Notulen niet ondertekenen (Continental / Speelautomaten)

Gerechthof Amsterdam 18 december 2012  LJN BY7740 (Continental / VAN)
Hoge Raad (art. 80a RO) 1 november 2013 ECLI:NL:HR:2013:1087 (Continental / VAN)

Hoewel in de praktijk de begroting vaak even belangrijk is als het financieel jaarverslag, of zelfs belangrijker voor de leden van een vereniging, is de vaststelling van het financieel jaarverslag tamelijk uitgebreid geregeld in de wet (2:48 BW) en de vaststelling van de begroting niet. In dit geval neemt het lid kennelijk aan dat ook de begroting door de bestuurders moet worden ondertekend, wat geen wettelijke en in dit geval ook geen statutaire verplichting is.

Arrest Hoge Raad: niet-ontvankelijk art. 80a RO

ARREST
in de zaak van:
CONTINENTAL AUTOMATEN B.V., APPELLANTE,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VAN-SPEELAUTOMATEN BRANCHE-ORGANISATIE, GEÏNTIMEERDE,


… 2. Waarvan het hof uitgaat

2.1 VAN is een brancheorganisatie voor (onder meer) exploitanten van speelautomaten in Nederland. De brancheorganisatie is onderverdeeld in drie sectoren, de Sectie Exploitanten in de Horeca, de Sectie Amusementscentra en de Sectie Handel. Continental is lid van VAN, meer specifiek van de Sectie Exploitanten in de Horeca.

2.2 Artikel 5 lid 4 van de statuten van VAN luidt, voor zover nu van belang:

De leden zijn verplicht tot het betalen van een jaarlijkse contributie, die door elke Sector Ledenvergadering zal worden vastgelegd, met inachtneming van het hierna bepaalde. De leden kunnen hiertoe in contributie-categorieën worden ingedeeld. De contributie zal door de Sector Ledenvergadering zodanig worden vastgesteld dat vijfenveertig procent (45%) van de contributiebehoefte, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de volgende zin, wordt opgebracht door de Sectie Exploitanten in de Horeca, vijfenveertig procent (45%) door de Sectie Amusementscentra en tien procent (10%) door de sectie Handel. Het Bestuur stelt in de begroting de totale contributie-behoefte voor het komende jaar vast. Indien de contributie-behoefte voor enig komend jaar meer dan tien procent (10%) hoger blijkt dan in het lopende jaar legt het Bestuur het besluit tot vaststelling van de begroting tevoren ter goedkeuring voor aan iedere Sectie.

Artikel 13 van de statuten bepaalt:

13.1 De vereniging wordt behoudens bijzondere geregelde bevoegdheden vertegenwoordigd door het Bestuur, alsmede door de voorzitter en een ander lid van het Bestuur gezamenlijk handelend.
Iedere vertegenwoordigingshandeling veronderstelt een daaraan ten grondslag liggend bestuursbesluit.
13.2 Bij ontstentenis van één van hen of beiden dan wel in geval van een tegenstrijdig belang met de vereniging of haar organen wijst het Bestuur één respectievelijk twee van zijn leden als plaatsvervanger aan.
13.3 Het Bestuur kan aan één of meer derden, waaronder begrepen leden van het Bestuur procuratie verlenen. Bij het besluit tot verlening van de procuratie wordt de omvang van de volmacht vastgesteld, tevens kan de betrokkene een titel worden toegekend. Een besluit, als bedoeld in dit lid, moet worden vastgelegd in een schriftelijk en goedgekeurd verslag van een vergadering van het Bestuur.

Artikel 19 van de statuten van VAN luidt, voor zover hier van belang:

19.1 Het Bestuur brengt op de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de Algemene Ledenvergadering, een jaarverslag uit over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid. Het legt de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de Algemene Ledenvergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de leden van het Bestuur; ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dat wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Indien het Bestuur, op grond van het bepaalde in artikel 5, lid 4, de begroting ten vaststelling voor dient te leggen aan iedere Sectie, dien het deze tevens ter vaststelling voor te leggen aan de Algemene Ledenvergadering. De Algemene Ledenvergadering benoemt jaarlijks een accountant, als bedoeld in artikel 393, lid 1, boek 2 Burgerlijk Wetboek, teneinde de in dit lid bedoelde stukken te controleren. De accountant legt zijn bevindingen in een verklaring neer. De verklaring van de accountant wordt aan de Algemene Ledenvergadering overgelegd. Goedkeuring door de Algemene Ledenvergadering van de in dit lid bedoelde stukken strekt het Bestuur tot decharge voor zijn Bestuur, tenzij de vergadering een voorbehoud maakt.

2.3 Over de jaren 2008, 2009 en 2010 heeft VAN Continental respectievelijk € 13.770,01, € 14.114,27 en € 14.114,27 aan contributie aan Continental in rekening gebracht.

2.4 In dit geding vordert VAN – in hoofdzaak – betaling van het restant van die contributie met rente en kosten. Continental vordert terugbetaling van door haar in het verleden betaalde contributie.

2.5 De rechtbank heeft de vordering van VAN grotendeels toegewezen en de vordering van Continental afgewezen.

3. Behandeling van het hoger beroep

3.1 Het hof slaat geen acht op de producties die bij memorie van antwoord zijn overgelegd nu Continental niet in de gelegenheid is geweest hierop te reageren.

3.2 Volgens Continental vloeit uit artikel 5.4 van de Statuten voort dat het Bestuur van VAN de totale contributie vaststelt voor het alsdan komende jaar. Het Bestuur heeft nooit de contributiebehoefte in een begroting vastgesteld. Daarom is ook niet traceerbaar of sprake is van een overschrijding van de contributie van het voorgaande jaar met 10%, aldus Continental (grief I). Er zijn ook geen (ondertekende) begrotingsbesluiten van het Bestuur overgelegd (grieven II en III). Dat uit notulen zou blijken dat over begrotingen is gesproken, betekent niet dat de leden van de Sectie Exploitanten daarmee hebben ingestemd. Bovendien zijn de notulen van de vergadering niet ondertekend, aldus Continental (grief IV). Uit artikel 19 van de Statuten vloeit bovendien voort dat de, door de leden van het Bestuur ondertekende, Balans en de Staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de Algemene Ledenvergadering moeten worden voorgelegd ter vaststelling. Daaruit blijkt volgens Continental dat het besluit tot vaststellen van de begroting, dat onderdeel uitmaakt van genoemde stukken, ook moet worden ondertekend (grief V).

