Schadevergoeding voor lichtvaardig royement

Rb. Zwolle, 16 november 2011, LJN BU4893 (VIT)
ECLI:NL:RBZLY:2011:BU4893 


Een kindertherapeut vermoedt dat een kind wordt mishandeld door de moeder. De moeder dient een klacht in bij de Klachtencommissie van de beroepsvereniging waar de therapeut lid van is. De klacht wordt gegrond verklaard. De therapeut volgt het advies van de Klachtencommissie niet op en wordt door het bestuur van de beroepsvereniging ontzet. Later komen gebreken in de procedure bij de Klachtencommissie aan het licht en wordt het besluit tot onzetting ‘ongedaan gemaakt’ door het bestuur. De vereniging wordt echter alsnog veroordeeld tot schadevergoeding vanwege het onrechtmatige royement: “De rechtbank is van oordeel dat het de taak van het bestuur is om in het geval een lid met klachten over de werkwijze en samenstelling van de klachtencommissie komt, te toetsen of het besluit op de juiste wijze en gronden is genomen. (…) Nu zulks niet is gebeurd, heeft de VIT het besluit tot royement lichtvaardig genomen en daarmee in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld. Hiermee staat de onrechtmatigheid van het besluit van de VIT vast. Daar komt bij dat de VIT [eiseres] heeft geroyeerd zonder [eiseres] te hebben gehoord, waarmee de VIT het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. (4.11.3)”

“In beginsel is er slechts plaats voor een (zeer beperkte) marginale toetsing van het besluit. Naarmate er echter minder basis in de statuten of reglementen voor een beslissing aanwezig is en geen duidelijk samenstel van regels voorhanden is waaraan getoetst dient te worden, is er minder reden voor terughoudendheid bij de beoordeling van het besluit.” (4.11.2)

Schadevergoeding EUR 22.313

Vonnis van 16 november 2011
in de zaak van
[eiseres], eiseres, tegen
1. [gedaagde sub 1] tot [gedaagde sub 5],
6. de vereniging VERENIGING VAN INTEGRAAL-THERAPEUTEN, gedaagden,





Vonnis van 16 november 2011
in de zaak van

Partijen zullen hierna [eiseres] en de VIT genoemd worden.





2. De feiten
2.1. [eiseres] is volledig bevoegd kinder- en jeugdtherapeut …
2.2. [eiseres] is aangesloten bij de Vereniging van Integraal Therapeuten (VIT).

2.5. Artikel 6 van de statuten luidt:
“De vereniging tracht dit doel te bereiken langs wettige weg en wel door:
(…)
3. het instellen van een arbitragecommissie, aan het oordeel waarvan de leden van de vereniging zich verplichten te onderwerpen ter zake van geschillen casu quo klachten ingesteld door patiënten/cliënten dan wel door collega’s tevens lid van de vereniging.”

2.8. De VIT kent een klachtencommissie. In de ALV van 3 mei 1997 is het Klachtreglement Vereniging van Integraal Therapeuten aangenomen. 

2.9. 1.5.1 Artikel 4 van het Klachtreglement luidt:
“1. De klachtencommissie bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden, waaronder een voorzitter en een secretaris. De leden worden benoemd door het bestuur uit de kring van therapeuten, m.u.v. de voorzitter. Deze is jurist en geen lid van de beroepsorganisatie.
2. Het lidmaatschap van de klachtencommissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur.
3. De leden van de klachtencommissie worden, met uitzondering van de voorzitter, benoemd voor een periodevan twee jaar en zijn niet herbenoembaar.
4. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van twee jaar en is herbenoembaar.
(…)

2.10. 1.6.1 Artikel 5 van het Klachtreglement luidt:
“De klachtencommissie heeft de volgende taken:
1. Het op basis van de behandeling van een klacht komen tot een uitspraak, gericht tot de klager en de aangeklaagde over de gegrondheid van die klacht, een en ander, met inachtneming van het in artikel 18 bepaalde.
2. Het adviseren van de aangeklaagde over door hem te nemen maatregelen naar aanleiding van de behandelde klacht.
(…)”.

