2De feiten
2.1.
Snel Tot Ziens is een hobbyvereniging van postduivenhouders in de Rotterdamse wijk Crooswijk.
2.2.
[woonplaats] is al geruime tijd lid van Snel Tot Ziens. Binnen Snel Tot Ziens vormt [woonplaats] een combinatie (meerdere leden die onder één naam en vanaf hetzelfde hok vanaf één erf aan wedvluchten deelnemen) genaamd [combinatie].
2.3.
In de statuten van Snel Tot Ziens is onder meer opgenomen:
“ Artikel 6 Het lidmaatschap eindigt door:
a. opzegging bij aangetekend schrijven aan de secretaris;
(…)
c. royement (op voordracht van de meerderheid van het bestuur door een algemene vergadering met een besluit van 2/3 meerderheid).
Bij meerderheidsbesluit van het bestuur kan een lid in afwachting van het royementsbesluit worden geschorst. ”
2.4.
Het huishoudelijk reglement van de Nederlandse Postduiven Organisatie (NPO), dat ook het huishoudelijk reglement van Snel Tot Ziens is, bepaalt onder meer:
“ Artikel 30
1. Door Bestuur N.P.O. wordt tenminste drie maanden voor Algemene Ledenvergadering N.P.O. aan de Afdelingen en de kiesmannen N.P.O. kennis gegeven wanneer Algemene Vergadering N.P.O. wordt gehouden, (…).”
4. Oproeping en agenda worden dertig dagen voor Algemene Vergadering N.P.O. verzonden en gepubliceerd met inachtneming van het bepaalde in Statuten artikel 27 lid 3.
5 Van de in lid 4 van dit artikel genoemde termijn kan worden afgeweken indien Bestuur N.P.O. dit noodzakelijk acht. ”
2.5.
Per brief van 4 maart 2013 heeft de heer [persoon1], toenmalig voorzitter van Snel Tot Ziens, onder meer het volgende aan [woonplaats] geschreven:
“N.a.v. het voorval op de beurs te Houten zaterdag 02-03-2013 j.l. moet ik u
(de [combinatie] bestaande uit 3 personen) namens bestuur en leden mededelen dat de vereniging Snel tot Ziens geen prijs meer stelt op het lidmaatschap van onze vereniging, hierin spelen ook eerdere voorvallen tussen u en andere leden een rol.
Omdat na het vertrek van enkele leden dit ook n.a.v. uw instelling, en door dit nieuwe voorval, diverse leden hebben besloten hun lidmaatschap op te zeggen, ziet het bestuur zich genoodzaakt deze beslissing te nemen.
Het bestuur en leden hopen dat u deze beslissing wilt accepteren en u ([combinatie]) uw lidmaatschap op wilt zeggen, hiermede geven wij aan dat u in deze situatie geen financiële verplichtingen meer heeft aan devereniging Snel tot Ziens.
Tevens willen wij via dit schrijven u ook, (om complicaties te voorkomen) de toegang tot de a.s. (18-3-2013) vergadering ontzeggen.
U begrijp[t] dat gezien de situatie die zich voor heeft gedaan wij geen andere mogelijk[heid] zien, zeker niet nu er zoveel leden hun mening betreffende uw lidmaatschap hebben kenbaar gemaakt en daardoor devereniging S.T.Z. geen bestaansrecht meer zal hebben.
Mocht u om welke reden dan ook geen gehoor aan ons verzoek willen geven dan zien wij ons genoodzaakt deze situatie bij het NPO bestuur aanhangig te maken wat een zodanige tijd in beslag kan nemen dat er van deelname aan de concoursen voorlopig geen mogelijkheid is voor u.
Daar om geven wij u ([combinatie]) het advies ons voorstel te accepteren en zien wij p.v. Snel tot Ziens uw schrijven met een opzegging van uw drieën tegemoet.”
2.6.
Op 18 maart 2013 heeft een algemene ledenvergadering van Snel Tot Ziens plaatsgevonden. Bij deze algemene ledenvergadering zijn [woonplaats] niet aanwezig geweest. Naar aanleiding van deze vergadering is een ongedateerde brief aan [woonplaats] gezonden waarin onder meer is opgenomen:
“ De Vergadering betreffende het onderwerp beëindiging is op de ledenvergadering van 18-03-2013 genomen door 25 van de 29 bij de NPO ingeschreven leden.