3.3 Het hof stelt voorop dat uit artikel 5 van de statuten blijkt dat het Bestuur alleen dán de begroting voor een komend jaaraan de Secties ter goedkeuring behoeft voor te leggen wanneer de contributie-behoefte 10% meer bedraagt dan die van het lopende jaar.

3.4 Als productie 4 bij conclusie van eis in reconventie heeft VAN begrotingen met betrekking tot de jaren 2006 tot en met 2010 van de Sectie Exploitanten in de Horeca overgelegd. Daaruit blijkt niet dat in enig jaar de overgelegde begroting van dat jaar, die van het voorgaande jaar met meer dan10% over-stijgt. VAN heeft daarenboven als productie 6 bij voormelde conclusie notulen en verslagen – waarmee naar de uitleg van het hof niet iets verschillend bedoeld is – overgelegd van ledenvergaderingen Sectie Exploitanten in de Horeca in het desbetreffende jaar. Uit die notulen blijkt dat de begroting voor het alsdan komende jaar op zijn minst besproken is en, nog afgezien van de vraag wat daar dan in het licht van het bepaalde in artikel 5 van de statuten het gevolg van zou zijn geweest, er kennelijk voor de vergadering geen aanleiding is geweest zich te verzetten tegen de door het Bestuur ter sprake gebrachte begroting(en). In 2006, 2008 en 2009 is de vergadering zelfs uitdrukkelijk akkoord gegaan met de door het Bestuur (onverplicht) voorgestelde begrotingen voor de daarop volgende jaren.

3.5 Anders dan Continental opnieuw betoogt, behoeven de notulen, waarvan VAN gemotiveerd en onder meer ter gelegenheid van twee comparities bij het hof gesteld heeft dat de inhoud overeenkomt met hetgeen ter vergadering is besproken, niet te worden ondertekend. Artikel 13 van de statuten, dat de vertegenwoordiging van de vereniging behandelt, brengt die verplichting niet mee. Integendeel: in dat artikel wordt schriftelijke ondertekening alleen vereist bij verlening van procuratie aan een derde. Voorgaande wordt niet anders doordat een aantal notulen als slotzin, na de sluiting van de vergadering door de voorzitter, vermeldt: Zonder/met wijzigingen vastgesteld in de ledenvergadering SH van (…), met vermelding van de datum. Daaruit blijkt immers niet dat de notulen niet zijn vastge-steld als ze niet zijn ondertekend.
Evenmin behoeft de door het Bestuur gemaakte begroting te worden ondertekend. Dat geldt op grond van artikel 19 van de statuten wel de balans en de staat van baten en lasten met toelichting waarmee het Bestuur de uitoefening van zijn bevoegdheden verantwoordt ten overstaan van de Algemene Vergadering. De decharge van het bestuur is in dit geding evenwel niet aan de orde. En de begroting is geen onderdeel van de in artikel 19 genoemde stukken.

3.6 VAN heeftdaarenboven ter gelegenheid van de voortgezette comparitie notulen overgelegd van de vergaderingen van het Bestuur over de jaren 2004 tot en met 2011. Daaruit blijkt dat het Bestuur telkens voor het desbetreffende opvolgende jaar een begroting heeft vastgesteld. De heer [ A ] heeft ter zitting verklaard, dat alle notulen van de vergadering van het Bestuur uit de archieven van VAN komen en hij bij op een na alle vergaderingen aanwezig was en de notulen overeenstemmen met zijn herinnering aan de desbetreffende vergadering. De heer [ A ] heeft zijn verklaring ter zitting ondertekend. Tevens heeft hij verklaard dat de actielijst van 2 december 2009 foutief is gedateerd maar ter zake van de begroting van 2010 wel een goedkeurend besluit is genomen. Het hof komt op grond daarvan tot de conclusie dat VAN voldoende gemotiveerd en met stukken onderbouwd, heeft gesteld dat de in dit geding overgelegde begrotingen conform de statuten en mitsdien rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Het niet nader gemotiveerde en niet met stukken onderbouwde verweer van Continental stuit daarop af. Dat VAN niet heeft gerespondeerd op het niet aangekondigde bezoek van een deurwaarder en, overeenkomstig hetgeen werd afgesproken ter comparitie van 18 november 2011, de stukken pas bij brief van 20 januari 2012 voor de zitting van 6 februari 2012 aan het hof en Continental heeft doen toekomen brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof komt niet toe aan nadere (getuigen)bewijslevering.

3.6 Alle grieven stuiten op het voorgaandeaf. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Continental de proceskosten van VAN dienen te vergoeden.

4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;

Notulen ALV (’t Hooge Holt)

Rechtbank Zwolle 14 November 2012 LJN BY7740 (’t Hooge Holt)

Verschillende versies van ALV waarin statuten zijn gewijzigd. Onduidelijk of aan quorum is voldaan. Partijen brengen een verschillende versies van de notulen, welke elke op dit punt geen uitsluitsel geven en niet zijn ondertekend. Rechtbank houdt het ondertekende, op briefpapier van de notaris gestelde “uittreksel uit de notulen” (hoe deze in het geding is gebracht, blijft onduidelijk). Statutenwijziging niet nietig of vernietigbaar.

vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD (…)
in de zaak van
[A] – [H] (leden) tegen de coöperatie
DE COÖPERATIEVE VERENIGING VAN EIGENAREN
BUNGALOWPARK ‘T HOOGE HOLT UA,

Partijen zullen hierna [eisers] (alle eisers gezamenlijk) en de Coöperatie genoemd worden.