2.11. 1.9.7. Artikel 14 van het Klachtreglement luidt:
“De klager en de aangeklaagde kunnen zich, indien zij dat wensen, laten bijstaan door een advocaat of een andere adviseur.”

2.12. 1.9.8 Artikel 15 van het Klachtreglement luidt:
“(…)
3. De aangeklaagde deelt schriftelijk en met redenen omkleed binnen een maand na ontvangst van het verslag bevattende uitspraak aan de aangeklaagde en aan de klachtencommissie mee, of hij maatregelen neemt naar aanleiding van het oordeel van de commissie en, zo ja, welke.(…)”.

2.13. In 2007 behandelde [eiseres] een (toen) elfjarig kind.

[Eiseres vermoedt dat het kind wordt mishandeld door de moeder]

2.24. Op 4 mei 2008 hebben de moeder van het kind en haar vriend (hierna: klagers) een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de VIT. De klacht is drieledig:
1. [eiseres] heeft de gemaakte afspraken niet in een behandelovereenkomst vastgelegd,
2. [eiseres] heeft een valse aangifte van kindermishandeling gedaan,
3. de therapeutische behandeling van het kind was onjuist.

2.25. Op 23 oktober 2008 heeft de klachtencommissie de klacht van klagers gegrond verklaard en, ingevolge artikel 15 van het klachtreglement, een advies uitgebracht aan [eiseres]. In het advies staat:

“9. Aanbevelingen
Op grond van artikel 15 van het klachtreglement adviseert de Klachtencommissie aan verweerster om voor de periode van een jaar, met een frequentie van minimaal 1x per maand, onder supervisie van een geregistreerde supervisor van de V.I.T., te werken aan haar attitude als therapeut, gericht op het ontwikkelen van een onpartijdige, neutrale en professionele beroepshouding, met als belangrijke aandachtspunten: bewustwording van de rol die overdracht en tegenoverdracht spelen in een therapeutische relatie en het adequaat reageren op overdracht en tegenoverdracht.
Op grond van artikel 15.3 van het klachtreglement dient verweerster binnen een maand na ontvangst van het onderhavige verslag, aan de Klachtencommissie mee te delen of zij bovenstaande maatregelen genomen heeft, bij gebreke waarvan de Klachtencommissie het bestuur van de V.I.T. zal adviseren om verweerster te royeren als lid van de V.I.T.”.

2.26. Bij brief van 14 november 2008 aan de VIT heeft de raadsvrouwe van [eiseres] uiteengezet waarom [eiseres] zich niet in het advies van de klachtencommissie kan vinden en heeft zij verzocht de uitspraak van de klachtencommissie te vernietigen. (…)

2.27. Bij brief van 5 december 2008 heeft de Klachtencommissie het bestuur van de VIT bericht:
“(…)
De Klachtencommissie heeft het betreffende verslag verstuurd naar mevr. [eiseres] op 21 oktober 2008. Vastgesteld wordt dat inmiddels ruim 6 weken zijn verstreken en dat de commissie tot op hedengeen bericht van mevr. [eiseres] heeft ontvangen dat zij de aanbevolen maatregelen heeft genomen. Bijgevolg staat aan de commissie geen andere weg open dan thans aan u als Bestuur van de VIT te adviseren om mevr. [eiseres] te royeren als lid van de de VIT.”

2.28. Bij brief van 8 december 2008 heeft het bestuur van de VIT de raadsvrouwe van [eiseres] bericht:
“Naar aanleiding van uw brief d.d. 14 november jl. berichten wij u het volgende.
De klachtencommissie opereert onafhankelijk van het bestuur en hetgeen in de commissie wordt besproken wordt nietnaar buiten gebracht door de leden van de commissie. De commissie heeft een duidelijke plicht tot geheimhouding. Een en ander is natuurlijk mede bedoeld om de belangen van de therapeut tegen wie de klacht wordt ingediend, te beschermen.

