Auteursrechtconflict vereniging en voorzitter

Rb. Gelderland 17 mei 2013  ECLI:NL:RBGEL:2013:1367 (Eiser / Amateur Wijnmakers)

De voorzitter stelt een boek samen (bewerkt cursusmateriaal tot boek), in het kader van de activiteiten van de vereniging. Conflict over auteursrecht.

Vonnis in kort geding van 17 mei 2013 in de zaak van
[voornaam] [eiser], eiser in conventie, tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE VAN AMATEUR WIJNMAKERS- EN BIERBROUWERS GILDEN,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
2. [gedaagde] – [.],

Partijen zullen hierna [eiser], de Federatie en [gedaagde] genoemd worden.

2 De feiten in conventie en voorwaardelijke reconventie
2.1.
De Federatie is een vereniging die blijkens haar statuten tot doel heeft ‘het behartigen van de belangen van de leden op het gebied van het zelf maken van wijn, het zelf brouwen van bier en het zelf bereiden van likeur als vrijetijdsbesteding, dit te bevorderen als vrijetijdsbesteding, zulks uitsluitend voor huishoudelijk gebruik’. In dit kader leiden ervaren keurmeesters andere aspirant-keurmeesters op, met name op het gebied van het maken van wijn en likeur.
2.2.
[gedaagde] is bestuurslid van de Federatie.
2.3.

[eiser] is een wijnmaker. Hij is van november 2000 tot het voorjaar van 2010 voorzitter geweest van de Federatie.
2.4.

Als productie 3 heeft [eiser] in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘Wijnmaken en beoordelen voor amateurs, samengesteld door [voornaam] [eiser], uitgave maart 2012’ (hierna: de uitgave van maart 2012). Onderaan elke pagina van deze uitgave staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘samengesteld door [voornaam] [eiser]’.
2.5.

[eiser] verkoopt de uitgave van maart 2012 voor € 18,00 per hard-copy exemplaar.
2.6.

Bij e-mail van 18 december 2012 heeft de heer J. [betrokkene 1] van de Federatie (hierna: [betrokkene 1]) het stuk met als tekst op het titelblad ‘Wijnmaken en beoordelen, FAWBG, Voor amateurs, samengesteld door cursisten en gildeleden van de FAWBG, jaargang 2012’ als pdf-bestand met de titel ‘Boek FAWBG – Tinus – inhoud – 3e aanpassing okt 2012.pdf’ aan [eiser] en 37 andere geadresseerden toegezonden. Onderaan elke pagina van dit stuk, dat hierna zal worden aangeduid als ‘de uitgave van oktober 2012’, staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘samengesteld door cursisten en gildeleden van de FAWBG’
2.7.
De hiervoor genoemde uitgave van oktober 2012 had [gedaagde], nadat zij deze had doorgestuurd gekregen van de heer T. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), bij e-mail van 23 november 2012 aan [betrokkene 1] doorgestuurd, met de opmerking:
[betrokkene 1], Hier bij alvast het boek voor de likeurkeurmeesters. Je kunt het doorsturen aan alle keurmeesters op je lijst.
2.8.
Bij e-mail van 18 december 2012 heeft [eiser] onder meer het volgende bericht aan de heer P.H.J. [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), de heer G.J. [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]) en [gedaagde], allen bestuurslid van de Federatie:
Wie schetst mijn verbijstering dat de FAWBG het door mij samengestelde boek “Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs” heeft gekopieerd en digitaal beschikbaar stelt. Ik heb 6 jaar aan dit boek gewerkt, en nu wordt dit klakkeloos gekopieerd, zelfs zonder bronvermelding.

(…)
Het boek kost in gedrukte vorm 18 euro en kan normaal via mij worden besteld. Ik heb dit in september j.l. tijdens een presentatie aan het gilde in Ede ook nog aan uw cursusleider mevrouw [gedaagde] meegedeeld.
Ervan uitgaand dat de federatiegilden samen 1.200 leden tellen en het boek ook via via ter beschikking komt van het Wijngaardeniersgilde ook een dergelijk aantal, is de schade die ik hierdoor oploop snel 43.000 euro.
Dank u wel FAWBG!
Hierdoor stel ik de FAWBG aansprakelijk voor deze schade.
Ik vraag geen betaling voor 6 jaar werk, maar een tegemoetkoming van 20.000 euro voor deze illegale actie van de FAWBG.
Het vermelde bedrag ontvang ik graag voor 31 januari 2013 op mijn bankrekening (…).
Mocht de FAWBG hieraan niet voldoen, dan zal ik helaas genoodzaakt zijn bij de bevoegde rechtbank een procedure tegen de FAWBG, waarvan u de wettelijk vertegenwoordiger bent, aan te spannen.
2.9.

