilles ’29 niet veel voorbereidingstijd nodig had. De gelijktijdige behandeling is bovendien niet uitgesloten in het licentiereglement, aldus de KNVB.
Bovendien was het merendeel van de stukken die zich in hoger beroepsdossier bevonden, bekend bij Achilles ’29, zo stelt de KNVB.

4.4.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Beoordeeld dient te worden of artikel 6 lid 5 van het licentiereglement op de onderhavige situatie van toepassing is en derhalve of de beroepscommissie met haar bericht van 29 april 2017 (zie hiervoor onder 2.9) de termijn van vier werkdagen voor de mondelinge behandeling van het beroepsschrift in acht diende te nemen.
4.5.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze termijn in het onderhavige geval niet van toepassing is. De termijn van artikel 6 lid 5 van het licentiereglement geldt voor de oproeping van personen waarvan de beroepscommissie de verschijning wenselijk acht. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de beroepscommissie bij de mondelinge behandeling op 3 mei 2017 de aanwezigheid van bepaalde personen wenselijk acht. Het beroep van Achilles ’29 op artikel 6 lid 5 van het licentiereglement faalt dan ook.
4.6.

Voor zover Achilles ’29 tevens aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat er sprake is van strijd met de goede procesorde, omdat er te weinig tijd is gelegen tussen het bericht van 29 april 2017 en de geplande mondelinge behandeling op 3 mei 2017, slaagt ook deze stelling niet. Onbetwist is door de KNVB gesteld dat het merendeel van de stukken in het beroepsdossier bekend was bij Achilles ’29. Achilles ’29 heeft dan ook voldoende tijd gehad om haar verdediging voor te bereiden.
4.7.

Voor zover Achilles ’29 aan haar vordering ten grondslag legt dat haar twee beroepschriften zich niet lenen voor gezamenlijke behandeling, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat met de gezamenlijke behandeling de vereiste zorgvuldigheid wordt geschonden. Hoewel de sancties verschillen – een publieke waarschuwing en een aftrek van drie wedstrijdpunten – is het feitencomplex dat eraan ten grondslag wordt gelegd hetzelfde, te weten – kort gezegd – dat Achilles ’29 niet tijdig beschikte over financiering. Hierdoor lenen de zaken zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.8.

Gelet op het voorgaande zal de vordering van Achilles ’29, tot het verbieden van de mondelinge behandeling van het beroepschrift op 3 mei 2017, worden afgewezen.
4.9.

Nu de voorzieningenrechter direct na de mondelinge behandeling in kort geding op 3 mei 2017 uitspraak heeft gedaan, is de voorwaarde voor het sub b gevorderde niet ingetreden. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan een beoordeling van dit onderdeel van het gevorderde.
4.10.

Achilles ’29 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. []

5De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.

wijst de vorderingen af,

Meestemmende begunstigers



Rechtbank Noord-Nederland 12 juli 2017
ECLI:NL:RBNNE:2017:2517


Deze zaak betreft in eerste instantie een royement, dat vrij eenvoudig ongeldig wordt verklaard door de rechter: het was niet voldoende onderbouwd. Bovendien hadden de leden geen waarschuwing gekregen.Interessanter is dat tijdens de ALV waarop het royement is bekrachtigd, niet alleen de leden maar ook begunstigers mochten stemmen over het royement. De vereniging beroept zich op een besluit van februari 2000, waarin begunstigers en leden gelijk gesteld zouden worden. Echter, ” Voor hetgeen het februari-2000-besluit en de aanvulling [van het huishoudelijk reglement] beogen (begunstigers gelijkstellen aan gewone leden) is op grond van artikel 15 van de statuten [] een statutenwijziging nodig. Op grond van de hierboven weergegeven bepalingen van de statuten kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het februari-2000-besluit en de aanvulling niet tot gevolg hebben dat begunstigers gelijkgesteld zijn aan leden.”

Tot slot deed de vereniging een beroep op de de bepaling in de statuten, dat “[e]en ter vergadering door de voorzitter uitgesproken oordeel dat een besluit is genomen, is beslissend. ” (vergelijkbaar met artikel 2:13 lid 3 BW). De rechter wijst dit af. Deze regel beoogt “niet het bepaalde omtrent statutenwijzigingen te omzeilen”

Vonnis van 12 juli 2017

in de zaak van
[eiser sub 1 t/m eiser sub 4]

eisers,

tegen de vereniging BUURT EN HUURDERSVERENIGING “BARGERMEER“,

Eisers zullen hierna [eiser] c.s. worden genoemd. Gedaagde zal hierna Bargermeer worden genoemd.

