Een voetbalvereniging zegt het lidmaatschap van een lid op (een jeugdspeler van 8 jaar) vanwege wangedrag van diens vader. De rechter moet beoordelen (in kort geding) of de vereniging dit besluit had mogen nemen.
” Vooropgesteld wordt dat het gaat om de opzegging van het lidmaatschap van [het kind] , en niet die van zijn vader, [] .
Er valt, zo heeft de voetbalvereniging tijdens de zitting bevestigd, niets aan te merken op het sportieve en sociale gedrag van [het lid] . [Het lid] voetbalt al vier jaar bij de voetbalvereniging en heeft daar ook vriendjes gemaakt. [Het lid] is een (jong) kind van 8 jaar en heeft er een groot belang bij om nog geruime tijd samen met zijn vriendjes bij de voetbalvereniging lekker te kunnen voetballen. [Het lid] wordt door de opzegging van zijn lidmaatschap in feite “gestraft” voor het (aangenomen) bedreigende en intimiderende gedrag van zijn vader, waaraan hij niets kan doen.”
Rechtbank Midden-Nederland 13 juli 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:3217
2Het geschil en de beoordeling daarvan
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat deze vraag door de bodemrechter met “nee” zal worden beantwoord.
[eiser sub 1] was daarbij aanwezig om [eiser sub 2] aan te moedigen. Tijdens deze wedstrijd werd [eiser sub 2] gewisseld. [eiser sub 1] was het daarmee niet eens en heeft tegenover de jeugdcoach van het team daarover zijn ongenoegen geuit en is daarna met [eiser sub 2] , terwijl de wedstrijd nog niet was afgelopen, vertrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft (het bestuur van) de voetbalvereniging [eiser sub 1] een afkoelingsperiode opgelegd. [eiser sub 1] is daarbij verboden om vanaf 14 november 2017 tot
1 maart 2018 het complex van de voetbalvereniging te betreden en thuis- en uitwedstrijden van [eiser sub 2] bij te wonen. Ook is hem verzocht om gedurende deze afkoelingsperiode geen contact te zoeken met teamleden, ouders van teamleden of het teamkader.
– de opzegging van het lidmaatschap van [eiser sub 2] per 30 juni 2018 (hierna: het
opzeggingsbesluit), en
voetbalseizoen van [eiser sub 2] ; [eiser sub 1] is daarbij verboden om zich tot 30 juni 2018
i) op het complex van de club te begeven, ii) uitwedstrijden van het team van [eiser sub 2] te
bezoeken en iii) contact te zoeken met teamleden, ouders van teamleden of het teamkader.
Doet [eiser sub 1] dat toch dan wordt het lidmaatschap van [eiser sub 2] per direct opgezegd (en dus
niet per 30 juni 2018).
Het bestuur van de voetbalvereniging heeft deze besluiten door middel van twee brieven beiden gedateerd 26 februari 2018 aan [eiser sub 1] kenbaar gemaakt (meegedeeld).
De voetbalvereniging voert gemotiveerd verweer.
2.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat het opzeggingsbesluit van het bestuur van de voetbalvereniging ongeldig (vernietigbaar) is. Hierna zal worden uitgelegd waarom dit zo is.
– in de gevallen in de statuten genoemd
gesteld te voldoen
laten voortduren.
11 november 2018, bedreigend en intimiderend bij wedstrijden van [eiser sub 2] heeft uitgelaten en dat daardoor binnen de voetbalvereniging onrust is ontstaan. De ouders van de teamgenootjes van [eiser sub 2] , de teamgenootjes zelf en het teamkader van de voetbalvereniging zouden volgens de voetbalvereniging vanwege het gedrag van [eiser sub 1] op eieren lopen waardoor het plezier dat zij met elkaar op de voetbalclub zouden moeten hebben in het geding is. [eiser sub 1] is niet bereid gebleken om excuses voor zijn gedrag te maken, wat een oplossing in de weg staat. De voetbalvereniging heeft zich niet alleen de belangen van [eiser sub 2] aan te trekken, maar ook die van haar andere leden. De voetbalvereniging is daarom van mening dat zij niets anders kon dan het besluit te nemen om het lidmaatschap van
De voorzieningenrechter kan de beoordeling van deze vraag in het midden laten, omdat ook wanneer de voetbalvereniging wordt gevolgd in haar standpunt over het gedrag van [eiser sub 1] dit, zoals hierna zal worden uitgelegd, niet de conclusie kan dragen dat er een rechtsgeldig opzeggingsbesluit is genomen.