De stemverhouding is 20-leden tegen uw lidmaatschap
3 leden voor uw lidmaatschap
2 leden blanco
Deze maatregel gaat onmiddellijk in. D.D. 18-03-2013 en geldt voor
de totale [combinatie] [nummer1]
bestaande uit [eiser2] [nummer2]
[eiser1] [nummer3]
[eiser3] [nummer4]
Reden Het uiten doormiddel van woord en gebaar tijdens het afgelopen seizoen tegen andere leden , waardoor er veel wrevel en ongenoegen heerste en diverse leden aangaven hier niet meer van gediend te zijn en als deze maatregel niet genomen zou worden zij de vereniging zullen verlaten met als gevolg dat de vereniging1657 dan gedoemd zou zijn zich te ontbinden.
Daar veel van de resterende leden al een ver gevorderde leeftijd hebben zal dit voor deze leden het einde van hun hobby betekenen. ”
2.7.
Tegen dit besluit heeft [woonplaats] bezwaar ingesteld bij het Tucht en Geschillencollege van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (TGC). Bij uitspraak van 18 april 2013, verzonden 17 mei 2013, heeft het TGC geoordeeld dat [woonplaats] weer als lid van Snel Tot Ziens dient te worden aangenomen.
2.8.
Tegen de uitspraak van het TGC heeft [woonplaats] beroep ingesteld bij het Beroepscollege van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie. Het beroepscollege heeft bij uitspraak van 24 juni 2013 zich onbevoegd geacht om in de zaak uitspraak te doen en de uitspraak van het TGC vernietigd.
2.9.
Tijdens de algemene ledenvergadering van Snel Tot Ziens van 24 april 2013 is wederom over de beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] gestemd. Het bestuur van Snel Tot Ziens heeft geconcludeerd dat een meerderheid van de leden op die vergadering voor beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] heeft gestemd.
2.10.
Per e-mail 3 juli 2013 heeft [persoon1] aan [woonplaats] laten weten dat er geen duiven meer op Snel Tot Ziens kunnen worden aangeboden.
2.11.
Een brief van het Arrondissementsparket Midden Nederland, onderdeel Slachtofferzorg OM, aan de heer [eiser3] van 18 september 2013 betreffende het incident op de beurs te Houten op 2 maart 2013 luidt onder meer als volgt:
“ Met deze brief laat ik u weten dat de rechtbank een uitspraak heeft gedaan in de strafzaak met bovengenoemd kenmerk.
Uitspraak van de rechtbank
De uitspraak van de rechtbank wordt een vonnis genoemd. De rechter heeft de verdachte op vrijdag 24 mei 2013 veroordeeld tot:
∙ Een geldboete ter hoogte van 200,00 euro (…).
Vonnis is onherroepelijk
Het vonnis in onherroepelijk.(…)
Verzoek om schadevergoeding is niet-ontvankelijk
In het vonnis heeft de rechtbank uw vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. (…) ”
2.12.
Bij vonnis van 5 november 2013 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening tot ongedaanmaking van de besluiten waarbij het lidmaatschap van [woonplaats] is beëindiging geweigerd wegens gebrek aan spoedeisend belang. Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft dit vonnis bij arrest van 22 juli 2014 bekrachtigd.
4De beoordeling
4.1.
[woonplaats] heeft zijn vordering tot intrekking van de royementsbesluiten gebaseerd op de stelling dat bij de totstandkoming van die besluiten is gehandeld in strijd met de wet en met de statuten en het huishoudelijk reglement van Snel Tot Ziens. Gelet op die grondslag zal de rechtbank de vordering sub I tot intrekking van de aldaar genoemde besluiten begrijpen als een vordering om de besluiten nietig te verklaren dan wel te vernietigen zoals bedoeld in artikel 2:14 Burgerlijk Wetboek (BW) respectievelijk artikel 2:15 BW.
4.2.
In het besluit van 18 maart 2013 is sprake van de “beëindiging van het lidmaatschap” en van een “maatregel” die onmiddellijk in gaat. Op de stembriefjes van de vergadering van 24 april 2013 wordt gesproken van de “beëindiging / royement” van (het lidmaatschap van) [woonplaats]
4.3.
Het recht van vereniging is geregeld in de artikelen 26 tot en met 52 van Boek 2 BW. De bepalingen van Boek 2 BW zijn dwingendrechtelijk van aard met dien verstande dat daarvan slechts kan worden afgeweken voor zover de wet dit toestaat (artikel 2:25 BW).