1[]

2De feiten

2.1.

[eiser] c.s. was lid van Bargermeer. Op 15 december 2015 (voor wat betreft [eiser sub 1] en [eiser sub 4] ) respectievelijk 17 december 2015 (voor wat betreft [eiser sub 2] en [eiser sub 3] ) heeft het bestuur van Bargermeer [eiser] c.s. uit het lidmaatschap ontzet. [eiser] c.s. zijn tegen dit besluit in beroep gegaan bij de algemene ledenvergadering van Bargermeer (hierna: ALV). Bij stemming van 3 maart 2016 heeft de ALV de ontzetting uit het lidmaatschap bekrachtigd.
2.2.

Bargermeer heeft tot doel het behartigen van de gemeenschappelijke buurt- en huurdersbelangen van de bewoners in de kring Bargermeer, Meerveld en Buitenweg te Emmen en tevens het bevorderen van het sociaal-cultureel en maatschappelijk welzijn ten dienste van deze bewoners (artikel 2 van de statuten).
2.3.

De statuten maken een onderscheid tussen gewone leden, ereleden en begunstigers. Artikel 4 bepaalt hierover, voor zover voor deze procedure van belang:
1. (…)
2. Gewone leden zijn zij, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt bij de aanvang van het verenigingsjaar en die als zodanig zijn toegelaten overeenkomstig het in artikel 5 bepaalde.
3. (…)
4. Begunstigers zijn zij, die door het storten van een jaarlijkse bijdrage bijdragen aan de financiën van de vereniging.

2.4.

Artikel 5 van de statuten bepaalt met betrekking tot het lidmaatschap:
1. Als gewoon lid kan men worden toegelaten, indien men woonachtig is binnen de kring Bargermeer, Meerveld en Buitenweg te Emmen; de begrenzing van de kring kan nader bij huishoudelijk reglement worden bepaald.

2.5.

Artikel 7 van de statuten bevat met betrekking tot het einde van het lidmaatschap de volgende bepalingen:
1. het lidmaatschap eindigt:
(…)
d. door ontzetting.
2. (…)
3. (…)
4. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. De ontzetting geschiedt door het bestuur, dat het betrokken lid ten spoedigste van het besluit, met opgave van reden(en) in kennis stelt. De betrokkene is bevoegd binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene vergadering. (…) Het besluit der algemene vergadering tot ontzetting zal moeten worden genomen bij meerderheid van het uitgebrachte aantal stemmen.

2.6.

Artikel 13 van de statuten vermeldt:
1.a. Alle leden hebben toegang tot de algemene vergadering.
b. Alle leden kunnen één stem uitbrengen.
c. (…)
2.7.

Artikel 20 van de statuten bepaalt:
1. De algemene vergadering kan bij huishoudelijke reglement bepaalde artikel[en] nader regelen, mits deze niet in strijd zijn met de statuten. [verwijdering en toevoeging rechtbank].

2.8.

Bargermeer heeft een huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement bepaalt dat als lid kan worden toegelaten “hij of zij die in “Bargermeer”, het Meerveld of Buitenweg wonen of zich daar vestigen.” (artikel 1). In de praktijk werden mensen die buiten deze kring woonden begunstiger / donateur.


2.9.

Artikel 14 van het huishoudelijk reglement houdt in:
Over het beëindigen van het lidmaatschap door royement beslist de algemene vergadering op voordracht van het bestuur. Royement kan plaats hebben, wanneer een lid op grove wijze in gebreke is gebleven zijn verplichtingen te vervullen, of de goede verstandhouding in de buurtvereniging in gevaar brengt. Vergaderingen waar over een royement gesproken moet worden zijn alleen toegankelijk voor stemgerechtigden.

Artikel 16 van het huishoudelijk reglement luidt:

Dit regelement kan worden gewijzigd met in achtneming van dezelfde regels als voor wijziging der statuten is bepaald.

2.10.

De statuten bepalen omtrent statutenwijziging (artikel 15):
1. Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben na een besluit van de algemene ledenvergadering, waartoe werd opgeroepen met de mededeling dat daarin wijziging van de statuten zal worden voorgesteld. (…)
2. (…)
3. Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een algemene vergadering, met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
2.11.

