Zoon penningmeester plundert bankrekening

  • ” Vastgesteld wordt dat vanaf december 2018, dus in de periode dat [gedaagde] niet alleen voorzitter maar tevens interim penningsmeester was, grote bedragen [totaal € 149.526,69van de INGbetaalrekening van [hengelvereniging] EHSV zijn afgeschreven door middel van internetbankieren. Die bedragen zijn overgeschreven naar onbekende partijen, zonder dat daar enige titel aan ten grondslag lag. [gedaagde] kan althans geen verklaring geven voor deze afschrijvingen.”
  • “Verder staat vast dat [de zoon van gedaagde, E] via [gedaagde] de inloggegevens van de ING-rekening van EHSV in handen heeft gekregen. Niet gebleken is dat aan anderen dan [gedaagde] inloggegevens van de ING-rekening zijn verstrekt. Bovendien blijkt uit productie 20 van EHSV dat [E] inderdaad inlogde met gebruikmaking van de inloggegevens van zijn vader. Het had dan op de weg van [gedaagde] gelegen om in zijn functie van penningmeester ad interim voldoende toezicht te houden op de verrichtingen van [E] . Dit heeft hij kennelijk niet gedaan. Op die manier is een situatie ontstaan waarin iemand zonder formele bevoegdheden binnen EHSV grote bedragen aan de bankrekening kon onttrekken, zonder dat dit werd ontdekt. [gedaagde] heeft onvoldoende invulling aan zijn bestuurstaak gegeven en als penningmeester ad interim het risico van onregelmatigheden en onttrekkingen niet afdoende onderkend. Hiervan valt hem persoonlijk een ernstig verwijt te maken. Hij heeft onvoldoende maatregelen getroffen om dit risico te voorkomen en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Het verweer van [gedaagde] dat hij zijn zoon volledig vertrouwde en daarom heeft nagelaten hem te controleren, baat hem niet. Hij had immers als bestuurslid en interim penningmeester de belangen van EHSV in acht moeten nemen.”
  • De gedaagde is aansprakelijk op grond van art. 2:9 BW (bestuursaansprakelijkheid)
  • De rechtbank “veroordeelt [gedaagde] om aan EHSV te betalen een bedrag van € 150.417,07 (éénhonderdvijftig duizendvierhonderdzeventien euro en zeven eurocent)”
    • De zoon E is inmiddels failliet verklaard, zo blijkt uit het vonnis.
    • Ook bij dit soort bedragen moet gedaagde wel echt betalen (tenzij de rechter in hoger beroep zou matigen of anders zou oordelen, natuurlijk). Ik ben geen specialist op dit punt, maar schat in dat een evt. koopwoning verkocht zal worden. Ik zou er niet op durven vertrouwen dat er een bestuursaansprakelijkheidsverzekering is, en dat die dekking biedt.