4.4.
Artikel 2:35 lid 1 BW geeft een limitatieve opsomming van de wijzen waarop het lidmaatschap van eenvereniging eindigt. Beëindiging van het lidmaatschap van een vereniging door middel van royement is in die opsomming niet genoemd. Uit dit artikellid volgt dat het lidmaatschap van een vereniging eindigt door, voor zover hier van belang, opzegging door de vereniging of door ontzetting.
4.5.
Ontzetting uit het lidmaatschap is een bestraffende vorm van opzegging en kan volgens artikel 2:35 lid 3 BW alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van devereniging handelt, of wanneer een lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Uit artikel 2:35 lid 2 BW volgt dat de vereniging het lidmaatschap kan opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd, en voorts wanneer het lid heeft opgehouden aan de vereisten door de statuten voor het lidmaatschap gesteld, te voldoen, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat binnen voormeld juridisch kader de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] primair als ontzetting en subsidiair als opzegging dienen te worden gezien.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de brief van 4 maart 2013 geen besluit tot ontzetting/opzegging vormt. Voor zover de vordering sub I betrekking heeft op een besluit genomen op 4 maart 2013, is deze derhalve niet toewijsbaar.
4.8.
Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, is ingevolge artikel 2:14 BW nietig.
Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is ingevolge artikel 2:15 BW vernietigbaar:
a. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
b. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist;
c. wegens strijd met een reglement.
4.9.
[woonplaats] stelt dat de besluiten om de volgende redenen niet in stand kunnen blijven:
- –
het aan alle besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] ten grondslag liggende verwijt is niet juist;
- –
het besluit tijdens de algemene ledenvergadering van 18 maart 2013 is in strijd met de Statuten en het Huishoudelijk Reglement, omdat de algemene ledenvergadering niet tijdig is uitgeschreven, [woonplaats] niet in de gelegenheid zijn gesteld om bij de algemene ledenvergadering aanwezig te zijn en het ‘royement’ niet is uitgesproken bij een gekwalificeerde meerderheid;
- –
het besluit op de algemene ledenvergadering van 24 april 2013 is in strijd met de Statuten en het Huishoudelijk Reglement, omdat de algemene ledenvergadering niet tijdig is uitgeschreven en het ‘royement’ niet is uitgesproken bij gekwalificeerde meerderheid.
4.10.
Snel Tot Ziens betwist dat er gebreken kleven aan de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats]
Snel Tot Ziens heeft aangevoerd dat er sprake is van wangedrag van [eiser3] tegenover Snel Tot Ziens. Ter onderbouwing van dat wangedrag verwijst zij naar het incident tijdens de Beurs te Houten, de als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde correspondentie en de als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde spreekaantekeningen van [persoon1] voor de algemene ledenvergadering van 24 april 2013. Door dit wangedrag benadeelt [woonplaats] Snel Tot Ziens onredelijk, zodat ontzetting mogelijk is, althans kan redelijkerwijs van Snel Tot Ziens niet gevergd worden het lidmaatschap te laten voortduren, zodat opzegging mogelijk is, aldus Snel Tot Ziens.
4.11.
Naar oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat sprake is van wangedrag van [eiser3]. Weliswaar heeft op 2 maart 2013 een incident plaatsgevonden tussen hem en een voormalig lid van Snel Tot Ziens, maar hiervoor is dit voormalig lid vervolgd en veroordeeld, terwijl [eiser3] in de strafrechtelijke procedure als het slachtoffer is aangemerkt. De rechtbank volgt Snel Tot Ziens niet in haar stelling dat [eiser3] desondanks verwijt treft, omdat wie als dader en wie als slachtoffer wordt aangemerkt afhangt van wie (als eerste) aangifte doet. Een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, levert ingevolge artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dwingend bewijs van dat feit op. Aangenomen moet worden dat de strafrechter bij zijn oordeel heeft meegewogen of de verdachte handelde uit noodweer.