1. De procedure
1.1. De procedure is aanhangig gemaakt door de dagvaarding alsmede het exploot aanzegging gewijzigde datum van verschijning.
1.2. Vervolgens is D.J. [naam] bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 november 2011 benoemd als persoon die in de plaats van het bestuur van de Coöperatie treedt.

1.3. Daarna zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
– de conclusie van antwoord
– de conclusie van repliek
– de conclusie van dupliek.

1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten
2.1. Het bungalowpark ’t Hooge Holt is opgericht door de familie [naam]. Na samenvoeging van verschillende parken is het park met de huidige naam ontstaan.
Recreatiecentrum ’t Hooge Holt exploiteert de parkvoorzieningen en is parkbeheerder.

2.2. Op 26 april 2008 heeft een algemene ledenvergadering van de Coöperatie plaatsgevonden. Op deze vergadering is over wijziging van de statuten gesproken.
Op dat moment was [voorzitter] voorzitter van de Coöperatie. [A] (eiser sub 1) was als bestuurslid bij de vergadering aanwezig. [naam] heeft op deze vergadering [naam] als secretaris van de Coöperatie opgevolgd.

2.3. De tekst van artikel 19 van de statuten van de Coöperatie luidde op dat moment:

Bij stemming kan een lid dat eigenaar/zakelijk gerechtigde is van een tot en met vijf recreatiekavels één stem uitbrengen voor elke kavel. Een lid, eigenaar/zakelijk gerechtigde van meer dan vijf recreatiekavels kan maximaal zes stemmen uitbrengen, ongeacht zijn aantal recreatiekavels.

2.4. De regeling voor een statutenwijziging luidde toen:

Artikel 23:
1. Een besluit tot statutenwijziging of tot ontbinding der vereniging kan worden genomen met een meerderheid van drie/kwart gedeelte van de uitgebrachte stemmen in een algemene ledenvergadering, waar ten minste drie/kwart gedeelte van het totaal aantal leden tegenwoordig of vertegenwoordigd is.
2. (…)
3. Is in zodanige vergadering het vereiste stemmenaantal niet aanwezig, dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen, te houden niet vroeger dan een maand en niet later dan drie maanden na de eerste – met een oproepingstermijn van ten minste veertien dagen – waarin een beslissing kan worden genomen met een meerderheid van drie/vierde der uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal alsdan ter vergadering tegenwoordige of vertegenwoordigde leden.
4. (…).

2.5. Een uittreksel uit de notulen van de vergadering van de Coöperatie van 26 april 2008 op papier van Vechtstede notarissen met onderaan handtekeningen van [naam] en [naam] houdt het volgende in, voor zover van belang:

Agendapunt statutenwijziging.

Blijkens de presentielijst is meer dan 3/4 van de leden aanwezig of vertegenwoordigd, zodat aan het in artikel 23 lid 1 bepaalde van de huidige statuten is voldaan, zodat een besluit tot statutenwijziging met de vereiste meerderheid van stemmen geldig kan worden genomen.
(…)
Thans ligt een uitgebreide statutenwijziging voor, met weer als belangrijkste punt de stemverhouding. Besloten wordt dat de statuten moeten wijzigen, waaronder artikel 19 die na statutenwijziging als volgt zal komen te luiden
Artikel 19
Bij stemming kan een lid net zo veel stemmen uitbrengen als het aantal recreatiekavels waarvan hij eigenaar is/waartoe hij zakelijk gerechtigde is. Er is geen maximum aan het aantal stemmen dat een lid kan uitbrengen.
(…)
De vergadering heeft met een meerderheid van ten minste 3/4 van de door de aanwezige of vertegenwoordigde leden uitgebrachte stemmen, besloten tot aanpassing van de huidige statuten conform de door notaris Brinkman opgestelde concepten (d.d. 7-1-2008) (…)

Aldus besloten in haar vergadering d.d. 26 april 2008

2.6. Bij akte van 14 augustus 2008 zijn ten overstaan van notaris Brinkman te Hardenberg de statuten van de Coöperatie gewijzigd. Artikel 19 luidt na de statutenwijziging zoals staat vermeld in r.o. 2.5.

2.7. Na de statutenwijziging heeft de familie [naam] een aanzienlijk aantal kavels verworven.

3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1. nietig zal verklaren althans zal vernietigen (het besluit tot) wijziging van de statuten van de Coöperatie zoals weergegeven in de laatste akte van statutenwijziging d.d. 14 augustus 2008 en voor recht zal verklaren dat van kracht is de tekst van de statuten van de Coöperatie, met toegespitst op artikel 19 de tekst van vóór 14 augustus 2008 luidende:
Artikel 19
Bij stemming kan een lid dat eigenaar/zakelijk gerechtigde is van 1 tot en met 5 recreatiekavels 1 stem uitbrengen voor elke kavel. Een lid, eigenaar/zakelijk gerechtigde van meer dan 5 recreatiekavelskan maximaal 6 stemmen uitbrengen, ongeacht zijn aantal recreatiekavels.
2. de Coöperatie zal gelasten om dit vonnis te deponeren bij het handelsregister als onderdeel van haar inschrijving onder dossiernummer 05047251
3. de Coöperatie zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2. [eisers] legt hieraan – samengevat weergegeven – ten grondslag dat in de algemene ledenvergadering van april 2008 ten behoeve van het besluit tot statutenwijziging is verzuimd vast te stellen of het quorum aanwezig was, er toen feitelijk geen stemming heeft plaatsgevonden en aan het besluit onvoldoende bekendheid is gegeven. Daarmee is niet in overeenstemming gehandeld met de statutaire en wettelijke bepalingen. Bovendien is de statutenwijziging strijdig met de redelijkheid en billijkheid.