D66 afdeling

  • Het bestuur van D66 beëindigt het lidmaatschap van een aantal leden. De leden stellen intern beroep in, bij de Geschillencommissie van die partij.
  • “Volgens het Geschillencollege moet de brief van 22 maart 2019 worden aangemerkt als opzegging van het lidmaatschap door het landelijk bestuur. Het Geschillencollege is tot de conclusie gekomen dat het lidmaatschap ten onrechte is opgezegd en dat het beroep van [eisende partij sub 1 c.s.] gegrond is. “
  • Het landelijk bestuur beëindigt daarop het lidmaatschap nogmaals. De leden stellen opnieuw intern beroep in. Dit beroep wordt afgewezen.
  • De rechter laat de opzegging van het lidmaatschap in stand. De leden in kwestie waren namelijk lid van de gemeenteraad en hebben zich afgesplitst van de D66 fractie met behoud van hun zetel. Politieke partijen plegen dat overigens ook wel “zetelroof” te noemen (staatsrechtelijk is de zetel van het gemeenteraadslid, niet van de partij, maar politieke partijen zien dat politiek anders).
  • De rechtbank: “Ook als [het lid = eisende partij sub 1] rechtsgeldig tot voorzitter van de fractie D66 is gekozen en er daarna vanuit diverse kanten oneigenlijke druk op [eisende partij sub 1 c.s.] is uitgeoefend om dit voorzitterschap op te geven, is het de keuze van [eisende partij sub 1 c.s.] geweest om zich af te splitsten van de fractie D66 en zelfstandig in de gemeenteraad te blijven zitten. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat alle door [eisende partij sub 1 c.s.] geschetste nadelige consequenties het gevolg zijn van de opzegging van het lidmaatschap, nu die nadelige consequenties ook het gevolg kunnen zijn van de (eigen) keuze tot afsplitsing. Daar staat tegenover dat D66 voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom haar belang bij opzegging van het lidmaatschap in het geval van een onverenigbaarheid, zwaarwegend is. Verder was het voor [eisende partij sub 1 c.s.] kenbaar (of had het kenbaar moeten zijn) dat het zelfstandig plaatsnemen in de gemeenteraad zou leiden tot een onverenigbaarheid met het lidmaatschap, nu dit in artikel 7 van de Statuten is vermeld. De rechtbank weegt tot slot ook mee dat, zoals D66 heeft aangevoerd, het [eisende partij sub 1 c.s.] vrij staat om opnieuw lid te worden zodra de onverenigbaarheid is komen te vervallen. Het beroep van [eisende partij sub 1 c.s.] op vernietigbaarheid wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid slaagt dan ook niet.”

ECLI:NL:RBDHA:2021:9961

Vereniging moet lid toelaten

  • In deze zaak stelt een B.V. dat zij lid is geworden van een vereniging, of dat anders de vereniging haar niet had mogen weigen als lid. De vereniging is opgericht als een Boek 2 BW vereniging, maar is (thans) een in weze financiele constructie die de opbrengsten van een windmolenpark verdeelt onder haar leden. Kortom: toelating als lid betekent mee profiteren in de winst (en minder winst voor de huidge leden). 
    • Ik meen dat een boek 2 BW vereniging niet als doel mag hebben het verdelen van winst onder haar leden, maar dat komt in deze zaak niet aan de orde want de B.V., “Bio Boerma”, wil juist lid worden, kennelijk om mee te profiteren van de de winst.
  • Het hof, over de uitleg van de statuten: “Het hof is het met de rechtbank eens dat deze statutaire bepaling [over de eisen om lid te worden] objectief moet worden uitgelegd, waarbij mede acht wordt geslagen op de elders in de statuten gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Deze statutaire bepaling ziet immers op de verhouding tussen de vereniging en derden. Het hof stelt vast dat de rechtbank bij haar uitleg ook andere dan objectieve maatstaven heeft betrokken, zoals notulen van een algemene ledenvergadering van 29 november 2018 en een toelichting op de concept statuten van 25 oktober 2018. Dit zijn gegevens die niet kenbaar waren voor derden als Bio Boerma en die daarom bij de uitleg geen rol spelen. De daartegen gerichte grief van Bio Boerma slaagt. “
    • Ik denk dat hier op de achtergrond meespeelt dat het geen gewone vereniging is, maar een vereniging opgericht een windmolenpark op te richten en om de winst van een windmolenpark te verdelen. 
  • De vereniging OVZ moet Bio Boerma B.V. ook toelaten als lid. “De vaststelling dat Bio Boerma voldoet aan de statutaire eisen van OVZ voor lidmaatschap betekent nog niet dat OVZ Bio Boerma als lid moet toelaten. Het staat een vereniging namelijk in beginsel vrij om een gegadigde niet toe te laten tot het lidmaatschap, ook als deze voldoet aan alle statutaire vereisten. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden kan dat anders zijn. Naar het oordeel van het hof doen die bijzondere omstandigheden zich hier voor. Alleen Windpark Zeewolde is als vergunninghouder gerechtigd om in het werkgebied een windpark te realiseren en alleen via OVZ zijn certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde verkregen. Windpark Zeewolde en OVZ voeren een overheidstaak uit, te weten het realiseren van windenergie en zij hebben in het werkgebied een monopoliepositie. Bio Boerma heeft in het werkgebied geen alternatief, kan niet zelf een windmolen oprichten en exploiteren. De aard van OVZ is niet gericht op samenwerking.”
    • Hetzelfde zal gelden voor andere verenigingen met een door de overheid toegekende monopolistische rol.
  • De vereniging had Bio Boerma in 2018 geweigerd als lid. Het hof oordeelt dat dit onrechtmatig is. “Toen Bio Boerma zich in 2018 bij OVZ aanmeldde als lid, gold in artikel 4 van de statuten van OVZ de eis dat een (rechts)persoon grondgebruiker in het werkgebied moest zijn. Bio Boerma voldeed in 2018 zonder meer aan dat vereiste. Hierin kan dan ook geen grond voor weigering van het lidmaatschap worden gevonden. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat Bio Boerma in 2018 lid was van WVZ wat vereist is voor lidmaatschap van OVZ. Omdat een redelijke grond voor weigering ontbrak en gelet op de monopoliepositie, aard en belangen van OVZ is de weigering om Bio Boerma in 2018 als lid toe te laten, onrechtmatig. OVZ heeft onvoldoende onderbouwd dat haar in 2018 een discretionaire bevoegdheid toekwam het lidmaatschap van Bio Boerma te weigeren. Een discretionaire bevoegdheid is niet in de tot 4 december 2018 geldende statuten opgenomen. “
  • De vereniging zal de schade moeten vergoeden. 