In oktober 2012 heeft het bestuur van Bargermeer aan de leden schriftelijk laten weten dat zij een aanvulling op het huishoudelijk reglement had aangenomen. In de brief aan de leden is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
Aanvulling op huishoudelijk regelement oktober 2012
In de bestuursvergadering van 10 oktober 2012 kwam naar voren dat het krom is dat leden van buiten ons werkgebied eigenlijk als donateurs op papier moesten staan. Vroeger gebeurde dat, als iemand lid wilde worden van buiten de wijken dat werden dat donateurs. Terwijl deze mensen ook deelnemen aan verschillende activiteiten, en ook gewoon hun contributie betalen per jaar.

Daarom heeft het bestuur besloten om dat in het huishoudelijk regelement aan te passen. Van af heden zijn deze mensen gewoon leden en worden ook als zodanig ingeschreven. (…)

Aangenomen door het bestuur; eind oktober 2012.

2.12.

Bij de stemming over het ontzetten uit het lidmaatschap van [eiser] c.s. op 3 maart 2016 hebben begunstigers van Bargermeer – als bedoeld in artikel 4 lid 4 van de statuten – meegestemd.

3Het geschil

3.1.

[eiser] c.s. heeft bij akte van 24 maart 2017 de eis gewijzigd. Zij vordert thans, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
te verklaren voor recht dat de besluiten tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser] c.s. door het bestuur van Bargermeer en de bekrachtiging van de opzegging van het lidmaatschap van [eiser] c.s. zoals tijdens de Algemene Ledenvergadering van Bargermeer d.d. 3 maart 2015 is besloten, nietig zijn ex artikel 2:14 BW;

subsidiair:
de besluiten tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser] c.s. door het bestuur van Bargermeer en de bekrachtiging van de opzegging van het lidmaatschap van [eiser] c.s. zoals tijdens de Algemene Ledenvergadering van Bargermeer d.d. 3 maart 2015 is besloten, ex artikel 2:15 lid 1 jo. art. 2:8 jo artikel 2:15 lid 3 BW te vernietigen;

primair en subsidiair:
Bargermeer te veroordelen om aan [eiser] c.s. de buitengerechtelijke incassokosten van 
€ 1.824,60 te betalen en Bargermeer te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[eiser] c.s. heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. De besluiten van het bestuur om [eiser] c.s. uit het lidmaatschap van Bargermeer te ontzetten zijn nietig omdat zij niet voldoen aan artikel 7 lid 4 van de statuten van Bargermeer. Subsidiair zijn de besluiten vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid vereist door artikel 2:8 BW, omdat de besluiten niet voldoende zijn gemotiveerd. 
Met betrekking tot de bekrachtiging van de besluiten door de ALV heeft [eiser] c.s. gesteld dat tijdens de ALV van 3 maart 2016 begunstigers (door [eiser] c.s. donateurs genoemd) hebben meegestemd over het royement van [eiser] c.s. Donateurs hebben echter geen stemrecht. De wijziging in het huishoudelijk reglement van oktober 2012, op grond waarvan donateurs werden gelijkgesteld aan gewone leden, is niet doorgevoerd met in achtneming van dezelfde regels als voor een statutenwijziging is bepaald. Daarom is de stemming van 3 maart 2016 nietig, dan wel vernietigbaar, aldus [eiser] c.s.
3.3.

Bargermeer heeft verweer gevoerd. Zij heeft betwist dat het bestuur van Bargermeer heeft gehandeld in strijd met de statuten bij de besluiten om [eiser] c.s. uit het lidmaatschap te ontzetten. 
Met betrekking tot de bekrachtiging van de besluiten door de ALV heeft Bargermeer aangevoerd dat noch [eiser] c.s. zelf, noch haar toenmalige raadsman, die tijdens de stemming van 3 maart 2016 aanwezig was, bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken tijdens de ALV.
Voorts heeft Bargermeer aangevoerd dat het bestuur van Bargermeer in februari 2000 het besluit heeft genomen dat donateurs vanaf de datum van dat besluit gewone leden zijn van de vereniging. Dit besluit is overeenkomstig artikel 13 lid 7 van de statuten genomen. Het huishoudelijk reglement is vervolgens in oktober 2012 op dit punt ook aangevuld. Er is niet gehandeld in strijd met de statuten en/of het huishoudelijk reglement en het besluit van de algemene vergadering is op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen.