Het bestuur gaat niet over uitspraken van de klachtencommissie, is niet op de hoogte van wat er (met naam en toenaam) speelt in een procedure en hoort zich daar inhoudelijk niet mee te bemoeien.

Overigens behoort u als advocate ervan op de hoogte te zijn dat het bestuur niet de bevoegdheid heeftom zich uit te laten over de inhoudelijke gang van zaken bij een klachtbehandeling.
(…)”.

2.29. Bij brief van 23 december 2008 heeft het bestuur van de VIT [eiseres] bericht:

Vastgesteld wordt dat inmiddels ruim 8 weken zijn verstreken en dat de commissie tot op heden geen bericht van u heeft ontvangen, dat u de aanbevolen maatregelen heeft genomen.
Hoezeer wij het ook betreuren, het bestuur staat nu geen andere weg open dan het advies van de Klachtencommissie op te volgen, en u per direct te royeren als lid van de VIT.”

2.30. Bij brief van 29 januari 2009 heeft [eiseres] het bestuur van de VIT bericht dat zij ingevolge artikel 13.1 lid 3.4 van de statuten beroep instelt tegen de beslissing van het bestuur om haar te royeren. Voorts heeft [eiseres] het bestuur verzocht, hangende de civiele zaak tegen het bestuur van de VIT en inafwachting van de door het bestuur in te lasten extra ALV, het besluit tot royement te schorsen. (…)

2.32. Tijdens de ALV van 28 maart 2009 is het beroep van [eiseres] behandeld en heeft de ALV besloten dat een onafhankelijk onderzoek zal worden ingesteld naar het handelen van de klachtencommissie en dat het handelen van [eiseres] door een nieuw samen te stellen commissie opnieuw zal worden onderzocht. Tevens heeft de ALV besloten dat het royement gedurende het onderzoek zal worden opgeschort.

2.33. Bij brief van 15 april 2009 heeft het bestuur van de VIT [eiseres] bericht:
“Naar aanleiding van de Algemene Ledenvergadering van 28 maart jongstleden en gehoord hebbend wat ter vergadering met betrekking tot het royement van uw lidmaatschap van de vereniging aan de orde is geweest, heeft het bestuur zich herberaden en haar besluit met betrekking tot uw royement herwogen. Een en ander heeft er toe geleid dat het bestuur heeft besloten om terug te komen op haar besluit van 23 december 2008 met betrekking tot uw royement als lid van de de VIT en dat besluit te vernietigen.

Het voorgaand betekent dat uw lidmaatschap van de Vereniging van Integraal Therapeuten met ingang van 1 oktober 2006 tot lid van de VIT onverkort van kracht is. Dit heeft inmiddels geresulteerd in de vermelding van uw praktijk op de website van de VIT, alsmede in het doorgeven van uw naam aan de aangesloten zorgverzekeraars.

Van bovenstaand bestuursbesluit zal mededeling worden gedaan in de komende ALV op 18 april aanstaande.
(…)”.

2.34. Op de ALV van 18 april 2009 heeft het bestuur van de VIT aan de leden meegedeeld dat de besluiten die op de ALV van 28 maart 2009 zijn aangenomen, te weten het onafhankelijke onderzoek naar de behandeling van de klacht door de klachtencommissie en de opschorting van het royement, wettelijk niet mogelijk zijn en daarom niet worden uitgevoerd. 

2.35. Op 14 juli 2009 heeft [eiseres] een eigen vereniging opgericht voor kinder- en/of jeugdtherapeuten.

2.36. Per 7 oktober 2009 heeft [eiseres] haar lidmaatschap van de VIT opgezegd. (…)

4. De beoordeling

Vernietiging van het advies van de klachtencommissie
4.2. De rechtbank begrijpt de vordering van [eiseres] aldus, dat wordt gevorderd dat het advies van de klachtencommissie door de rechtbank wordt vernietigd. Tussen partijen is in geschil of het advies van de Klachtencommissie in stand dient te blijven dan wel vernietigbaar is.