Eveneens op 18 december 2012, na voormelde e-mail van [eiser], heeft [betrokkene 2] het volgende bericht aan (nagenoeg) dezelfde personen als hiervoor onder 2.6 genoemd:
Het boek ‘Wijnmaken en beoordelen’ wat [betrokkene 1] jullie per circulaire rondgestuurd heeft, is niet de laatste editie. [.]heeft zich kennelijk vergist. De laatste editie is van 24 november 2012. Hierbij stuur ik jullie deze uitgave. Het pdf-bestand is niet beveiligd. Je kunt er dus gewoon uit kopiëren en elders plakken. Kan wel eens toepasselijk zijn. Gooi de uitgave van oktober maar weg. Daar staan een aantal fouten in.
Er staan wel nog onvolkomenheden in ons boek, daarom wil ik het in de toekomst ook gaan herschrijven c.q. wijzigen en/of aanvullen. Tijdens het digitaliseren ben ik nog zaken tegengekomen die fout, onvolledig of achterhaald zijn. Met name in de hoofdstukken 7 t/m 12. Her en der zijn er al aanpassingen en toevoegingen gedaan. (zie o.a. hoofdstuk 8, 17 en bijlage 12). Zeer zeker zullen jullie tijdens het lezen nog meer gebreken aantreffen c.q. ergens vinden. Je kunt ze altijd noteren en mij doormailen, dan controleer ik of die al in mijn notities voorkomen.
2.10.
Bij brief van 22 december 2012 heeft [betrokkene 3] namens de Federatie onder meer het volgende aan [eiser] bericht:
Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 18 december 2012 deel ik u hierbij het volgende mede:
(…)
Samenvatting
De inleiding van het gedigitaliseerde en geactualiseerde lesmateriaal is onverkort uit de oude versie overgenomen, inclusief uw naam onder de tekst.
Het opzetten van de commissies “Opleidingen en Kennis Centrum” en “Keurmeesterszaken en -Educatie” heeft plaatsgevonden in de periode dat u voorzitter van de federatie was. Het was aan de commissie Keurmeesterszaken en –Educatie opgedragen het lesmateriaal te ontwikkelen c.q. te verbeteren.
Uw bijdrage aan het tot stand komen van lesmateriaal voor de federatie is van grote waarde geweest en werd ook steeds zeer gewaardeerd.
Helaas heeft zich bij u de gedachte geworteld dat door uw sturende en coördinerende werkzaamheden ook het intellectueel eigendom aan u toebehoorde.
Het spijt het bestuur van de FAWBG zeer, dat u na een jarenlange zeer constructieve en collegiale samenwerking op deze wijze reageert.
Ondanks het feit dat het auteursrecht duidelijk bij de FAWBG ligt heb ik vooralsnog niet het voornemen om de inkomstenderving van de cursusboeken die u voor eigen rekening hebt verkocht op u te verhalen, voornamelijk vanwege het geringe aantal wat verkocht is.
Conclusie
De FWBG erkent uw vordering niet en wijst deze af op grond van bovenstaande argumenten.

2.11. Bij brief van 22 februari 2013 heeft (een kantoorgenoot van) de advocaat van [eiser] de Federatie en alle individuele bestuursleden gesommeerd om – kort gezegd – iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiser] te staken en gestaakt te houden.
2.12. In reactie hierop heeft [betrokkene 4] namens het bestuur van de Federatie bij brief van 25 februari 2013 aangegeven dat de Federatie het oneens is met de stellingname in de brief van 22 februari 2013 en dat zij niet is genegen aan de in die brief verwoorde eisen tegemoet te komen.
2.13. Bij brief van 23 april 2013 heeft de advocaat van de Federatie [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door de Federatie geleden en te lijden schade wegens het zonder toestemming en derhalve onrechtmatig verkopen, althans ter beschikking stellen van een boek, althans (digitale) uitgave getiteld ‘Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs’. Tevens heeft hij [eiser] gesommeerd iedere inbreuk op de aan de Federatie toebehorende auteursrechten op het cursusboek te staken en gestaakt te houden.