3.3. De Coöperatie voert verweer. Aan de bepalingen voor de wijziging van de statuten is volgens haar wel degelijk voldaan. [eisers] is te laat met zijn vordering. Het besluit is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
4.1. De artikelen 14 en 15 van boek 2 BW bepalen wanneer een besluit van een algemene ledenvergadering nietig respectievelijk vernietigbaar is. Dat is onder meer het geval bij een besluit dat is genomen in strijd met de wet of de statuten (artikel 14) dan wel bij strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen of strijd met de redelijkheid en billijkheid (artikel 15). Voor artikel 15 geldt een vervaltermijn. Aangezien [eisers] zich beroept op deze rechtsgevolgen rust op hem in de eerste plaats de stelplicht, en bij voldoende betwisting de bewijslast, van de feiten die nodig zijn voor het intreden van het door hem beoogde rechtsgevolg.

4.2. Omdat partijen van mening verschillen over de wijze waarop de besluitvorming op de vergadering van 26 april 2008 is verlopen, zal de rechtbank eerst beoordelen welke waarde kan worden gehecht aan de schriftelijke verslaglegging die daarvan in het geding is gebracht.

4.3. Partijen hebben als producties B, A3 respectievelijk A6 verschillende versies van notulen van de vergadering overgelegd, terwijl niet duidelijk is of een van deze versies door de algemene ledenvergadering is goedgekeurd, en welke dan wel.

De rechtbank stelt allereerst vast dat geen van de versies is ondertekend.
Onder de versies B en A3 staat de naam Martin [naam] vermeld.
De versie die bij productie A6 is overgelegd zat bij de vergaderstukken voor de jaarvergadering van 16 mei 2009 ten behoeve van het agendapunt “Verslag van de vorige vergadering – 26 april 2008” en vermeldt geen naam.

4.4. Producties B en A3 komen op het eerste oog tot agendapunt 9 overeen. Vanaf punt 9 wijken de producties B en A3 inhoudelijk van elkaar af.

In productie B staat onder het kopje: “9. Statutenwijziging”:

Er zijn een aantal wijzigingen in de statuten. Zoals de zes verschillende parken in één park omzetten, de stemverhouding wijzigen.
De wijziging die aangebracht zijn, zijn in de voorgaande vergaderingen besproken. Bovengenoemd punt wordt nogmaals in stemming gebracht en aangenomen door de leden.
Het bestuur zal de notaris opdracht geven de wijzigingen door te voeren in de statuten, een kopie komt op de website te staan ter inzage (…).

In productie A3 staat onder het kopje: “9. Statutenwijziging”:

Er zijn een aantal wijzigingen in de statuten. Zoals de zes verschillende parken in een park, de stemwijziging. Dit wordt in de komende maanden bij de notaris getekend.
De wijziging die aangebracht zijn, zijn in de voorgaande vergaderingen besproken.

In productie A6 staat onder “7. Statutenwijziging”:

Er zijn een aantal dingen veranderd in de statuten. Zoals de verschillende benamingen van de parken, deze zijn teruggebracht naar bungalowpark ’t Hooge Holt, de stemwijziging met een plafond van 6 stemmen wordt veranderd in 1 stem per kavel zonder plafond, bestuur handelsbevoegdheid wordt veranderd van fl. 5.000,00 naar EUR 10.000,00. Boeteclausule verandert van fl. 25.000,00 naar EUR 25.000,00. Dit wordt in de komende maanden bij de notaris rond gemaakt.
En de wijziging die aangebracht zijn, zijn in de voorgaande vergaderingen besproken. Statutenwijziging is unaniem van de vergadering aangenomen.

4.5. Daarnaast bestaat het uittreksel uit de notulen van de vergadering van de Coöperatie van 26 april 2008 dat is aangehaald in r.o. 2.5.

4.6. De rechtbank ziet aanleiding dit uittreksel in het hierna volgende als uitgangspunt te nemen. Anders dan de hierboven vermelde producties B, A3 en A6, waarvan de status onzeker is, bevat dit uittreksel de handtekeningen van de toenmalige voorzitter en secretaris. In beginsel moet er daarom van worden uitgegaan dat dit uittreksel overeenstemt met hetgeen ter vergadering is voorgevallen.

4.7. [eisers] heeft ter onderbouwing van zijn vordering onder meer aangevoerd dat op de vergadering verzuimd is te constateren hoeveel leden aanwezig waren. Daarmee is niet vastgesteld of het quorum aanwezig was.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit in tegenspraak met gemeld uittreksel uit de notulen van 26 april 2008 waarin staat dat meer dan 3/4 van de leden aanwezig was en dat daarmee was voldaan aan de statutaire vereisten voor statutenwijziging. [eisers] heeft voorts onweersproken gelaten dat een presentielijst ter vergadering is bijgehouden. Onduidelijk blijft overigens of de als productie H door de Coöperatie overgelegde presentielijst die van 26 april 2008 betreft, maar dat laat onverlet dat aangenomen mag worden dat op die vergadering een presentielijst is bijgehouden.
Doorslaggevend acht de rechtbank echter het gegeven dat [eisers] geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit kan worden afgeleid dat daadwerkelijk het vereiste quorum ontbrak. Omdat juist die feiten en omstandigheden relevant zijn voor de vraag of aan het quorumvereiste is voldaan en een besluit geldig is genomen, heeft [eisers] – mede in het licht van de inhoud van voormeld uittreksel van de notulen – niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht.

4.8. Voorts heeft [eisers] gesteld dat er feitelijk geen stemming heeft plaatsgevonden. Volgens [eisers] blijkt dit uitde notulen die als productie A3 zijn overgelegd. Daargelaten dat in deze productie niet expliciet staat vermeld dat geen stemming heeft plaatsgehad, is ook deze stelling in tegenspraak met het uittreksel uit de notulen, zoals weergegeven in r.o. 2.5.
[eisers] laat ook op dit punt na de feiten en omstandigheden te noemen waaruit zou moeten worden afgeleid dat er geen stemming is geweest. De enkele stelling dat “er feitelijk gewoonweg geen stemming plaatsgevonden” heeft is, mede in het licht van het andersluidende uittreksel, niet aan te merken als een voldoende onderbouwde stelling.