4.3. De VIT heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [eiseres] ingevolge artikel 3:303 BW niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens het ontbreken van belang.
Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het inhoudelijke oordeel van de klachtencommissie alleen kan worden weerlegd in een procedure tussen [eiseres] en klagers.
Voorts stelt de VIT dat voor zover de procedurele bezwaren van [eiseres] tegen (de werkwijze van) de klachtencommissie al niet in een eventuele procedure tussen [eiseres] en de klagers behandeld worden, daarvoor geldt dat de behandeling daarvan in onderhavige procedure geen separaat belang dient. Dergelijke procedurele bezwaren kunnen immers uitsluitend tot aantasting van het oordeel van de klachtencommissie leiden, indien zij inhoudelijk tot een ander oordeel leiden. Dat oordeel wordt al geveld door de rechter in een eventuele procedure tussen [eiseres] en klagers.
Subsidiair heeft de de VIT aangevoerd dat, vanwege proceseconomische overwegingen en vanwege het risico van tegenstrijdige uitspraken, het oordeel over het advies van de Klachtencommissie dient te worden aangehouden totdat in een procedure tussen [eiseres] en de klagers tot in de hoogste instantie is beslist.

4.4. De rechtbank begrijpt de stellingen van de VIT aldus dat de VIT van mening is dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vordering omdat de inhoudelijke en procedurele beoordeling van het advies van de Klachtencommissie alleen kan plaatsvinden in een procedure tussen [eiseres] en klagers en dat het advies van de Klachtencommissie derhalve geen werking heeft tussen [eiseres] en de VIT.

De rechtbank kan de VIT niet volgen in deze stellingen. 

Van een bindend advies is sprake indien vast staat dat partijen zijn overeengekomen om geschillen via de weg van het bindend advies op te lossen. 
Een bindend advies is een vaststellingsovereenkomst waarop de artikelen 7:900 BW en verder van toepassing zijn. Gebondenheid van partijen aan het bindend advies is regel. Uit artikel 6 lid 3 van de Statuten volgt dat de vereniging een arbitragecommissie dient in te stellen, aan het oordeel waarvan de leden van de vereniging zich verplichten te onderwerpen ter zake van geschillen dan wel klachten ingesteld door patiënten, cliënten of collega’s. 
De rechtbank is van oordeel dat ingevolge dit artikel van de statuten, waaraan alle leden van de VIT zich hebben onderworpen, [eiseres] met de VIT is overeengekomen dat geschillen via de weg van een bindend advies door de Klachtencommissie dienen te worden opgelost. Het advies van de Klachtencommissie is derhalve ook als een bindend advies tussen [eiseres] en de VIT te beschouwen en [eiseres] kan derhalve in haar vordering worden ontvangen. De VIT heeft dit zelf ook zo gezien: zij volgt het advies van de klachtencommissie om [eiseres] te royeren.


4.5. [eiseres] stelt dat de klachtencommissie onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zowel de vele procedurele fouten als door de wijze waarop de klacht inhoudelijk is behandeld.Zij vordert vernietiging van het advies van de klachtencommissie op grond van artikel 7:904 BW dan wel artikel 2:15 BW omdat het vanwege alle gebreken bij de totstandkoming ervan als inhoudelijk naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om haar eraan te houden.



4.7. De rechtbank overweegt als volgt. 
Ingevolge artikel 7:904 BW is een bindend advies slechts vernietigbaar, indien gebondenheid aan dat bindend advies in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Getoetst moet worden of de fundamentele beginselen van procesrecht in acht zijn genomen. De rechter dient zich daarbij terughoudend op te stellen; niet elke onjuistheid in het bindend advies kan tot vernietiging leiden. Van een verkapt hoger beroep is geen sprake. Slechts indien aan het bindend advies ernstige gebreken kleven kan met recht een beroep op vernietiging worden gedaan.