2.14. De Federatie en [gedaagde] hebben als productie 1 in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘FAWBG, Federatie van Amateur Wijnmakers-/ likeurbereiders- en Bierbrouwersgilden, cursus Wijnmaken en wijn beoordelen, geheel herziene uitgave (oktober 2006)’. Onderaan elke pagina van dit stuk, dat hierna zal worden aangeduid als ‘de uitgave van oktober 2006’, staat in de voettekst onder meer vermeld: ‘© [voornaam] [eiser]’. Hoofdstuk 1 van de uitgave van oktober 2006 luidt voor zover van belang als volgt:
“Er is al veel geschreven over wijn proeven, wijn beoordelen en wijn maken (…)

Inzichten zijn veranderd. Materialen en technieken zijn verbeterd.
Dat is gelukkig een doorgaand proces.
Daarom besloot ik iedere les degelijk voor te bereiden aan de hand van allerlei beschikbare documenten en deze aan de groep cursisten te verstrekken. Gelukkig kwam het daarbij telkens weer tot aangename discussies en een uitwisseling van informatie, aan de hand waarvan de inhoud weer werd aangepast.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en is uit allerlei bronnen verdere informatie ingewonnen en verwerkt in het ‘oude’ manuscript. Vervolgens is gekozen voor een nieuwe indeling van deze uitgave. In eerste instantie wordt het wijnmaken uitgebreid behandeld en alle fouten die daarbij kunnen voorkomen. Vervolgens komen het proeven en beoordelen in al hun facetten aan de orde.

[voornaam] [eiser]
[woonplaats], oktober 2006  “
2.15. Verder hebben de Federatie en [gedaagde] als productie 2 in het geding gebracht een stuk met als tekst op het titelblad ‘F.A.W.B.G., Federatie van Amateur Wijnmakers-/ likeurmakers- en Bierbrouwersgilden (in Nederland), wijnmaken voor gevorderden, uitgave maart 2007’ (hierna: de uitgave van maart 2007).
2.16. Ten slotte hebben de Federatie en [gedaagde] als productie 3 in het geding gebracht het voorblad van een stuk met als tekst op het titelblad ‘wijnmaken en beoordelen voor amateurs, samengesteld door [voornaam] [eiser], oktober 2007’ (hierna: de uitgave van oktober 2007).

3 Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert na vermindering van eis bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat:

Voorts vordert [eiser] dat de Federatie en [gedaagde] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. Ten slotte vordert [eiser] dat op basis van artikel 1019i Rv wordt bepaald dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt vier maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij maker van het werk ‘Wijnmaken en beoordelen voor amateurs’ was en is. Het auteursrecht kwam en komt dan ook enkel aan hem toe. De Federatie heeft in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 1 juncto artikel 12 van de Auteurswet (hierna: Aw), aangezien zij het werk van [eiser] (althans een bewerking daarvan) zonder toestemming van [eiser] bij e-mail van 18 december 2012 heeft openbaar gemaakt en verveelvoudigd. Daarnaast heeft de Federatie in strijd gehandeld met de persoonlijkheidsrechten van [eiser] als bedoeld in artikel 25 Aw. Zij heeft immers het werk openbaar gemaakt zonder [eiser] aan te duiden als maker daarvan en in plaats daarvan op iedere pagina van het werk ‘cursisten en gildeleden van de FAWBG’ als maker aangeduid. Als gevolg van deze inbreuken heeft de Federatie ook onrechtmatig gehandeld jegens [eiser], ten gevolge waarvan [eiser] schade lijdt en heeft geleden. [gedaagde] heeft het werk vanaf haar persoonlijke e-mailadres verveelvoudigd en openbaargemaakt aan [betrokkene 1], met het verzoek om voor verdere verveelvoudiging en openbaarmaking van het werk zorg te dragen. Daarmee heeft zij zelfstandig onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] door inbreuk te maken op zijn intellectuele eigendomsrechten.

in voorwaardelijke reconventie
3.3.
De Federatie vordert in voorwaardelijke reconventie, namelijk uitsluitend indien en voor zover zou worden geoordeeld dat de Federatie auteursrechthebbende is van de litigieuze uitgave, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat:
1. [eiser] wordt geboden iedere inbreuk op de aan de Federatie toebehorende auteursrechten

3.4. De Federatie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de uitgave ‘Wijnmaken en Beoordelen voor Amateurs’ van [eiser] van maart 2012 vrijwel identiek is aan het cursuboek uit 2006 van de Federatie en ook vrijwel identiek is aan de uitgave ‘Wijnmaken voor Gevorderden’ uit maart 2007 van de Federatie. [eiser] verkoopt zijn uitgave voor € 18,00 per stuk, doch zonder dat de Federatie haar auteursrechten heeft overgedragen, of als licentiegever een licentieovereenkomst met [eiser] heeft gesloten. Aldus heeft [eiser] inbreuk gemaakt op de auteursrechten van de Federatie.

in conventie en voorwaardelijke reconventie
3.5. De Federatie, [gedaagde] en [eiser] voeren op de vorderingen van de ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.