ECLI:NL:GHARL:2021:11413

3.4.

OVZ is in maart 2015 opgericht en heeft volgens haar statuten ten doel om met concrete plannen te komen voor de sanering (sloop) van 220 windmolens en de bouw van circa 90 nieuwe windmolens inclusief de financiering daarvan (project Windpark Zeewolde). OVZ tracht haar doel te bereiken (onder meer) door het sluiten van de “ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Zeewolde”, waarmee de leden van de vereniging financieel deelnemen in het windparkproject.

3.5.

Vanaf de oprichting tot 4 december 2018 golden voor het lidmaatschap van OVZ de statutaire eisen dat een (rechts)persoon bewoner, grondeigenaar, grondgebruiker of turbine-eigenaar binnen het werkgebied van OVZ moest zijn, niet al moest participeren in een windpark binnen het werkgebied van OVZ, de ledenovereenkomst moest hebben ondertekend en lid moest zijn en blijven van WVZ. In de vanaf de oprichting tot 4 december 2018 geldende statuten was in artikel 6 bepaald dat de algemene vergadering beslist over toelating van leden en dat toelating tot de vereniging geschiedt door aanmelding bij het bestuur.

3.6.

Het werkgebied van OVZ is beperkter dan het werkgebied van WVZ, maar de landbouwgronden aan de [adres1] en aan de [adres2] , die Bio Boerma van Vitens pacht, vallen binnen het werkgebied van OVZ (hierna: het werkgebied).

3.7.

In november 2016 is Windpark Zeewolde B.V. opgericht.

3.8.

Op 5 september 2017 heeft de gemeente Zeewolde aan Windpark Zeewolde een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 91 windmolens. De vergunning is gebaseerd op het Rijksinpassingsplan “Windpark Zeewolde”.

3.9.

Op enig moment heeft [naam1] (overigens vergeefs) langs bestuurlijke weg het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windpark aangevochten tot aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verweerschrift van de ministers van EKZ (Economische Zaken en Klimaat) en BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) in die procedure dateert van december 2017. Naar aanleiding van dit verweerschrift heeft Bio Boerma zich in een brief van 20 februari 2018 via haar advocaat als lid aangemeld bij OVZ. Het bestuur van OVZ heeft dit verzoek afgewezen in een brief van 18 maart 2018. Bio Boerma heeft zich, via haar advocaat, in een brief van 13 juni 2018 nog eens bij OVZ aangemeld als lid. Dit verzoek heeft het bestuur van OVZ afgewezen in een brief van 17 september 2018.

