Klassieker: verboden vereniging

  • In deze oudere zaak (2001) verklaart de rechtbank een vereniging verboden, omdat één van haar statutaire doelen is “het verkrijgen en verstrekken van schone cannabisprodukten die door de vereniging zijn verkregen, aan haar leden. “
  • “De rechtbank is van oordeel dat het verkrijgen en verstrekken van cannabisprodukten door de VEC aan haar leden als strijdig met de openbare orde kan worden beschouwd. Vaststaat immers dat de VEC niet beschikt over een gedoogbeschikking zoals het gedoogbeleid voorschrijft. Door hier niet over te beschikken onttrekt de VEC zich ongehinderd aan zowel het landelijke als lokale drugs- en gedoogbeleid. Voorts omzeilt de VEC door verwezenlijking van haar doel het gedoogbeleid nu dit beleid voornamelijk ziet op distributie van softdrugs enkel via door de gemeente aangewezen coffeeshops, teneinde regulering en toezicht in de hand te houden.

ECLI:NL:RBALM:2001:AD3265

Zie ook Groen De Kimpe, Verboden verenigingen 2014, p. 28.

Vooropgesteld moet worden dat het hier gaat om een vordering tot verboden verklaring en ontbinding van een vereniging op grond van het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), welk artikel luidt: “een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op vordering van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden”.
Van belang voor de beoordeling van de vordering van de officier is daarmee wat onder “openbare orde” in de zin van artikel 2:20 lid 1 BW dient te worden verstaan en of daarvan in de gegeven omstandigheden sprake is.

Het door de Twentse gemeenten gevoerde drugsbeleid ligt in het verlengde van de rijksoverheidstaak om de softdrugsverstrekking in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde in goede banen te leiden. Dit regionale -en ook lokale- beleid is er op gericht om via regulering overlast en de aantasting van de openbare orde en de volksgezondheid te beperken. Het door de Twentse gemeenten gevoerde softdrugsbeleid dient dan ook gezien te worden als een zelfstandige vorm van openbare orde, met regels en voorwaarden zoals gesteld in dat regionale en lokale beleid. De vordering van de officier dient derhalve te worden getoetst aan het door de gemeente gevoerde beleid. Binnen dat beleid past ook de regulering van coffeeshops, althans plaatsen waar softdrugs verstrekt mogen worden en de voorwaarden waarbinnen dat mag gebeuren.
In het onderhavige geval dient beoordeeld te worden of de werkzaamheden van de VEC in strijd zijn met de gedoogcriteria van het coffeeshopbeleid van de gemeente Enschede. Indien er sprake is van een handelen in strijd met deze gedoogcriteria kan dit gelijk gesteld worden met een handelen in strijd met de openbare orde en kan de vereniging verboden verklaard en ontbonden worden.
Blijkens de statuten van de VEC vallen de werkzaamheden van de vereniging in meerdere doelen uiteen. Eén van de doelen is onder andere het behartigen van de belangen van de leden, het organiseren van activiteiten voor leden en het lobbyen voor de legalisering van soft drugs. Deze doelen kunnen niet als strijdig met de openbare orde worden aangemerkt. Een ander doel is het verkrijgen en verstrekken van schone cannabisprodukten die door de vereniging zijn verkregen, aan haar leden. Met name dit doel dient te worden getoetst aan het criterium openbare orde zoals eerder weergegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het verkrijgen en verstrekken van cannabisprodukten door de VEC aan haar leden als strijdig met de openbare orde kan worden beschouwd. Vaststaat immers dat de VEC niet beschikt over een gedoogbeschikking zoals het gedoogbeleid voorschrijft. Door hier niet over te beschikken onttrekt de VEC zich ongehinderd aan zowel het landelijke als lokale drugs- en gedoogbeleid. Voorts omzeilt de VEC door verwezenlijking van haar doel het gedoogbeleid nu dit beleid voornamelijk ziet op distributie van softdrugs enkel via door de gemeente aangewezen coffeeshops, teneinde regulering en toezicht in de hand te houden.
Ten aanzien van het door de VEC gevoerde verweer betreffende het late moment van indienen van de vordering door de officier is de rechtbank van oordeel dat het argument van de officier daarvoor valide is. Immers het onderhavige verzoek is ingediend nadat het Gerechtshof uitspraak heeft gedaan in de strafzaak tegen de VEC. Dat deze strafzaak thans bij de Hoge Raad aanhangig is doet daaraan niets af. De Hoge Raad zal immers enkel de juridische formaliteiten kunnen beoordelen en geen uitspraak meer doen over feitelijkheden. Het verweer van de VEC dat eerst na arrest van de Hoge Raad deze zaak kan worden beoordeeld houdt dan ook geen stand.
Voor wat betreft het standpunt van de VEC dat de bij haar aanwezige hoeveelheden soft drugs toebehoren aan alle leden tezamen en derhalve niet alleen aan de VEC waarmee de per persoon toegelaten hoeveelheid niet overschreden wordt, is de rechtbank van oordeel dat dit argument evenmin stand houdt, aangezien de VEC de gehele hoeveelheid aanwezig en onder zich heeft.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de werkzaamheden van de VEC deels in strijd zijn met de openbare orde, zodat zij verboden dient te worden verklaard en zal worden ontbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de VEC in de gelegenheid te stellen haar doel zodanig te wijzigen dat het niet meer in strijd is met de openbare orde. Redengevend daarvoor is zowel dat de VEC van de lange termijn waarop de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift heeft bepaald om zulks te doen – de VEC is, rekening houdend met de in haar statuten genoemde termijnen voor het bijeenroepen van ledenvergaderingen waarop zijzelf tot ontbinding of statutenwijziging had kunnen besluiten, bij aangetekende brief van 10 mei 2001 voor de zitting van 6 augustus 2001 opgeroepen – geen gebruik heeft gemaakt om zelf tot actie over te gaan, als dat haar voorzitter, uitdrukkelijk daarnaar gevraagd ter terechtzitting, geen antwoord kon geven op de vraag waarom zij haar legale en andere activiteiten niet (alsnog) in verschillende rechtspersonen heeft ondergebracht teneinde die legale activiteiten niet in gevaar te brengen.
In de omstandigheid dat er veel geld binnen de VEC omgaat en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door de heer [voorzitter VEC] is verklaard dat noch hijzelf, noch zijn medebestuurders over juridische en financiële kennis beschikken, vindt de rechtbank aanleiding om een vereffenaar van buiten de vereniging te benoemen.
Beschikt:
Verklaart de Vereniging van Enschedese Cannabisconsumenten verboden en ontbindt deze vereniging per heden.
Benoemt mr. [x], advocaat en procureur te Enschede, tot vereffenaar.

Bepaalt dat de kosten van publicatie ten laste komen van de Staat.