4 De beoordeling
in conventie
4.1. Anders dan de Federatie en [gedaagde] stellen, vloeit het spoedeisend belang van de vorderingen van [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate voort uit de stellingen van [eiser].
4.2. Bij de hierna te bespreken stellingen van partijen neemt de voorzieningenrechter de uitgave van oktober 2006 (productie 1 van de Federatie en [gedaagde]) tot uitgangspunt. Deze uitgave is van de overgelegde uitgaven de oudste. Alle latere uitgaven zijn slechts een afgeleide van de uitgave van oktober 2006 en/of borduren daarop voort. Voldoende aannemelijk is namelijk geworden dat de inhoud van die latere uitgaven in grote mate overeenstemt met de inhoud van de uitgave van oktober 2006. Dit geldt ook voor de uitgave van maart 2007, zij het in mindere mate dan de overige uitgaven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, maken de aanpassingen, aanvullingen en/of wijzigingen in de latere uitgaven niet dat er nieuwe, zelfstandige werken in de zin van de Auteurswet tot stand zijn gekomen. Het betreft telkens niet meer dan nieuwe edities van het oorspronkelijke werk uit 2006.
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de uitgave van oktober 2006 moet worden aangemerkt als werk in de zin van de Auteurswet en dat zij uit dien hoofde bescherming geniet, zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat.
4.4. Partijen verschillen wel van mening over de vraag wie als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 moet worden aangemerkt. De Federatie en [gedaagde] doen in dit verband een beroep op artikel 8 Aw. Ingevolge dit artikel wordt een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap, wanneer zij een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, als de maker van dat werk aangemerkt, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
4.5. Volgens de Federatie en [gedaagde] heeft de Federatie de uitgave van oktober 2006 als van haar afkomstig openbaar gemaakt zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. De naam van de Federatie staat immers pontificaal, zowel afgekort als in zijn geheel uitgeschreven, op de omslag van de uitgave, direct onder het logo van de Federatie. De naam van [eiser] ontbreekt hier, terwijl de omslag de enige plaats is waar een eventuele – relevante – vermelding van een natuurlijk persoon zou kunnen staan. Aldus, zo stellen de Federatie en [gedaagde], is er geen sprake van vermelding van enig natuurlijk persoon als maker en dient de Federatie als maker en daarmee als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 te worden aangemerkt.
4.6. Dit betoog faalt. De vermelding van een natuurlijk persoon als maker van een werk kan ook op andere wijze dan door vermelding van de naam van die persoon op de omslag van dat werk plaats hebben. In het onderhavige geval staat onderaan elke pagina van de uitgave van oktober 2006 in de voettekst vermeld: ‘© [voornaam] [eiser]’. Het vermelden van het zogenaamde copyright symbool in combinatie met de naam van [eiser] kan moeilijk anders worden begrepen dan als aanduiding dat [eiser] de maker van het werk is. Bovendien is het voorwoord/de inleiding van de uitgave van oktober 2006 van de hand van [eiser]. Hij schrijft hierin onder meer dat bij de voorbereiding van de lessen voor de opleiding van enthousiaste wijnmakers tot FAWBG-wijnkeurmeester, die hij in het seizoen 2004/2005 samen met[betrokkene c] heeft gegeven, duidelijk werd dat het cursusmateriaal in de vorm van boeken niet meer alle gewenste informatie bevatte. [eiser] vervolgt: “Daarom besloot ik iedere les degelijk voor te bereiden aan de hand van allerlei beschikbare documenten en deze aan de groep cursisten te verstrekken. Gelukkig kwam het daarbij telkens weer tot aangename discussies en een uitwisseling van informatie, aan de hand waarvan de inhoud weer werd aangepast. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is uit allerlei bronnen verdere informatie ingewonnen en verwerkt in het ‘oude’ manuscript. Vervolgens is gekozen voor een nieuwe indeling van deze uitgave. In eerste instantie wordt het wijnmaken uitgebreid behandeld en alle fouten die daarbij kunnen voorkomen. Vervolgens komen het proeven en beoordelen in al hun facetten aan de orde”.
4.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande in voldoende mate aannemelijk geworden dat [eiser] als maker van de uitgave van oktober 2006 is vermeld. Dat [eiser] niet als zodanig op de omslag is genoemd, maakt dit dus niet anders. Dit betekent dat de Federatie niet op grond van artikel 8 Aw als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 kan worden aangemerkt.
4.8.
Met het voorgaande is evenwel niet gezegd dat [eiser] de enige maker en auteursrechthebbende is van de uitgave van oktober 2006. De enkele naamsvermelding met een copyright symbool in de voettekst is daarvoor in ieder geval niet doorslaggevend. Er zijn klemmende aanwijzingen dat anderen – leden van de Federatie – ook delen van de tekst van de uitgave van oktober 2006 hebben verzorgd. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband in de eerste plaats naar de door de Federatie en [gedaagde] in het geding gebrachte verklaringen (zie productie 5).