4.9. Daarnaast heeft [eisers] aangevoerd dat de statutenwijziging strijdig zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. De familie [naam] heeft een zodanig aantal van de bungalows in eigendom dat zij een machtspositie heeft gekregen binnen de Coöperatie. Bovendien heeft de familie stemrechten verkregen op grond van stemmachtigingen. De particuliere eigenaren kunnen zonder bewilliging van de familie [naam] geen gekwalificeerde meerderheid behalen. Daarnaast exploiteert de familie [naam] de parkvoorzieningen en is parkbeheerder. Er bestaat onvoldoende balans tussen de door de familie [naam] uitgevoerde commerciële exploitatie enerzijds en het gebruik en de verhuur van bungalows door de particuliere eigenaren. Deze machtspositie van de familie [naam] wordt, aldus [eisers], onwenselijk geacht.

4.10. Uit de stellingen van partijen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de familie [naam]inmiddels door het aantal stemrechten en stemmachtigingen waarover zij beschikt besluiten waarvoor een gekwalificeerde meerderheid is voorgeschreven, zoals een statutenwijziging, kan tegenhouden. Voor besluiten die bij gewone meerderheid van stemmen worden genomen geldt dit – zo volgt uit de stellingen van partijen – niet.
Op zichzelf leidt de thans bestaande stemverhouding niet tot de conclusie dat het besluit uit 2008 vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit geldt te meer nu de Coöperatie heeftgesteld, en door [eisers] niet is betwist, dat deze situatie op het moment van de besluitvorming nog niet bestond.
In het onderhavige geval is de voorgenomen wijziging ook in eerdere jaren op de algemene ledenvergaderingen aan de orde geweest, zodat bekend kon zijn dat dit speelde, en aangenomen moet worden dat ten behoeve van de besluitvorming alle betrokken belangen aan de orde hebben kunnen komen. Vervolgens heeft een gekwalificeerde meerderheid tot wijziging van artikel 19 van de statuten besloten. De aangevoerde feiten geven dan ook geen aanleiding om het genomen besluit aan te tasten vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid.

4.11. Partijen hebben tot slot nog aandacht besteed aan de vraag of aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven. Hoewel bij repliek – niet onderbouwd – door [eisers] is opgemerkt dat – zo begrijpt de rechtbank – toezending van de concept statuten voor de algemene ledenvergadering niet heeft plaatsgevonden, heeft het debat zich toegespitst op de bekendmaking van het besluit van 26 april 2008. Dit geschilpunt kan echter in het midden blijven, omdat dit uitsluitend van belang is voor de vraag of de vervaltermijn van artikel 2:15 lid 5 geldt. Nu het besluit tot statutenwijziging, zoals uit het voorgaande blijkt, niet vernietigbaar is, behoeft de kwestie geen beantwoording meer.

Bevoegdheden vergadervoorzitter (Cult Ver)

Rb. Almelo, 21-07-2010, LJN BN2086 Culturele Vereniging voor de Islam

Als er gestemd wordt, moet iemand de stemmen tellen en bepalen welke kandidaat gekozen is, of het voorstel is aangenomen of verworpen. Art. 2:13 lid 3 BW legt die bevoegdheid bij ‘de voorzitter’. Wat nu als er voor een ALV een (onafhankelijke, of technische) vergader-voorzitter optreedt? Heeft dan de voorzitter van de vereniging (dat is, van het bestuur) of de vergadervoorzitter deze bevoegdheid? In deze kort geding uitspraak stipt de voorzieningenrechter dit aan, maar geeft er geen oordeel over.

1. de vereniging Culturele Vereniging voor de Islam
en 2. de stichting Stichting Ayasofya en Kultureel Centrum

tegen [gedaagden]

2. De feiten
2.2. De Stichting Ayasofya en Kultureel Centrum heeft ten doel het beheren en exploiteren van een cultureel centrum met name ten behoeve van de (leden van) te Hengelo gevestigdevereniging “Culturele Vereniging voor de Islam”, …

2.3. Het bestuur van de stichting wordt gevormd door bestuursleden van de vereniging.

2.4. Gedaagden vormden in ieder geval tot 30 mei 2010 het bestuur van de vereniging en de stichting. Op 30 mei 2010 zijn in de algemene ledenvergadering verkiezingen gehouden waarin (onder meer) een nieuw bestuur zou worden gekozen.


2.5. Ten behoeve van de verkiezingen was een kieslijst opgesteld van 20 kandidaten; een en ander conform de statuten. Op de kieslijst stonden ook gedaagden vermeld.
2.6. Op de algemene ledenvergadering is een dagvoorzitter benoemd die de vergadering zou leiden en heeft geleid.

2.7. Op de algemene vergadering is door de leden gestemd over het royement van een lid.
Er is tegen het royement van het lid gestemd en het lid is vervolgens verkiesbaar gesteld als bestuurslid voor de later op de vergadering nog te houden verkiezingen. Na bezwaar hiertegen door het bestuur, en in het bijzonder de voorzitter van het bestuur, hebben enkele bestuurleden samen met andere leden de vergadering verlaten.

2.8. Vervolgens heeft stemming over een nieuw bestuur plaatsgevonden.

2.9. Zowel eiseressen als gedaagden hebben van de algemene ledenvergadering notulen opgesteld.

2.10. Een nieuw bestuur dient van de wijzigingen van de bestuurssamenstelling melding te doen bij de Kamer van Koophandel. Gedaagden hebben geweigerd mee te werken aan een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en hebben daartegen bezwaar gemaakt.

2.11. Op 16 juni 2010 heeft gedaagde sub 3 een bedrag van € 44.000,00 overgeboekt van de rekening van het bestuur naar zijn privérekening.