3.4.

Bij antwoordakte heeft Bargermeer betoogd dat eiser sub 4, [eiser sub 4] , geen partij meer is bij de procedure, omdat de door de kantonrechter bij tussenvonnis van 15 november 2016 gevraagde machtiging niet is overgelegd, hetgeen volgens Bargermeer reden is om [eiser] c.s. wat dat betreft niet ontvankelijk te verklaren.

4De beoordeling

4.1.

Wat betreft de ontvankelijkheid van [eiser sub 4] oordeelt de rechtbank als volgt. Tijdens de comparitie van partijen van 8 mei 2017 heeft de raadsman van [eiser] c.s. verklaard dat [eiser sub 4] nog steeds één van de eisers is. Nu [eiser sub 4] ook ter comparitie aanwezig was en dit heeft bevestigd, doet niet meer ter zake dat [eiser] c.s. geen machtiging heeft overgelegd. De vier eisers zijn ontvankelijk.
4.2.

Artikel 2:14 BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig is, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Artikel 2:15 BW bepaalt – voor zover voor deze procedure van belang – dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
4.3.

De rechtbank beoordeelt aan de hand van deze artikelen eerst de besluiten van het bestuur van Bargermeer die handelen over de royementen van [eiser] c.s. Die besluiten blijken uit de brieven van 15 december 2015 en 17 december 2015. 
Artikel 7 lid 4 van de statuten bepaalt dat ontzetting uit het lidmaatschap kan worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Het bestuur moet aan het betrokken lid opgave doen van de reden(en) van ontzetting uit het lidmaatschap. Artikel 14 van het huishoudelijk reglement bevat een afwijkende bepaling met betrekking tot het royement van een lid. Nu bij afwijkingen tussen de statuten en het huishoudelijk reglement de statuten voorrang hebben (Asser/Rensen 2-III 2012/42), beoordeelt de rechtbank de besluiten uitsluitend aan de hand van artikel 7 lid 4 van de statuten.
4.4.

In de besluiten met betrekking tot [eiser sub 1] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] heeft het bestuur in de brieven van 15 en 17 december 2015 vermeld van mening te zijn dat deze eisers de vereniging hebben geschaad. Het bestuur heeft dit oordeel niet voldoende gemotiveerd. Zo blijkt uit de brieven aan mevrouw [eiser] en [eiser sub 3] enkel dat er onenigheid was over het buurtkrantje, en dat het gedrag van deze eiseressen reden is geweest om over te gaan tot ontzetting uit het lidmaatschap. Uit de brief aan [eiser sub 4] blijkt ook dat zijn gedrag reden was tot ontzetting uit het lidmaatschap. Het bestuur van Bargermeer heeft echter in geen van de drie brieven duidelijk gemaakt waarom dit gedrag in strijd was met artikel 7 lid 4 van de statuten. 
Het bestuur heeft [eiser sub 2] ontzet uit het lidmaatschap in verband met het feit dat hij op 17 december 2015 de voorzitter van het bestuur had bedreigd. Hoewel na dit gesprek nog een gesprek heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van de wijkagent heeft het bestuur [eiser sub 2] geroyeerd. Ook in deze brief motiveert het bestuur dit niet met een beroep op artikel 7 lid 4 van de statuten. 
Bovendien is onweersproken gebleven dat [eiser] c.s. geen enkele waarschuwing heeft gekregen voorafgaand aan het inzetten van het zware middel van ontzetting uit het lidmaatschap. 
De rechtbank is op grond van de hierboven vermelde omstandigheden van oordeel dat de wijze waarop [eiser] c.s. uit het lidmaatschap is ontzet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de besluiten van 15 en 17 december 2015 vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 BW en zij zal daarom deze besluiten vernietigen (artikel 3:49 BW).
4.5.

Artikel 3:53 BW bepaalt dat vernietiging terugwerkende kracht heeft. De besluiten van 15 en 17 december 2015 worden dus geacht nooit te zijn genomen. Daarom doet de vraag of de besluiten al dan niet rechtsgeldig door de ALV zijn bekrachtigd op 3 maart 2016 niet meer ter zake, maar mede gezien het debat hierover ter comparitie en de inhoud van de antwoordakte komt het de rechtbank juist voor om daaraan nog de volgende overwegingen te wijden.
4.6.