Dit betreft allereerst een verklaring van [gedaagde] zelf, onder meer inhoudende:
Hierbij verklaar ik, [.][gedaagde], dat de teksten die ik heb gemaakt en aan [voornaam] [eiser], destijds voorzitter van de FAWBG, heb aangeleverd waren bedoeld om het lesmateriaal voor de opleiding van wijnkeurmeesters te maken en actueel te houden. [voornaam] [eiser] verzamelde die teksten namens de FAWBG, in opdracht van de Algemene Vergadering. (…) Ik heb nooit geweten dat deze teksten zouden worden gebruikt in een boek wat [voornaam] [eiser] als privépersoon zou uitgeven. Als ik dat zou hebben geweten zou ik hem nooit toestemming hebben gegeven mijn teksten te gebruiken. Ik behoud het auteursrecht van mijn teksten in de Hoofdstukken 8: Alcohol en reststoffen, 9: Ziekten en Gebreken, 13: Proeven en keuren nadrukkelijk voor.

4.9. Naast deze verklaringen valt te wijzen op de uitgave van maart 2007 (productie 2 van de Federatie en [gedaagde]), die, zoals hiervoor reeds is overwogen, een afgeleide is van de uitgave van oktober 2006 en/of daarop voortborduurt. Hierin is geen copyright symbool met de naam [voornaam] [eiser] opgenomen. Bovendien is in deze uitgave onder het kopje ‘verantwoording’ onder meer vermeld:
Bij de opzet van dit werk is door de OKC-redactie aan alle lesgevers verzocht om een hoofdstuk of een deel daarvan voor hun rekening te nemen.
Voor zover dit haalbaar is gebleken, worden daarom de samenstellers / schrijvers op de INHOUD-bladen vermeld. Ere wie ere toekomt!
De onderwerpen van deze gevorderdenstof zijn door alle aanwezigen van een lesgeverbijeenkomst aangereikt, verzameld en uitgewerkt. Bovendien is, evenals bij de beginnerscursus, het cursusmateriaal van diverse gilden gebruikt, voor zover dat bruikbaar was voor deze cursus.
(…)
De lesgevers die op verschillende manieren een inbreng hadden bij het tot stand komen van de gevorderdenlessen wil het OKC graag met hun naam vermelden, dit waren:
(volgt per hoofdstuk vermelding van namen, waaronder hier en daar ook die van [eiser]; de voorzieningenrechter)
Dank aan allen die meehielpen aan het tot stand komen van dit werk!
De redactie van het OKC.
4.10.
Vooralsnog kan gelet op de hiervoor genoemde verklaringen en de uitgave van maart 2007 niet worden aangenomen dat [eiser] de enige maker en auteursrechthebbende is van de uitgave van oktober 2006.
4.11. Niettegenstaande het mogelijke auteursrecht van [eiser] op de uitgave van oktober 2006 op grond van het zogenaamde ‘verzamelauteursrecht’ van artikel 5 Aw, heeft de Federatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een gebruiksrecht heeft met betrekking tot de uitgave van oktober 2007, die de Federatie in 2012 heeft gedigitaliseerd en geactualiseerd en bij e-mail van 18 december 2012 heeft verspreid. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.12.
Uit de door de Federatie in het geding gebrachte stukken, met name productie 4, kan worden afgeleid dat in november 1999 de doelstellingen van de Federatie zijn geherformuleerd, waarna deze in de periode november 1999 tot en met november 2000 door het toenmalige interim-bestuur zijn uitgewerkt en vastgelegd in een notitie. [eiser] maakte deel uit van dit interim-bestuur en heeft ook meegewerkt aan bedoelde notitie. Ook blijkt daaruit dat als een belangrijk speerpunt van de geherformuleerde doelstellingen werd aangemerkt het opleiden en bewaken van de kennis en vaardigheden van de wijnkeurmeesters. In november 2000 is de notitie besproken tijdens de algemene ledenvergadering en heeft het nieuwe bestuur onder voorzitterschap van [eiser] de aanbeveling van het interim-bestuur overgenomen om werkgroepen voor keurmeesterzaken en educatie in te stellen. Dit heeft geresulteerd in het instellen van de commissies ‘Opleidingen en Kennis Centrum’ en ‘Keurmeesterzaken en -Educatie’. Een expliciete verantwoordelijkheid van laatstgenoemde commissie was het ontwikkelen en het actueel houden van lesmateriaal, bestemd om keurmeesters op te leiden conform de opleidingseisen van de Federatie. In dit verband zijn uiteindelijk ook de uitgave van oktober 2006 en de verschillende daarvan afgeleide uitgaven tot stand gekomen.
4.13.
Verder is van belang dat de verschillende uitgaven ter beschikking hebben gestaan van de Federatie. Dit volgt in de eerste plaats uit een aantal notulen van de algemene ledenvergadering van de Federatie. Zo is in de notulen van 29 maart 2008 onder het kopje ‘nieuws uit de diverse commissies’ opgenomen: “het cursusmateriaal over het wijnmaken voor beginners en gevorderden is beschikbaar. De aanpassingen zullen per nieuwsbrief verstuurd worden aan de lesgevers die deze informatie kunnen verwerken in het cursusmateriaal”(productie 7 van de Federatie). Ook in de notulen van 28 maart 2009 is onder het kopje ‘terugblik 2008’ opgenomen dat “het cursusmateriaal voor diverse opleidingen beschikbaar is voor leden” (productie 8 van de Federatie). In de notulen van 26 maart 2011 is onder het kopje ‘nieuws uit de diverse commissies’ opgenomen: “alle commentaren zijn verwerkt en het nieuwe cursusboek is inmiddels klaar en beschikbaar voor de leden” (productie 15 van de Federatie). In de tweede plaats volgt dit uit een e-mail van [eiser] van 17 november 2011. Hierin schrijft hij onder meer aan een aantal (bestuurs)leden van de Federatie (productie 10 van de Federatie): “Piet meldde dat de FAWBG een en ander zelf ging doen, maar wilde wel graag over powerpointpresentaties e.d. kunnen beschikken. Die hebben we niet, omdat we altijd de cursussen interactief m.b.v. flipovers deden. Wel kan de federatie over het door ons samengestelde boek ‘wijnmaken en beoordelen voor amateurs’ beschikken”.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de uitgave van oktober 2006 in opdracht van de algemene ledenvergadering van de Federatie tot stand is gebracht door [eiser] (al dan niet) tezamen met anderen in het kader van het nieuw leven inblazen van door de Federatie aan aspirant wijnkeurmeesters te geven cursussen, welke uitgave daarna telkens is geactualiseerd en beschikbaar gebleven voor de Federatie. In het kader van dit kort geding is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat er aldus sprake is geweest van een (stilzwijgende) overeenkomst van opdracht tussen de Federatie en [eiser] (en de andere leden van de Federatie die aan de tot stand brenging van het werk hebben meegewerkt). De Federatie en [gedaagde] hebben in dit verband terecht zich erop beroepen dat de Federatie in zo’n geval ook usantiële gebruiksbevoegdheden toekomen, die [eiser] heeft te dulden. Meer specifiek gaat het hier om de bevoegdheid van de Federatie tot het (digitaal) verstrekken van de uitgave van oktober 2007 (of een daarvan afgeleide actuelere versie) als leerboek en naslagwerk ter ondersteuning van de cursussen die de Federatie geeft aan aspirant wijnkeurmeesters. Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden betreft dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter een gebruik waartegen [eiser] niet handhavend kan optreden.
4.15.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen, omdat ook indien hij (mede) auteursrechthebbende is, hij het hiervoor bedoelde gebruik door de Federatie moet dulden. In het midden kan verder blijven wat precies de positie van [gedaagde] is (geweest). In ieder geval moet worden aangenomen dat zij uitsluitend heeft gehandeld als bestuurslid van de Federatie.
..