4.7.1. De VIT heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vordering en dat de procedure moeten worden aangehouden totdat in een procedure tussen [eiseres] en klagers in de hoogste instantie is beslist. Dit standpunt is door de rechtbank verworpen (zie r.o. 4.4.) De VIT heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de door [eiseres] naar voren gebrachteprocedurele en inhoudelijke bezwaren tegen het advies van de Klachtencommissie. De VIT heeft zich het recht voorbehouden om, indien de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling toekwam, verweer te voeren. Het ontgaat de rechtbank echter op grond waarvan de VIT dit voorbehoud heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de processtrategie van de VIT voor haar eigen rekening en risico komt en zal derhalve aan het voorbehoud van de VIT voorbij gaan. Nu de VIT geen verweer heeft gevoerd tegen de door [eiseres] naar voren gebrachte procedurele en inhoudelijke bezwaren, dient de rechtbank deze als vaststaand aan te nemen. Hierbij merkt de rechtbank echter wel op dat het bezwaar van [eiseres] dat de klachtencommissie [eiseres] niet heeft toegestaan zich te doen vertegenwoordigen door een advocaat, niet volgt uit de door [eiseres] ter onderbouwing overgelegde e-mail. De rechtbank zal dit bezwaar dan ook niet meenemen in haar beoordeling.

4.7.2. De vraag die thans beantwoord moet worden is of er zodanig ernstige gebreken aan het advies van de Klachtencommissie kleven dat met recht een beroep kan worden gedaan op vernietiging van het bindend advies. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Door het verweerschrift aan de partner van de vrouw te zenden, heeft de klachtencommissie haar geheimhoudingsplicht geschonden. Door klaagster en [eiseres] buiten elkaars aanwezigheid te horen, zonder [eiseres] hierin te kennen, heeft de klachtencommissie het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Voorts acht de rechtbank het in strijd met de beginselen van procesrecht dat de klachtencommissie op eigen initiatief informatie heeft opgevraagd bij het AMK en de vader van het kind en deze informatie aan het dossier heeft toegevoegd, zonder [eiseres] hiervan een kopie te sturen. Hierdoor heeft [eiseres] zich niet deugdelijk kunnen verweren. Dit is nog kwalijker nu uit het advies van de klachtencommissie volgt dat zij bij het tot stand komen van het advies zich van deze informatie heeft bediend. Ten slotte heeft [eiseres]naar het oordeel van de rechtbank terecht het standpunt kunnen innemen dat de klachtencommissie jegens haar de schijn heeft gewekt dat zij niet onafhankelijk is doordat de samenstelling van de klachtencommissie niet conform haar eigen reglement was. Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het gezien de wijze van tot stand komen van het bindend advies naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiseres] aan het advies te binden.

4.7.3. Ten aanzien van de inhoud van het bindend advies overweegt de rechtbank dat de uitspraak van de klachtencommissie in dit geval het karakter heeft van rechtspraak, zodat aan het advies van de klachtencommissie strengere motiveringseisen worden gesteld. Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat de taak van een klachtencommissie, die te beoordelen krijgt of een klacht gegrond is, zich dient te beperken tot een onderzoek naar de vraag of de therapeut over wie geklaagd is het onderzoek waarop haar bevindingen berust op voldoende zorgvuldige wijze heeft verricht. Uit het advies van de klachtencommissie volgt dat zij heeft onderzocht op grond van welke signalen [eiseres] haar melding bij het AMK van een vermoeden van mishandeling heeft gebaseerd en dat zij zich daarbij een eigen oordeel over het al dan niet aannemelijk zijn van dat vermoeden heeft gevormd. De rechtbank is van oordeel dat de klachtencommissie hierbij de verkeerde maatstaf heeft aangelegd. Dit brengt mee dat ook wat betreft de totstandkoming van de inhoud van het bindend advies het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht om [eiseres] aan het bindend advies gebonden te achten. De rechtbank zal het advies van de klachtencommissie, voor zover deze werking heeft tussen [eiseres] en de VIT, vernietigen. De rechtbank merkt hierbij op dat, voor zover het advies van de klachtencommissie werking heeft tussen [eiseres] en klagers, zij geen oordeel kan geven aangezien klagers geen partij zijn in deze procedure.

Schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad van de VIT en haar bestuurders

4.8. [eiseres] vordert schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad van zowel de VIT als van haar bestuurders. De rechtbank zal hierna beide vorderingen bespreken.


Onrechtmatige daad VIT

4.9. [eiseres] stelt dat het bestuur onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet nader te onderzoeken of er een reden was om haar te royeren, door geen hoor en wederhoor toe te passen en door de door de klachtencommissie geadviseerde sanctie klakkeloos toe te passen terwijl daarvoor geen wettelijke grond aanwezig was.
[eiseres] stelt dat het bestuur niet alleen onrechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot het royement, maar dat haar ook de wijze van besturen en het onprofessioneel handelen in deze zaak valt te verwijten.
Hiertoe heeft [eiseres] het navolgende aangevoerd.

Het bestuur heeft de klachtencommissie gebruik laten maken van hetzelfde briefpapier als het bestuur, zodat het vermoeden bestaat dat geen sprake is van een onafhankelijke behandeling van de klacht. Daarnaast heeft het bestuur de brief waarin het royementsbesluit aan [eiseres] wordt medegedeeld verkeerd geadresseerd. Ten slotte wordt op de reactie van [eiseres] op het royementsbesluit pas twee weken later gereageerd. [eiseres] is van mening dat al deze gedragingen, gepleegd in het licht van het royementsbesluit, zeer onzorgvuldig zijn waarvan de VIT een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

4.10. De VIT stelt voorop dat het royementsbesluit ongedaan is gemaakt, zodat de grondslag voor de vordering van [eiseres] tot vergoeding van haar schade door het royement ontbreekt. Voorts heeft de VIT aangevoerd dat beide besluiten – zowel het royement als de intrekking daarvan – op goede gronden en zeker niet klakkeloos zijn genomen.
Zij stelt dat de ongemotiveerde weigering van [eiseres] om het advies van de klachtencommissie tot supervisie op te volgen, uiteindelijk leidde tot het royementsbesluit. Voorts stelt de VIT dat [eiseres] het zelf zover heeft laten komen, terwijl zijvoor de mogelijke gevolgen gewaarschuwd was.

4.11. De rechtbank kan de VIT niet volgen in haar stelling dat, omdat het royementsbesluit ongedaan is gemaakt, de grondslag voor de vordering van [eiseres] tot vergoeding van haar schade door het royement ontbreekt. Immers, de vernietiging van het besluit brengt niet met zich mee dat het aanvankelijke besluit tot royement geen gevolgen heeft gehad. Zo heeft [eiseres] aangevoerd dat de verzekering op 30 maart 2009 heeft laten weten behandelingen van haar cliënten niet meer te vergoeden. [eiseres] is verwijderd van de website van beroepsvereniging, waardoor zij geen cliënten meer kreeg door verwezen en aan haar reputatie is ernstige schade toegebracht door het royement. 

4.11.1. De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 12 lid 5 van de Statuten het lidmaatschap kan eindigen door ontzetting (royement) bij besluit van het bestuur. Voorts volgt uit artikel 2:15 lid 1 sub b BW dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.

4.11.2. In dit kader dient de vraag te worden beantwoord of de VIT, bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 BW bedoelde personen, in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit tot royement van [eiseres] heeft kunnen komen. In beginsel is er slechts plaats voor een (zeer beperkte) marginale toetsing van het besluit. Naarmate er echter minder basis in de statuten of reglementen voor een beslissing aanwezig is en geen duidelijk samenstel van regels voorhanden is waaraan getoetst dient te worden, is er minder reden voor terughoudendheid bij de beoordeling van het besluit. Indien lichtvaardig wordt besloten tot royement, wordt gehandeld in strijd met de normen van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW, waarmee alsdan de onrechtmatigheid van het royementsbesluit jegens [eiseres] vaststaat.