Er valt, zo heeft de voetbalvereniging tijdens de zitting bevestigd, niets aan te merken op het sportieve en sociale gedrag van [eiser sub 2] . [eiser sub 2] voetbalt al vier jaar bij de voetbalvereniging en heeft daar ook vriendjes gemaakt. [eiser sub 2] is een (jong) kind van 8 jaar en heeft er een groot belang bij om nog geruime tijd samen met zijn vriendjes bij de voetbalvereniging lekker te kunnen voetballen. [eiser sub 2] wordt door de opzegging van zijn lidmaatschap in feite “gestraft” voor het (aangenomen) bedreigende en intimiderende gedrag van zijn vader, waaraan hij niets kan doen.
het kader van een afkoelingsperiode en de tweede keer in het kader van de opzegging van het lidmaatschap van [eiser sub 2] .
[eiser sub 1] heeft zich toen aan deze besluiten gehouden, hoe moeilijk dit ook voor hem was.
De moeder van [eiser sub 2] heeft toen de rol van [eiser sub 1] overgenomen; zij heeft [eiser sub 2] naar zijn trainingen gebracht en is ook verschillende keren meegegaan naar zijn thuis- en uitwedstrijden. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij dit wat haar betreft kan blijven doen. Het is een belasting voor haar, maar niet onmogelijk.
De voetbalvereniging heeft opgemerkt dat vanaf de afkoelingsperiode de rust binnen de voetbalvereniging is wedergekeerd. Het aan [eiser sub 1] opgelegde verbod heeft dus effect gehad. Er zijn geen concrete aanknopingspunten dat als het lidmaatschap van [eiser sub 2] wordt voortgezet en aan [eiser sub 1] een verbod zoals hiervoor bedoeld wordt opgelegd, [eiser sub 1] zich daaraan niet zal houden.
De voetbalvereniging zal, zoals [eiser sub 2] primair vordert, worden verboden om uitvoering te geven aan het opzeggingsbesluit. Dit betekent dat de voetbalvereniging het lidmaatschap van [eiser sub 2] moet respecteren en [eiser sub 2] ook voor het komende voetbalseizoen (vanaf 30 juni 2018) als spelend lid, en niet zoals zij meent als niet-spelend lid, in een team zal moeten indelen.
Het verweer van de voetbalvereniging dat een dergelijke vordering in kort geding niet kan worden toegewezen, gaat niet op. De voorzieningenrechter is in kort geding bevoegd om een ordemaatregel te treffen en dat is wat hij doet. De voorzieningenrechter beseft dat de voetbalvereniging dit zeer onwenselijk vindt, maar acht het belang van [eiser sub 2] om samen met zijn vriendjes te kunnen blijven voetballen totdat er duidelijkheid is over de rechtsgeldigheid van het opzeggingsbesluit van doorslaggevende betekenis.
De door [eiser sub 2] in verband met deze vordering gevorderde dwangsom zal op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen. De omvang van deze dwangsom zal daarbij worden beperkt.
De voetbalvereniging wordt ook niet gevolgd in haar verweer dat [eiser sub 2] onvoldoende belang heeft bij toewijzing van deze vordering. Het is, anders dan de voetbalvereniging lijkt te betogen, voldoende aannemelijk dat het nog mogelijk is om [eiser sub 2] bij een team in te delen. De zomervakantie dient zich aan en pas na deze vakantie zal het seizoen starten. Het verweer dat [eiser sub 2] geen belang bij deze vordering zou hebben, gaat daarom niet op.
2.13. [eiser sub 1] vordert ook nog een verbod tot tenuitvoerlegging c.q. schorsing van het aan hem gerichte besluit van 26 februari 2018. Deze vordering zal worden afgewezen, omdat hij daarbij, zoals de voetbalvereniging ook aanvoert, onvoldoende belang heeft.
Bij besluit van 26 februari 2018 is aan [eiser sub 1] een verbod opgelegd om zich tijdens het tot 30 juni 2018 lopende voetbalseizoen op het complex van de club te begeven, uitwedstrijden van het team van [eiser sub 2] te bezoeken en contact te zoeken met teamleden, ouders van teamleden of het teamkader. Dit besluit ziet dus alleen op de periode van het huidige voetbalseizoen. Dit seizoen, dat loopt tot 30 juni 2018, is op de datum dat dit vonnis wordt gewezen afgelopen. Dit betekent dat het bij dit besluit genomen verbod is uitgewerkt.
Er geldt op dit moment dus geen verbod meer. [eiser sub 1] heeft onvoldoende uitgelegd welk belang hij heeft bij een verbod tot tenuitvoerlegging c.q. schorsing van dit al uitgewerkte besluit. Hij kan met deze vorderingen in ieder geval niet bewerkstelligen dat hij voor het komende voetbalseizoen bij de voetbalvereniging betrokken kan zijn. Wanneer de voetbalvereniging [eiser sub 1] wil blijven weren dan zal zij daartoe een nieuw besluit moeten nemen. Op dit moment is er geen verbod van kracht.