in voorwaardelijke reconventie
4.17.

In conventie is overwogen dat de Federatie niet op grond van artikel 8 Aw als auteursrechthebbende van de uitgave van oktober 2006 kan worden aangemerkt. Daarmee is de voorwaarde waaronder de onderhavige vorderingen zijn ingesteld, niet vervuld, zodat deze vorderingen geen (verdere) bespreking behoeven. Aangezien de vorderingen in voorwaardelijke reconventie ten nauwste samenhangen met die in conventie is er mede gezien het voorwaardelijke karakter geen grond voor een aparte proceskostenveroordeling in reconventie.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,

Handelsnaamrecht (Sondelgaast)

Rechtbank Leeuwarden 3 december 2012 LJN BY9737 (Sondelgaast)

Beheerder recreatiepark tegen quasi-v.v.e. over al dan niet misleidende naam van de vereniging. Handelsnaamwet niet van toepassing in dit geval, vereniging handelt niet als onderneming. Daarnaast creatief argument over het voormalige verenigingenregister.

Beschikking van de kantonrechter d.d. 3 december 2012  inzake
RECREATIECENTRUM SONDEL B.V., tegen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EIGENAREN SONDELERGAAST,
Partijen zullen hierna het recreatiecentrum en de vereniging worden genoemd.


De feiten

2.1. Het recreatiecentrum, in de persoon van het echtpaar [A], is beheerder van het recreatiepark Sondelergaast (hierna te noemen het park), gelegen aan [adres recreatiepark]. Daarnaast is het recreatiecentrum eigenaar van de centrale voorzieningen, algemene terreinen en de infrastructuur van het park.