4.11.3. De rechtbank is van oordeel dat de VIT in ernstige mate onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door het advies van de klachtencommissie over te nemen en zonder daarbij een eigen afweging van alle betrokken belangen te maken. Een dergelijke afweging had wel van het bestuur mogen worden verwacht, zeker gelet op de bezwaren die [eiseres] kenbaar had gemaakt aan het bestuur in haar brief van 14 november 2008. Weliswaar heeft de VIT ter zitting aangevoerd dat zij het advies van de klachtencommissie niet klakkeloos heeft opgevolgd, maar zelf na beoordeling van de zaak tot royement heeft besloten, echter uit de brieven van de VIT van 23 december 2008 en 10 februari 2009 volgt het tegendeel. In beide brieven schrijft de VIT dat zij het advies van de klachtencommissie zal opvolgen en om die reden [eiseres] zal royeren. Gezien de brief van [eiseres] van 14 november 2008 aan de VIT, waarvan een kopie aan de klachtencommissie is verzonden, had de VIT, gelet op haar eigen bestuursverantwoordelijkheid jegens [eiseres], het advies van de klachtencommissie in ieder geval marginaal moeten toetsen. De rechtbank is van oordeel dat het de taak van het bestuur is om in het geval een lid met klachten over de werkwijze en samenstelling van de klachtencommissie komt, te toetsen of het besluit op de juiste wijze en gronden is genomen. Temeer nu, anders dan de VIT stelt, geen beroepsmogelijkheid van de beslissing van de klachtencommissie mogelijk is. De onafhankelijkheid van de klachtencommissie is hiermee niet in het geding.
Nu zulks niet is gebeurd, heeft de VIT het besluit tot royement lichtvaardig genomen en daarmee in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld. Hiermee staat de onrechtmatigheid van het besluit van de VIT vast. Daar komt bij dat de VIT [eiseres] heeft geroyeerd zonder [eiseres] te hebben gehoord, waarmee de VIT het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden.

Onrechtmatige daad bestuurders

4.12. [eiseres] stelt dat de handelingen van het bestuur zo ernstig zijn dat de bestuurders daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zij stelt dat voor de bestuurders, die allen betrokken moeten zijn geweest bij het tot stand komen van het bestuursbesluit tot royement, duidelijk moet zijn geweest dat een (deugdelijke) grond voor het besluit ontbrak, dat dit besluit daarom door de ALV vernietigd zou kunnen worden en dat [eiseres] schade zou leiden door het royement. Reeds die wetenschap levert op dat de onrechtmatige gedragingen aan de bestuurders persoonlijk toegerekend kunnen worden. Door dit handelen stelden debestuurders bovendien ook de vereniging bloot aan schadeclaims van [eiseres] en daarmee ook de verenigingskas die wordt gevuld door de leden. Onder die omstandigheden hebben alle bestuurders persoonlijk onrechtmatig gehandeld jegens haar gehandeld, aldus [eiseres].

4.12.1. Door (de bestuurders van) de VIT is betwist dat er sprake is van een persoonlijk en ernstig verwijt.

4.13. De rechtbank overweegt als volgt. 
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval niet (voldoende) gemotiveerd isgesteld dat aan (een van) de individuele bestuurder(s) een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Dit is ook niet anderszins gebleken. Het enkele feit dat iemand deel uitmaakt van het bestuur van een rechtspersoon dat onrechtmatig jegens een derde heeft gehandeld, is daarvoor onvoldoende. De bestuurders hebben niet individueel anders gehandeld dan zij als gezamenlijk bestuur hebben gedaan.
Voor zover de bestuurders wisten dat [eiseres] schade zou leiden door het besluit, leidt het enkele feit dat er schade is geleden nog niet tot de conclusie dat sprake is van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders.

Schade


5. De beslissing
De rechtbank

5.1. veroordeelt de VIT om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 22.313,00 (tweeëntwintig duizend drie honderd dertien euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 15 september 2009 tot de dag van volledige betaling,

5.2. vernietigt het advies van de klachtencommissie van 23 oktober 2008 voor zover dit advies werking heeft tussen [eiseres] en de VIT,

5.3. veroordeelt de VIT om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis een kopie van dit vonnis aan de moeder van het kind te zenden en onder haar leden te verspreiden,