2.12. Op 17 juni 2010 is krachtens daartoe verkregen verlof conservatoir beslag gelegd op de privérekening van gedaagde sub 3, waarna op 5 juli 2010 het bedrag is gestort op de derdengeldrekening van de advocaat van eiseressen.

2.13. Op 18 juni 2010 hebben de nieuwe bestuursleden de vereniging en de stichting gesommeerd al hetgeen de vereniging toebehoort aan het nieuwe bestuur over te dragen.
Gedaagden hebben die overdracht geweigerd.

2.14. ABN Amro bank heeft de betalingsrekening van de vereniging geblokkeerd naar aanleiding van een op 21 juni 2010 bij de Kamer van Koophandel ingediend bezwaarschrift tegen de inschrijving van nieuwe bestuursleden. Uit het Handelsregister valt niet vast te stellen wie thans de laatst ingeschreven bestuurders zijn.

3. Het geschil

4. De beoordeling

4.1. De gevorderde voorziening strekt onder andere tot afgifte van diverse goederen, het gelasten dat gedaagden zich onthouden van inning van gelden alsmede tot het zich niet langer uitgeven van lid van dagelijks bestuur of bestuurslid van de vereniging en/of stichting.
Voor toewijzing van het gevorderde is slechts dan plaats, als het bestaan en de rechtsgrond van de vorderingen voldoende aannemelijk is.

4.2. Ter zitting is komen vast te staan dat partijen verdeeld zijn over de vraag welk bestuur
nu de vereniging rechtsgeldig vertegenwoordigt. Is dat het bestuur dat ter vergadering van
30 mei 2010 stelt te zijn gekozen of is dat nog altijd het vorige bestuur?

Over het antwoord op de vraag of die stemming al dan niet op juiste wijze is verlopen, verschillen partijen ook van mening.

4.3. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel, dat uit de door elk van partijen overgelegde notulen van de vergadering niet eenduidig kan worden afgeleid hoe de algemene ledenvergadering op 30 mei 2010 nu eigenlijk is verlopen. De notulen schetsen een sterk verschillend beeld van hetgeen is voorgevallen en bij een eerste lezing van beide notulen rijst zelfs de vraag of de notulen wel op dezelfde vergadering betrekking hebben.

4.4. Het antwoord op de sub 4.2 geformuleerde vraag kan evenmin volgen uit de handtekeningenlijsten die zijn opgesteld en waaruit volgens het ene overzicht blijkt dat de stemming correct is verlopen, terwijl op het andere overzicht is getekend voor een onjuist verloop van de stemming.

4.5. Niet in geschil is dat op de algemene ledenvergadering de heer [naam] is gekozen tot voorzitter van de vergadering. Maar wat de bevoegdheden van de heer [naam] als voorzitter zijn én of hij al dan niet op juiste wijze de verkiezingen en de stemming heeft geleid, is op voorhand niet duidelijk. De vraag rijst immers, of aan de heer [naam], na zijn benoeming tot vergadervoorzitter, ook de bevoegdheden toekwamen die artikel 18, eerste lid van de statutenaan de voorzitter toekent. Met andere woorden: is zijn ter vergadering uitgesproken oordeel beslissend, of komt die bevoegdheid slechts toe aan de voorzitter van het bestuur die door de algemene ledenvergadering is gekozen? (gelijk 2:13 lid 3 BW, pdl) In dat verband moet ook worden gekeken naar de stemming over het royement van de heer [naam] en diens direkt aansluitende kandidatuur voor een bestuurslidmaatschap. Het is nog maar de vraag of de statuten de vergadervoorzitter de bevoegdheid geven om daarover besluiten te nemen.

4.6. Voormelde vragen -en verdere procedurele vragen, zoals over de wijze van voordracht van bestuursleden of de mogelijke noodzaak van schriftelijke stemming- komen op bij de beoordeling van het gevorderde. Zij zijn voor de beoordeling van het geschil van belang, omdat de antwoorden de toewijzing van de vordering kunnen meebrengen.
Echter, in een kort gedingprocedure kan niet worden vastgesteld of de handelwijze van de vergadervoorzitter alsmede de stemming in de algemene ledenvergadering op de bij statutenén wet voorgeschreven wijze is verlopen, en derhalve het nieuwe bestuur rechtsgeldig is gekozen. Voor de beantwoording van die vraag is nadere bewijsvoering nodig en daarvoor leent een kort gedingprocedure zich niet. In het verlengde daarvan kan dan niet worden beoordeeld of eiseressen al dan niet gerechtigd zijn tot afgifte van het door hen gevorderde.
Alles overwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.

Omzetten informele vereniging

Rb Middelburg 14 september 2005, LJN AY8005 (III)


Een informele vereniging kan besluiten de statuten vast te leggen in een notariële akte (2:28). Voor de notaris zal het echter eenvoudiger zijn als er een nieuwe vereniging wordt opgericht, omdat dan niet hoeft te worden gecontroleerd of aan de vereisten voor het nemen van een besluit door de ALV was voldaan. Het is de vraag of er sprake is van een nieuwe vereniging.


2.1 Het koor “Het Veerse Scheepstuig” is opgericht door leden van de kaartclub van de wijkvereniging “Sanddijck” te Veere.
Het koor voerde zijn eigen boekhouding en hield eens per jaar een ledenvergadering.
Het koor had geen statuten opgesteld.

2.2 De bestuurders van het koor “Het Veerse Scheepstuig” besloten om financieel-economische redenen over te gaan tot het bij notariële akte oprichten van de vereniging “Shantykoor Het Veerse Scheepstuig”. De oprichting vond plaats op 11 oktober 2004. De samenstelling van het bestuur en het koor bleef dezelfde. Ook vonden de repetities in dezelfde vorm plaats en werd eenzelfde soort muziek gemaakt.
De leden van het koor “Het Veerse Scheepstuig” hebben zich allen apart aangemeld als lid van de vereniging “Shantykoor het Veerse Scheepstuig”. De vereniging “Shantykoor het Veerse Scheepstuig” is op 1 december 2004 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2.3 Eiser was tot 17 maart 2004 lid van het koor “Het Veerse Scheepstuig” (het lidmaatschap is op 17 maart opgezegd door de vereniging). Tussen eiser en het koorlid [dhr. H.] ontstond onenigheid. Deze onenigheid had haar weerslag op de sfeer tijdens de repetities en optredens van het koor.