Voorts blijkt dit wangedrag niet uit de als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde correspondentie. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien in welk opzicht [eiser3] in die correspondentie die grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Zowel in de spreekaantekeningen van [persoon1] als in de verklaringen van Snel Tot Ziens ter comparitie is aangegeven dat de verhouding tussen [woonplaats] en (een deel van de) overige leden van Snel Tot Ziens stroef is. Snel Tot Ziens heeft echter, mede gelet op het gemotiveerde verweer van [woonplaats], onvoldoende onderbouwd uit welke concrete feiten en omstandigheden het aan [eiser3] verweten wangedrag heeft bestaan. Daarbij heeft Snel Tot Ziens bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom eventueel wangedrag van [eiser3] ook tot ontzetting dan wel opzegging van het lidmaatschap van [eiser1] en [eiser2] dient te leiden. Onvoldoende redengevend daartoe is dat [woonplaats] als een combinatie deelnam aan wedvluchten, nu gesteld noch gebleken is dat [eiser1] en [eiser2] niet gezamenlijk of individueel ook aan die wedvluchten zouden kunnen deelnemen.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten die artikel 2:35 BW aan ontzetting dan wel opzegging stelt.
4.13.
Met betrekking tot het besluit van 18 maart 2013 heeft [woonplaats] aangevoerd dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld aanwezig te zijn bij de algemene ledenvergadering van 18 maart 2013, waar over de beëindiging van zijn lidmaatschap werd gestemd. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten die de wet en de statuten en het huishoudelijk reglement aan dergelijke vergaderingen stellen.
4.14.
Ingevolge artikel 2:38 BW hebben alle leden die niet geschorst zijn toegang tot de algemene ledenvergadering en hebben daar ieder één stem. Niet in geschil tussen partijen is dat [woonplaats] niet geschorst is geweest, zodat hij toegang had tot de algemene ledenvergadering. Dit uitgangspunt blijft ook gelden in het geval dat de toenmalige voorzitter van Snel Tot Ziens aan [woonplaats] heeft verzocht om niet bij de algemene ledenvergadering van 18 maart 2013 aanwezig te zijn om onrust op die vergadering te voorkomen. Een besluit tot schorsing is immers ingevolge artikel 6 onder c van de Statuten een meerderheidsbesluit van het bestuur en gesteld noch gebleken is dat een dergelijk meerderheidsbesluit tot schorsing is genomen. De algemene ledenvergadering waarop het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] is genomen voldoet daarmee niet aan de vereisten die artikel 2:38 BW daaraan stelt.
4.15.
Om deze redenen zijn de besluiten van 18 maart 2013 en 24 april 2013 nietig en is het daarop gerichte deel van de vordering (onderdeel I) toewijsbaar. Gelet daarop kan in het midden blijven of a) de oproeping correct is geschied en b) op de algemene ledenvergaderingen van 18 maart 2013 en 24 april 2013 met een gekwalificeerde meerderheid is gestemd voor de beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] De rechtbank komt aan bewijsvoering dienaangaande niet meer toe.
4.16.
Onderdeel II van de vordering van [woonplaats] zal worden afgewezen. Het gevorderde is naar oordeel van de rechtbank zo ruim geformuleerd dat onvoldoende duidelijk is waar [woonplaats] op doelt. Desgevraagd is ter comparitie namens [woonplaats] geen verdere helderheid over het gevorderde sub II verstrekt. Voorts voorziet de rechtbank dat een toewijzing van het gevorderde zal leiden tot executieproblemen.
4.17.
Het in onderdeel III gevorderde zal eveneens worden afgewezen. Nu een verklaring voor recht wordt gegeven dat de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap van [woonplaats] nietig zijn, hebben deze besluiten geen werking. Daaruit volgt dat [woonplaats] niet als geroyeerd (althans ontzet dan wel opgezegd) dienen te worden beschouwd.
4.18.
[woonplaats] heeft de door haar geleden schade als gevolg van het handelen van Snel Tot Ziens, mede gelet op de betwisting hiervan door Snel Tot Ziens, onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering (onderdeel IV) zal worden afgewezen. Het had op de weg van [woonplaats] gelegen om de vordering nader te onderbouwen, bijvoorbeeld onder overlegging van de op de gevorderde kosten betrekking hebbende facturen en aankoopbonnen.
4.19.
Snel Tot Ziens zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld als hierna vermeld, dit in verband met de aan [woonplaats] verleende toevoeging.
Bij deze kostenbegroting worden de volgende posten in aanmerking genomen:
4.20.
Nu [woonplaats] door één advocaat is vertegenwoordigd, zal de rechtbank de proceskostenveroordeling ten gunste van alle eisers brengen ter nadere onderlinge verrekening.