2.2. Op dit park staan 40 recreatiewoningen. De percelen met de daarop gebouwde recreatiewoningen zijn eigendom van individuele eigenaren. Alle eigenaren hebben ieder voor zich met het recreatiecentrum een beheersovereenkomst gesloten.

2.3. Een aantal eigenaren heeft bij notariële akte op 18 oktober 2006 een vereniging opgericht onder de naam “Vereniging van Eigenaren Sondelergaast”. De inschrijving van deze vereniging in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de statuten van deze vereniging vermelden onder meer dat het doel van de vereniging is het bevorderen van de belangen van de leden/eigenaren en gebruikers van de op het park aanwezige recreatievilla’s met aanbehoren. Volgens de statuten tracht de vereniging dit doel onder meer te bereiken door het in eigendom verkrijgen, huren, beheren, onderhouden, aanbrengen en/of stichten en zonodig vernieuwen van de voor gemeenschappelijk gebruik bestemde zaken, inclusief waterpartijen, leidingen, rioleringen en andere voorzieningen op, in, aan en boven het park.
Nagenoeg alle eigenaren zijn lid van de vereniging.

2.3. Op het park worden 30 nieuwe recreatiewoningen gebouwd die door het recreatiecentrum verkocht moeten worden.

2.4. De vereniging heeft in juli 2011 en in december 2011/februari 2012 contact gehad met de gemeente over de onderhoudstoestand van de toegangsweg naar het park.

Het standpunt van het recreatiecentrum.

3.1. Het recreatiecentrum stelt zich op het standpunt dat de vereniging zich naar buiten toe presenteert alsof zij rechthebbende is van het recreatiepark. Het recreatiecentrum verwijst daartoe naar de statuten van de vereniging en naar de correspondentie van de gemeente. Anders dan de naam doet vermoeden is er in juridische zin echter geen vereniging van eigenaars zoals bedoeld in artikel 5: 112 BW. In werkelijkheid is er sprake van een gewone vereniging in de zin van artikel 2: 26 e.v. BW. Als gevolg van de handelwijze van de vereniging moet het recreatiecentrum met grote regelmaat aan overheden, toeleveranciers, aannemers en aspirant-kopers van de te koop staande recreatiewoningen uitleg verstrekken over de werkelijke eigendomsverhoudingen. Hierdoor ontstaat een situatie waardoor het voor het recreatiecentrum steeds moeilijker wordt om als een geloofwaardige contractspartij over te komen.

3.2. Het gebruik door de vereniging van de handelsnaam “Vereniging van Eigenaren Sondelergaast” leidt volgens het recreatiecentrum niet alleen tot verwarring, maar dient tevens als misleidend te worden aangemerkt in de zin van artikel 5b van de Handelsnaamwet. De Handelsnaamwet is van toepassing, zo stelt het recreatiecentrum, omdat de vereniging als onderneming in de zin van de Handelsnaamwet als economische entiteit deelneemt aan het verkeer. Het recreatiecentrum verwijst daartoe onder andere naar de statuten van de vereniging. Bovendien staat de vereniging ingeschreven in het handelsregister in plaats van in het verenigingenregister. Met het gebruik van de verenigingsnaam “Vereniging van Eigenaren” wordt door de vereniging gesuggereerd dat er sprake is van een vereniging zoals bedoeld in boek 5 BW, waardoor het publiek bewust op het verkeerde been wordt gezet. Het recreatiecentrum verzoekt dan ook de vereniging te veroordelen haar handelsnaam te wijzigen zodanig dat daarin in elk geval niet voorkomt de woordcombinatie Vereniging van Eigenaren, noch woorden/combinaties die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen, zulks binnen één maand na verzending van de beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Het standpunt van de vereniging

4.1. De vereniging betwist dat (artikel 5b van) de Handelsnaamwet van toepassing is. De vereniging drijft geen onderneming, want de vereniging is geen bedrijf met winstoogmerk. Zij heeft geen klanten en levert geen diensten of producten.

4.2. De vereniging betwist voorts dat zij zich naar buiten toe presenteert alsof zij rechthebbende is van het park. Zulks blijkt ook niet uit de correspondentie van de gemeente. De vereniging heeft slechts geklaagd over de onderhoudstoestand van de toegangsweg naar het park. Ook doet de vereniging zich niet voor als een vereniging als bedoeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. De naam van de vereniging is in overeenstemming met de juridische en feitelijke werkelijkheid: de leden van de vereniging zijn eigenaar van een recreatiewoning op het park. De vereniging wijst er op dat zij ook op haar website duidelijk aangeeft dat zij geen VvE in de zin van boek 5 van het BW is. De in de statuten genoemde omschrijving is een standaardbepaling. De vereniging heeft niet de intentie het beheer over te nemen.