3.2 Gedaagde concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vordering. Zij voert daartoe aan dat zij op 11 oktober 2004 is opgericht en derhalve op 17 maart 2004 nog niet bestond. Gedaagde kan dan ook niet aangesproken worden op het al dan niet terecht opzeggen van het lidmaatschap van eiser op 17maart 2004.

3.3 Eiser betwist de stelling van gedaagde dat hij niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Eiser stelt dat hij ontvankelijk is in zijn vordering omdat de vereniging Shantykoordient te worden gezien als rechtsopvolger van de groep mensen die voor de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel op 11 oktober 2004 het koor vormden. Hij voert daartoe aan dat het koor onafhankelijk van de wijkvereniging waaruit zij is ontstaan functioneerde; door de leden werd contributie betaald, er werd een afzonderlijke boekhouding gevoerd en er werd eens per jaar een ledenvergadering gehouden.

4. De beoordeling van het geschil

4.1 De rechtbank overweegt omtrent de ontvankelijkheid van eiser als volgt.
Het koor “Het Veerse Scheepstuig” was een informele vereniging. Zij had haar oorsprong in de wijkvereniging en hoewel zij aanvankelijk niet fungeerde als rechtspersoon ontwikkelde zij zich geleidelijk aan tot een vereniging. Zij kreeg een eigen naam “Het Veerse Scheepstuig” en vormde haar eigen bestuur. Voorts had zij een financiële administratie en een ledenvergadering die één maal per jaar bijeen kwam. Naar het oordeel van de rechtbank functioneerde het koor derhalve toen reeds als een vereniging en kunnen kwesties als de onderhavige dan ook aan de rechtbank worden voorgelegd. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of eiser gedaagde in deze kan aanspreken nu het koor “Het Veerse Scheepstuig” niet meer bestaat. De rechtbank overweegt hieromtrent dat het koor in oktober 2004 enkel vanwege financieel-economische redenen besloot de informele vereniging om te zetten in een formele vereniging. De samenstelling van het bestuur en het koor bleef daarbij onveranderd. Ook overigens werd er niets binnen het koor veranderd. Naar het oordeel van de rechtbank kan gedaagde derhalve worden gezien als de rechtsopvolgster van het koor “Het Veerse Scheepstuig”. Eiser kan gedaagde dan ook in rechte aanspreken.


Heel zuiver is dit niet, door enerzijds te spreken over omzetting en anderzijds om de vereniging aan te duiden als rechtsopvolger. Overigens lijkt het me dat een notaris niet mee zou moeten werken aan een ‘neerleggen van de statuten in een notariële akte’ in de vorm van het oprichten van een nieuwe rechtspersoon.

Fusieperikelen

Rb. Maastricht, 30 oktober 2009, LJN BK2013

Een zeer onduidelijke aanduiding van een agendapunt in de uitnodiging voor de ALV kan een genomen besluit ongeldig maken.
” De voorzieningenrechter stelt voorop dat de besluitvorming en gang van zaken rondom een voorgenomen fusie van een vereniging met een andere vereniging tot een nieuwe vereniging, gelet op het ingrijpende karakter ervan zorgvuldig, transparant, eenduidig en met inachtneming van de statuten en het verenigingsrecht dient te geschieden.”




3.3.De gang van zaken en besluitvorming rondom de voorgenomen fusie van de RvT [(een vereniging)] met de LMV [een andere vereniging].

3.3.1.Uit het debat tussen partijen en de overgelegde stukken leidt de voorzieningenrechter de volgende feiten af.
Nadat tijdens de ALV van 20 augustus 2009 niet kon worden gestemd over het op de agenda staande fusievoorstel (quorum niet gehaald) is op de volgende ALV van 9 september 2009 dat fusievoorstel in stemming gebracht. Dat voorstel is toen niet aangenomen. De voorstanders kwamen één stem te kort.
Op verzoek van 10% van de leden heeft het bestuur van de RvT een nieuwe ALV uitgeschreven voor 7 oktober 2009.
De groep die om de ALV had verzocht heeft twee agendapunten op de agenda laten plaatsen te weten:
“2. Vernietiging van het besluit m.b.t. het fusievoorstel genomen d.d. 9-9-2009
3 In stemming brengen het voorstel om het bestuur op te dragen alsnog uitvoering te geven aan het tot stand brengen van de fusie conform het fusievoorstel met de LMV tot VastgoedPRO”

Blijkens de (nog niet vastgestelde) notulen van de ALV van 7 oktober 2009 is er na enige discussie over de vraag of de ALV al dan niet besluiten mag vernietigen, gestemd over het voorstel verwoord onder agendapunt 2. Het voorstel wordt aangenomen en daarmee “is het besluit om het fusievoorstel niet aan te nemen vervallen”.
Bij de behandeling van agendapunt 3 wordt vastgesteld dat het vereiste quorum niet aanwezig is, zodat dat punt verder niet behandeld kan worden.
In de uitnodiging en het agendavoorstel voor de ALV van 3 november a.s. staat dat punt 3 andermaal op de agenda. In de toelichting bij de uitnodigingsbrief van de leden staat dat dit punt conform het verzoek van de grote meerderheid van de leden op de ALV van 7 oktober 2009 opnieuw op de agenda is geplaatst. Besluiten hierover kunnen worden genomen met 2/3 van de aanwezige leden daar het de tweede vergadering is waarop het onderwerp op de agenda staat.

