Onveranderbare statuten, verlof rechtbank tot wijziging

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6597

Artikel 12 lid 4 van de statuten bepaalt: “4. De algemene vergadering kan slechts tot wijziging van de artikelen 1 [rb: naam/zetel], 2 [rb: doel] en 5 [rb: inkomsten] en onderhavige bepaling besluiten indien dit met algemene stemmen wordt genomen in een vergadering waarin ten minste vijftig procent van alle stemgerechtigde leden aanwezig is.”.

In de praktijk komt slechts een fractie van de leden bij de ALV. Daar stemde >80% voor de statutenwijziging.

De rechtbank, in een zeer pragmatische beschikking: Anders dan bij stichtingen (artikel 2:294 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) kent de wet bij de vereniging geen mogelijkheid om de rechtbank te vragen de statuten te wijzigen als ongewijzigde handhaving zou leiden tot gevolgen die bij oprichting redelijkerwijs niet kunnen zijn gewild en de statuten niet in de mogelijkheid tot wijziging voorzien. In het geval van een vereniging bepaalt artikel 2:43 lid 1 van het BW dat, tenzij de statuten anders bepalen, een besluit tot statutenwijziging ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen behoeft. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat een bepaling in de statuten die de bevoegdheid tot wijzigen beperkt, alleen kan worden gewijzigd met inachtneming van diezelfde beperking.

Dit betekent dat lid 4 van artikel 12 van de statuten en de daarin genoemde artikelen, alleen kunnen worden gewijzigd door middel van een unaniem besluit op een ledenvergadering waar tenminste 50% van de leden vertegenwoordigd is. Gezien het hiervoor geschetste opkomstpercentage op de ledenvergaderingen in de afgelopen drie jaar is het daarmee voor PINK! feitelijk onmogelijk om de in artikel 12 lid 4 genoemde artikelen te wijzigen. PINK! heeft in het verzoekschrift verder toegelicht dat de door haar onderzochte alternatieven (het opzeggen van het lidmaatschap van alle leden, dan wel het oprichten van een nieuwe vereniging) niet mogelijk of oneigenlijk zijn en dat zij alles heeft gedaan om stemming over de beoogde statutenwijziging mogelijk te maken.

Op grond van artikel 2:8 lid 2 BW is een tussen hen (een rechtspersoon en degenen die krachtens wet of statuten bij de organisatie betrokken zijn) krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Gezien hetgeen hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ongewijzigde handhaving van de statuten van PINK! is de gegeven omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Anders dan door PINK! verzocht, betekent dit niet dat de rechtbank zelf de statuten zal wijzigen. Voor een dergelijke wijziging is er geen wettelijke grondslag en dit acht de rechtbank een te grote inbreuk op de autonomie van de leden van de vereniging. De rechtbank volstaat daarom met het geven van een ontheffing van het in artikel 12 lid 4 vereiste quorum voor de volgende ledenvergadering waar het een hierna in het dictum te noemen wijzigen van artikel 12 lid 4 op de agenda staat, zodat in die vergadering, ongeacht het aantal aanwezige leden rechtsgeldig over het voorstel tot wijziging van lid 4 kan worden besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Het is vervolgens aan PINK! om op basis van een eventueel gewijzigd artikel 12 lid 4 van de statuten alsnog een eventuele wijziging van haar doel aan de ledenvergadering voor te leggen.”

De wijziging in het dictum is als volgt:

 Artikel 12. Statutenwijziging

(…) 4. (…) Is in een vergadering waarin dit besluit aan de orde is, niet ten minste vijftig procent van alle stemgerechtigde leden aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan een week en niet later dan twee maanden na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan ongeacht het aantal het aantal aanwezige leden rechtsgeldig omtrent het voorstel worden besloten, met een meerderheid van ten minste twee derden van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.”.“”

De villa en de vereniging

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2023:9851

Een persoon richt een vereniging op, waar een pand ter waarde van  € 1,8 mio  in zat, en waar kennelijk alleen haar zoons bestuurslid van waren.