Tussen partijen staat vast dat tijdens de ALV van 3 maart 2016 niet alleen leden, maar ook begunstigers hebben gestemd over het royement van [eiser] c.s. Artikel 13 van de statuten van Bargermeer geeft stemrecht aan de leden. De rechtbank leidt hieruit af – in samenhang met artikel 4 lid 4 van de statuten – dat begunstigers op basis van de statuten geen stemrecht hebben. De vraag die moet worden beantwoord is of het besluit van februari 2000 (productie 12 van Bargermeer, hierna: het februari-2000-besluit), waarin begunstigers gelijkgesteld worden met leden, en de aanvulling op het huishoudelijk reglement van oktober 2012 (hierna: de aanvulling) ook juridisch tot gevolg hebben gehad dat begunstigers daadwerkelijk gelijkgesteld waren aan leden. Zo ja, dan mochten begunstigers tijdens de ALV ook stemmen.
4.7.

Bargermeer heeft met betrekking tot het februari-2000-besluit een beroep gedaan op artikel 13 lid 7 van de statuten. Dit lid luidt:
Een ter vergadering door de voorzitter uitgesproken oordeel dat een besluit is genomen, is beslissend. Indien echter onmiddellijk na het uitspreken van dit oordeel de juistheid daarvan wordt betwist, vindt een nieuwe stemming plaats indien de oorspronkelijk stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt.

De rechtbank begrijpt dat Bargermeer slechts een beroep doet op de eerste zin van dit artikellid.

4.8.

Artikel 13 van de statuten handelt – kort weergegeven – over het stemrecht, de wijze van stemmen en het nemen van besluiten tijdens een ALV van Bargermeer. Het artikel staat dus in de context van de gang van zaken tijdens een vergadering. Lid 7 van het artikel beoogt, naar de rechtbank begrijpt, duidelijkheid te scheppen over het nemen van besluiten ter vergadering en de rol van de voorzitter daarbij. 
Ten eerste heeft Bargermeer haar standpunt dat het februari-2000-besluit ter vergadering is genomen, niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met notulen van de desbetreffende vergadering, zodat dit niet vast staat. Bovendien beoogt artikel 13 niet het bepaalde omtrent statutenwijzigingen te omzeilen. De statuten bepalen dat begunstigers geen stemrecht hebben. Voor hetgeen het februari-2000-besluit en de aanvulling beogen (begunstigers gelijkstellen aan gewone leden) is op grond van artikel 15 van de statuten en – voor zover het huishoudelijk reglement betrokken is, ook artikel 16 van het huishoudelijk reglement – een statutenwijziging nodig. 
Op grond van de hierboven weergegeven bepalingen van de statuten kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het februari-2000-besluit en de aanvulling niet tot gevolg hebben dat begunstigers gelijkgesteld zijn aan leden. Hiervoor was een statutenwijziging noodzakelijk. Nu een dergelijke wijziging niet heeft plaatsgevonden, hadden de begunstigers tijdens de ALV van 3 maart 2016 geen stemrecht en is de bekrachtiging van de (vernietigde) besluiten van het bestuur van 15 en 17 december 2015 tot stand gekomen in strijd met de statuten van Bargermeer. Als de rechtbank de besluiten niet reeds zou vernietigen (wat zij, zoals blijkt uit rechtsoverweging 4.4 wel zal doen), zou zij de bekrachtiging van de besluiten nietig verklaren op grond van artikel 2:14 BW.
4.9.

[eiser] c.s. maakt in de akte van eiswijziging aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Mede gezien de dagvaarding en het feit dat niets is gesteld omtrent gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, begrijpt de rechtbank dat [eiser] c.s. daaronder verstaat de daadwerkelijk door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand. Bij een kostenveroordeling wordt het salaris van de advocaat echter begroot volgens het liquidatietarief, waarbij het bedrag van de te liquideren kosten afhankelijk is van de verrichte werkzaamheden en van het belang van de zaak. Deze kostenveroordeling is hieronder in 4.10 opgenomen.
4.10.

[]

5De beslissing

De rechtbank:
5.1.

vernietigt de besluiten van 15 en 17 december 2015 tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser] c.s. door het bestuur van Bargermeer;
5.2.

[]