3.3.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de besluitvorming en gang van zaken rondom een voorgenomen fusie van een vereniging met een andere vereniging tot een nieuwe vereniging, gelet op het ingrijpende karakter ervan zorgvuldig, transparant, eenduidig en met inachtneming van de statuten en het verenigingsrecht dient te geschieden.


Tegen de achtergrond van deze maatstaf wordt als volgt geoordeeld.

Het op 7 oktober 2009 onder agendapunt 2 door de ALV genomen besluit is een non-besluit ofwel het besluit heeft geen juridische geldingskracht. In feite is dat ook door de advocaat van de RvT tijdens de mondelinge behandeling onderschreven: men wilde, zo heeft hij gezegd, het beeld wegnemen of herroepen dat er tegen de fusie was gestemd.
Uitsluitend de ALV van 9 september 2009 had omtrent haar eigen besluitvorming kunnen besluiten dat “het besluit om het fusievoorstel niet aan te nemen” was vervallen of niet was aangenomen nadat de voorzitter had vastgesteld dat het fusievoorstel niet was aangenomen. Blijkens de statuten van 9 september 2009 heeft de ALV dat niet gedaan en evenmin is tegen die vaststelling in rechte opgekomen.

3.3.3.Ten aanzien van agendapunt 3 van de ALV van 7 oktober 2009 worden door partijen tegenstrijdige standpunten verwoord c.q. ingenomen: enerzijds stelt de initiatiefgroep dat er, gegeven het feit dat de ALV nog geen positief fusiebesluit had genomen, ook (nog) geen sprake kon zijn van het gaan besluiten over de uitvoering van een fusiebesluit, terwijl anderzijds de RvT bepleit dat het haar vrijstond om opnieuw een besluit tot fusie aan de ALV voor te leggen en de daarbij behorende uitvoering van die fusie en dat niets meer of minder de bedoeling was van dat derde agendapunt.

3.3.4.De voorzieningenrechter oordeelt hieromtrent als volgt.
Tot de ALV van 7 oktober 2009 heeft, indien het fusievoorstel aan de ALV werd voorgelegd, dat letterlijk als “fusievoorstel” of “stemming fusievoorstel” op de agenda of in de notulen gestaan. Als zodanig verwoord stond het niet op de agenda van de ALV van 7 oktober. De combinatie van de agendapunten 2 en 3 op de agenda van die ALV moet in onderling verband en samenhang worden begrepen en beoordeeld. Door het als tweede agendapunt te formuleren als “vernietiging etc” en vervolgens onder agendapunt 3 te spreken over “uitvoering te geven aan het tot stand brengen van de fusie” heeft men naar de leden van de RvT de indruk gewekt c.q. de onduidelijkheid geschapen dat met de vernietiging ook het fusievoorstel alsnog was aangenomen en dat vervolgens nog moest worden gestemd over de uitvoering van dat fusievoorstel.
Die onduidelijkheid had de RvT of haar bestuur kunnen voorkomen door in de uitnodiging van de leden voor de ALV van 7 oktober 2009 klip en klaar als agendapunt in plaats van de door de 10% groep voorgestelde formulering onder punt 3 te vermelden (hernieuwde) “stemming fusievoorstel”. Hoewel er ook iets te zeggen valt voor de door de RvT tijdens de mondelinge behandeling (achteraf) gegeven uitleg over de gang van zaken en betekenis van de ALV-besluitvorming op 7 oktober, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter om het beeld zoals dat door de gang van zaken op de 7de oktober 2009 is geschapen. Dat beeld kan worden getypeerd als niet transparant en niet eenduidig. Voor de opgeroepen leden is niet duidelijk geweest, althans dat valt bepaald niet uit te sluiten, dat opnieuw het fusievoorstel in stemming zou worden gebracht. Evenmin valt dan ook uit te sluiten dat alle leden in de positie zijn geweest om te bepalen of zij wel of niet bij deze belangrijke besluitvorming over het voortbestaan van de RvT als zelfstandige beroepsvereniging aanwezig wilden zijn (eventueel via vertegenwoordiging).

3.3.5.De consequentie van het hierboven gegeven oordeel is dat, getoetst aan de in overweging 3.3.2. vooropgestelde maatstaf, het gevraagde verbod onder 1. dient te worden toegewezen. De termijn tot de aanstaande vergadering en het ingrijpende karakter van een eventueel nog voor die vergadering te agenderen fusiebesluit laat niet toe dat de RvT alsnog zou gaan trachten om de aanstaande ALV daarvoor te gaan benutten. Anders gezegd: Indien de RvT tot een fusiebesluit wenst te komen, zal zij daartoe een nieuwe ALV dienen uit te schrijven waarbij op de agenda staat “stemming fusievoorstel” zodat voor alle leden duidelijk is dat een nieuwe poging wordt gedaan om te komen tot een fusie met de LMV. Om te voorkomen dat dit zou gaan gebeuren, de RvT heeft zich daar ter zitting niet onomwonden tegen uitgesproken, zal het verbod ook in die zin worden bevolen. Voor een toewijzing van de vordering onder 2 is dan geen aanleiding meer.

3.3.6.Met betrekking tot de dwangsom wordt overwogen dat de RvT deze verbeurt, na betekening, bij elke overtreding van elk verbod en zolang zij die overtreding(en) na 3 november 2009 in stand houdt. De RvT zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de initiatiefgroep worden veroordeeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:

verbiedt de RvT het als punt 4 geagendeerde punt te weten “In stemming brengen het voorstel om het bestuur op te dragen alsnog uitvoering te geven aan het tot stand brengen van de fusie conform het fusievoorstel met de LMV tot VastgoedPRO” tijdens de algemene ledenvergadering van 3 november 2009 in behandeling te nemen en in stemming te brengen;

verbiedt de RvT om op de algemene ledenvergadering van 3 november 2009 een ander agendapunt neerkomend op een voorstel tot fusie met de LMV in stemming te laten brengen;