Artikel 2:23b lid 1 BW bepaalt dat bij ontbinding van de vereniging het vermogen verdeeld kan worden over de leden, als de statuten geen andere bestemming bepalen. Echter, bij zo’n kleine vereniging is een statutenwijziging vlak voor de ontbinding natuurlijk mogelijk. Bovendien is het lidmaatschap van een vereniging (meestal) niet overerfbaar (artikel 2:34 lid 1 BW.

“Ter zitting heeft [de ene broer] verklaard dat er geen ledenregister als bedoeld in de statuten bestaat, maar dat uit de lijst bij het ontslagbesluit van 30 december 2021 volgt wie destijds de leden waren. Desgevraagd kon [eiseres01] [= de vereniging] niet toelichten of uitleggen hoe en wanneer de betreffende toelatingsbesluiten van die leden tot stand zijn gekomen en waaruit dat zou kunnen blijken. Nu het ledenregister ontbreekt en evenmin is verduidelijkt wanneer welke personen lid van [eiseres01] zijn geworden, is niet te controleren of het bestreden ontslagbesluit van 30 december 2021 rechtsgeldig, dat wil zeggen in overeenstemming met de statuten, tot stand is gekomen. Alleen al hierom moet de door [eiseres01] gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.”

“Volgens [gedaagde01] volgt het ontslag uit zijn brief (namens [eiseres01]) aan [naam01] van 21 juni 2021, met daarbij de notulen van de bestuursvergadering van diezelfde datum. Ook voor dit ontslag geldt echter dat hiervoor op basis van de statuten een rechtsgeldig besluit is vereist van de algemene vergadering. Dat een dergelijk besluit is genomen door de algemene vergadering, na daartoe op de juiste wijze bijeen te zijn geroepen, volgt ook in dit geval niet uit de overgelegde notulen van de bestuurs vergadering van 21 juni 2018. Volgens [gedaagde01] heeft het bestuursbesluit van 21 juni 2018 echter óók te gelden als een besluit van de algemene vergadering omdat sprake was van een personele unie tussen het bestuur en de algemene vergadering. Los van het feit dat dit laatste door [naam01] wordt betwist, zouden ook in dat geval de door statuten voorgeschreven procedures moeten zijn gevolgd, waaronder die voor het bijeenroepen van de algemene vergadering. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat dit is gebeurd.”

“De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde01] als (mede)bestuurder van [eiseres01] zonder meer een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de door hem verlangde stukken. Als bestuurder van [eiseres01] heeft hij er immers belang bij om te kunnen controleren hoe het bestuur is gevoerd en ook of zich onregelmatigheden hebben voorgedaan. Als onbetwist staat vast dat de administratie van [eiseres01] zich fysiek bij [eiseres01], meer in het bijzonder bij [naam01] , bevindt en dat hij jarenlang iedere vorm van medewerking weigert om [gedaagde01] inzage in die administratie te verschaffen. De betreffende bescheiden zijn naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende omschreven. [eiseres01] heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd.”

“De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om na dit vonnis alsnog het overleg te zoeken met elkaar al dan niet onder begeleiding van een derde.”

De geschorste ALV (50Plus)

Rechtbank Den Haag 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15000

“Voor het laatst op 24 juni 2023 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor het HB van 50Plus. Toen is de [de voorzitter] door de AV [algemene vergadering] gekozen als voorzitter van het HB [hoofdbestuur], [de penningmeester] is gekozen als penningmeester en [bestuurslid1] als algemeen bestuurslid. Daarnaast is mevrouw [de vice-voorzitter] (hierna: [de vice-voorzitter] ), gekozen als vice-voorzitter en de heer [bestuurslid2] als algemeen bestuurslid. Omdat er bij de verkiezingen in juni 2023 niet voldoende kandidaten waren bestaat het HB momenteel uit vijf personen, waarbij de functies van secretaris en één algemeen bestuurslid niet zijn opgevuld. [de voorzitter] , [de vice-voorzitter] , en [de penningmeester] vormen momenteel het DB.”

“Op 30 september 2023 was een AV gepland. Op de agenda van deze AV stonden onder meer: -stemming over vijf “ontslagmoties”, die strekken tot ontslag per direct van het volledige HB”

“In aanloop naar de AV van 30 september 2023 heeft het DB, onder mandaat van het HB, twee besluiten genomen over de mogelijkheid van personen die zich na 7 juli 2023 als lid van 50Plus hebben aangemeld om bij de AV aanwezig te zijn (volgens het besluit waren deze personen ‘kandidaat-lid’, mochten zij aanwezig zijn op de AV, maar hadden zij geen stemrecht) en over de wijze waarop met volmacht gestemd kon worden op de AV.”