4.2. Tot slot betwist de vereniging dat het gebruik van de naam tot verwarring en/of misleiding zou leiden. Dat het recreatiecentrum regelmatig aan derden uit moet leggen hoe de eigendomsverhoudingen op het park liggen, wordt niet veroorzaakt door de naam van de vereniging, maar doordat derden, met name potentiële kopers, geïnformeerd willen worden over de juridische constructie. De naam van de vereniging staat daar los van. De vereniging wijst er op dat de woordencombinatie “Vereniging van Eigenaren’ veelvuldig wordt toegepast bij recreatieparken, zonder dat er sprake is van een VvE in de zin van boek 5 BW. Daarnaast is er niet sprake van misleiding. Er wordt niet met enige mate van opzet een verkeerde voorstelling van zaken of een verkeerde indruk gegeven.

De beoordeling

5.1. Het verzoek van het recreatiecentrum is gebaseerd op artikel 5b van de Handelsnaamwet. Dit artikel bepaalt dat het niet is toegestaan om een handelsnaam te voeren, welke een onjuiste indruk geeft van de onder die naam gedreven onderneming voor zover dientengevolge misleiding van het publiek te duchten is.

5.2. Voor de beoordeling van dit verzoek is primair van belang of de Handelsnaamwet van toepassing is. Artikel 1 van de Handelsnaamwet bepaalt dat onder handelsnaam wordt verstaan de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. Als regel kan voor de uitleg van het begrip onderneming aansluiting gezocht worden bij het ondernemingsbegrip van de Handelsregisterwet. Een onderneming is een op commerciële wijze aan het economische verkeer deelnemende organisatie, waarbij materieel voordeel moet worden beoogd en waartoe een min of meer blijvend georganiseerd verband bestaat, dat naar buiten optreedt (Kamerstukken II 2005/06, 30 656, nr. 3, p. 31-32). Gelet op deze definitie van de handelsnaam is de kantonrechter van oordeel dat de handelsnaam [bedoeld: Handelsnaamwet, red.] toepassing mist, nu uit de door het recreatiecentrum aangehaalde feiten niet kan worden afgeleid dat de vereniging handelt als een onderneming.
Daar waar (de gemachtigde van) het recreatiecentrum nog heeft betoogd dat de vereniging staat ingeschreven in het handelsregister in plaats van in het verenigingenregister, wordt miskend dat met de wijzing van de Handelsregisterwet het verenigingenregister niet meer als zodanig bestaat.

5.3. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de door de vereniging gevoerde naam ook geen onjuiste indruk geeft en dat er ook geen misleiding van het publiek te duchten is. De naam geeft de feitelijke situatie aan, namelijk het feit dat er sprake is van een vereniging van eigenaren. Dat die vereniging zich naar buiten toe presenteert als rechthebbende van het park en/of als een vereniging als bedoeld in boek 5 BW, heeft het recreatiecentrum niet aangetoond. Voor zover zij heeft verwezen naar de correspondentie van de gemeente, overweegt de kantonrechter dat er kennelijk in juli 2011 bij de gemeente enig misverstand is ontstaan over de eigendom van de inrit naar het park, doch dat de naamgeving van de vereniging hiervan de oorzaak is geweest, blijkt daaruit niet. Uit de brief van de gemeente van 27 februari 2012 naar aanleiding van een klacht van de vereniging over de staat van de toegangsweg naar het park blijkt duidelijk dat de vereniging gemeld heeft dat het recreatiecentrum de beheerder is.
Daar waar recreatiecentrum heeft aangevoerd dat zij potentiële kopers moet informeren over de juridische eigendomsconstructie, overweegt de kantonrechter dat niet is gebleken dat dit veroorzaakt wordt door de naam van de vereniging. Ook indien de vereniging een andere naam zou hebben, zou [A] naar het oordeel van de kantonrechter uit moeten leggen dat de eigenaren weliswaar een vereniging hebben opgericht om hun gezamenlijk belangen te behartigen, maar dat dit geen vereniging is in de zin van boek 5 BW. De door recreatiecentrum geschetste verwarring ontstaat naar het oordeel van de kantonrechter door de verschillende juridische constructies die voor recreatieparken gehanteerd worden en niet door de naam van de vereniging.

5.4. Voor zover uit de stellingen van het recreatiecentrum zou volgen dat volgens haar de vereniging onrechtmatig handelt, overweegt de kantonrechter dat hierover in het kader van de onderhavige procedure geen oordeel kan worden gegeven.

5.5. Gelet op het bovenstaande zal het verzoek van het recreatiecentrum worden afgewezen met veroordeling van het recreatiecentrum in de proceskosten.

Beslissing
De kantonrechter:
Wijst het verzoek af;