“Tussen partijen is in geschil wat de reden was van de schorsing / beëindiging van de AV op 30 september 2023. Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] is dat gebeurd om te voorkomen dat voor [de voorzitter] , [de penningmeester] en [bestuurslid1] nadelige besluiten genomen zouden worden door de AV. Volgens 50Plus is de vergadering op advies van de zaalmanager beëindigd uit veiligheidsoverwegingen, vanwege ontstane onrust. Wat daar ook van zij, vast staat dat de vergadering is beëindigd – waarbij beide partijen uitgaan van een schorsing van de vergadering – en dat er door de AV niet is gestemd over de lijsttrekker en de kandidatenlijst.

4.4. Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 is besproken dat partijen er een gezamenlijk belang bij hebben dat nog vóór 9 oktober 2023 een AV plaatsvindt, op 7 of 8 oktober 2023, zodat alsnog – zoals op grond van artikel 2.1.2 onder d van het HHR is vereist – gestemd kan worden over de lijsttrekker en de kandidatenlijst. [de penningmeester] heeft namens het HB gesteld dat het HB zich inspant om die AV nog tijdig – fysiek of digitaal – georganiseerd te krijgen.

4.5. Zoals ook tijdens de zitting is besproken gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het HB uiterlijk dit weekend een AV laat plaatsvinden, waarbij de geschorste AV van 30 september 2023 wordt voortgezet. [de penningmeester] heeft tijdens de zitting toegezegd dat tijdens de hervatting van de geschorste AV de reeds eerder toegezonden agenda zal worden gehanteerd. Tussen partijen staat vast dat het eerste (inhoudelijke) punt op die agenda de moties tot ontslag van het HB zijn en [de penningmeester] heeft bevestigd dat daarover dan ook als eerste gestemd zal worden.

4.6. Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een ordemaatregel strekkende tot schorsing van [de voorzitter] , [de penningmeester] en [bestuurslid1] .”

… “De voorzieningenrechter merkt verder eigener beweging nog op dat 50Plus er volgens haar goed aan zou doen de komende AV door een onafhankelijke derde (bijvoorbeeld een notaris) te laten voorzitten. Gelet op de emoties op de AV van 30 september 2023 en de (tenminste) twee ‘kampen’ die er lijken te bestaan binnen 50Plus, komt het de voorzieningenrechter voor, dat de inzet van een onafhankelijk vergadervoorzitter de kansen op een rustig verloop van de komende AV aanzienlijk zou kunnen vergroten. Overigens wordt daarbij aangetekend dat de beslissing om een onafhankelijke derde in te schakelen als vergadervoorzitter uiteindelijk bij het HB ligt.”

Ieder lid mag de ledenlijst inzien

“De vereniging heeft een moskee in [vestigingsplaats] waar de activiteiten van de vereniging plaatsvinden. [eiser] is sinds 1 januari 2022 lid van de vereniging. Hij heeft het bestuur van de vereniging laten weten het niet eens te zijn met de manier waarop het bestuur de vereniging leidt. Hij wilde dit graag op een Algemene Ledenvergadering (hierna: ALV) bespreken. Het bestuur heeft laten weten dat zij dit niet toestaat. [eiser] heeft daarom met een beroep op artikel 15 lid 4 van de statuten een bijzondere ALV bijeengeroepen door op 17 juni 2023 in de moskee uitnodigingen op te hangen. Op deze uitnodiging stond dat de ALV zou plaatsvinden op 1 juli 2023 en dat er één agendapunt zou worden behandeld, namelijk het functioneren van de voorzitter. Toen [eiser] deze uitnodigingen aan het ophangen was heeft het bestuur zich daartegen verzet, is een conflict ontstaan, is de politie gebeld en heeft het bestuur [eiser] een pandverbod voor de moskee opgelegd. Bij brief van 29 juni 2023 heeft het bestuur het lidmaatschap van [eiser] opgezegd. [eiser] heeft laten weten in beroep te gaan tegen de opzegging van zijn lidmaatschap. De ALV zal hier in september of oktober van dit jaar over beslissen. Dat betekent dat het zittende bestuur er nog zit.” (het is een uitspraak in kort geding)

“In beginsel kan het bestuur een pandverbod geven als iemand de orde in de moskee verstoort. Het bestuur vertegenwoordigt immers de vereniging. Maar in dit geval is het pandverbod niet terecht opgelegd. Het staat vast dat er op 17 juni 2023 veel onrust is ontstaan en de orde in de moskee is verstoord. De politie is zelfs ter plaatse geweest. Maar de oorzaak van de onrust is hier wel van belang. De onrust is namelijk ontstaan doordat [eiser] iets wilde bereiken wat hij op grond van de statuten mocht bereiken. Hij heeft een achterban van zeker 10% van de leden. Omdat het bestuur weigerde zijn voorstellen op de agenda te zetten, mocht hij een bijzondere ALV bijeenroepen. In de statuten staat expliciet dat die ALV mag worden aangekondigd door mededeling op het in het clubgebouw (lees: moskee) aanwezig mededelingenbord. Dat was [eiser] op dat moment aan het doen. De onrust die de actie van [eiser] veroorzaakte zou normaliter een pandverbod rechtvaardigen, maar omdat [eiser] juist binnenkwam om iets te doen dat hij volgens de statuten mag doen, en het bestuur fout zat door hem daarin tegen te werken, mag zij hem dan niet een pandverbod geven. De onrust is immers ontstaan omdat het bestuur wil verhinderen dat [eiser] iets doet dat hij op basis van de statuten mocht doen. Als er onrust ontstaat door een conflict waar het bestuur in ieder geval medeschuldig aan is, mag het bestuur niet iemand vanwege die onrust een pandverbod geven. Dat zou onredelijk en in strijd met artikel 2:8 BW zijn.
De rechter neemt bij deze beslissing ook mee dat [eiser] vandaag heeft verklaard tot de ALV in september of oktober niets anders te willen doen in de moskee dan bidden, en dat de rechter het door het bestuur gevraagde contactverbod wel zal toewijzen, waarover later meer. Er is daarom ook geen aanleiding om verdere ordeverstoringen te verwachten.
De vordering tot opheffing van het pandverbod wordt dus toegewezen. De vereniging mag [eiser] de toegang tot de moskee niet weigeren. Dat betekent dat ook de reconventionele vordering van de vereniging voor het opleggen van een pandverbod wordt afgewezen.”

“[eiser] wil graag beschikking krijgen over de ledenlijst van de vereniging. Deze vordering wordt enigszins afgezwakt toegewezen. Iedereen die lid is van een vereniging heeft in beginsel recht om de ledenlijst in te zien. [*] Het betoog van de vereniging waarom zij de ledenlijst niet wil verstrekken, maar wel ter inzage wil geven, is begrijpelijk. Daarom wordt de vordering zo toegewezen dat [eiser] recht op inzage krijgt. Binnen twee weken na deze zitting moet het bestuur zorgen dat [eiser] in het gebouw van de vereniging (de moskee) de ledenlijst kan inzien. [eiser] heeft vandaag beloofd dat hij de inzage van de ledenlijst voor geen enkel ander doel gaat gebruiken dan om te weten wie er lid is en om in september en oktober te kunnen beoordelen of de ALV en de stemming netjes verlopen. Ook heeft hij beloofd dat hij de ledenlijst niet gaat gebruiken om leden te benaderen.”

[*] – Deze regel is conform de uitspraak in de BVKZ zaak uit 2018, zie deze post.

De vereniging vordert een contactverbod tussen [eiser] en het bestuur. Deze vordering wordt toegewezen. Deze ordemaatregel kan bijdragen aan rust in de moskee. Omdat vaststaat dat er in september of oktober van dit jaar een ALV wordt gehouden is het ook niet nodig dat [eiser] contact heeft met het bestuur of afzonderlijke bestuursleden. Dit contactverbod loopt tot in ieder geval die eerstvolgende ALV. Als op die ALV wordt beslist dat de opzegging in stand blijft zal het contactverbod vanaf vandaag voor de duur van één jaar worden opgelegd.

Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3577