3.10.

Op 4 december 2018 zijn de statuten van OVZ gewijzigd. Vanaf toen gelden (op grond van artikel 4 van de statuten) voor lidmaatschap van OVZ de statutaire eisen dat een (rechts)persoon op de peildatum 5 april 2016 in het werkgebied juridisch eigenaar en/of economisch eigenaar/gerechtigde van een woning of van een perceel landbouwgrond of van een windturbine moest zijn of grondgebruiker op basis van een meerjarig pachtcontract, niet al moest participeren in een windpark binnen het werkgebied, de ledenovereenkomst moest hebben ondertekend en lid moest zijn en blijven van WVZ. Verder is het op grond van (artikel 6 van) de – gewijzigde – statuten zo dat het bestuur beslist over de toelating van leden, waarbij aan het bestuur een discretionaire bevoegdheid is toegekend een (rechts)persoon als lid toe te laten als niet is voldaan aan de daartoe gestelde statutaire vereisten.

3.11.

Op de aan de statutenwijziging voorafgegane algemene ledenvergadering (van 29 november 2018) is de vraag gesteld wat onder een meerjarig pachtcontract verstaan moet worden. Uit de notulen van die vergadering blijkt dat die vraag toen als volgt is beantwoord: “Wat is meerjarig? Antw.: Dat is zoals het staat in de wet, dus reguliere pacht wat betekent tenminste 6 jaar (los land) respectievelijk tenminste 12 jaar (hoeve). Meerjarig is niet geliberaliseerde pacht. Achterliggende gedachte: iemand moet duurzaam zijn aan het werkgebied. Ander punt van belang hierbij is de peildatum. Toen is (…) gekeken of het meerjarig was.

3.12.

In een toelichting bij het concept van de statuten staat bij de voorgestelde wijziging van artikel 4 van de statuten:

Twee inhoudelijke aanvullingen:
– Toevoeging peildatum (…)
– Toevoeging van ‘meerjarig’ bij pachtcontract

Toelichting wijziging: de aanvullingen bekrachtigen altijd bedoelde en toegepaste beleid van de Ontwikkelvereniging.

3.13.

Boerma Beheer heeft in juni 2018 19 hectare landbouwgrond aangekocht aan de [adres3] in het werkgebied.

3.14.

Op enig moment heeft Windpark Zeewolde alle rechten en verplichtingen van OVZ overgenomen. De leden van OVZ hebben langlopende ledenovereenkomsten met OVZ gesloten op grond waarvan zij langlopende leningen hebben verstrekt waarvoor zij certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde hebben verworven, welke leningen gedurende het bestaan van Windpark Zeewolde worden afgelost. De winst van Windpark Zeewolde komt volledig ten goede aan haar certificaathouders

[…]

Bio Boerma is (nog) geen lid van OVZ

4.10.

Bio Boerma [B.V.] stelt dat zij in 2015 lid is geworden van OVZ. Het daartegen door OVZ gevoerde verweer slaagt. [naam1] heeft op de zitting namelijk verklaard dat hij in 2015 met één van de bestuursleden van OVZ heeft gesproken over het lidmaatschap van Bio Boerma en dat die bestuurder hem toen heeft verteld dat Bio Boerma geen lid kon worden van OVZ omdat Bio Boerma niet aan de voorwaarden voldeed. Ook overigens heeft Bio Boerma haar stelling onvoldoende onderbouwd. Bio Boerma voert aan dat zij in 2015 lid van OVZ is geworden door aanvaarding van het aanbod van OVZ aan de leden van WVZ om lid te worden van OVZ. Bio Boerma heeft evenwel geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat haar dit aanbod is gedaan en dat zij dit aanbod heeft geaccepteerd. Gelet op de betwisting van OVZ, lag het wel op de weg van Bio Boerma om haar stelling nader te onderbouwen. Bio Boerma heeft dat nagelaten en daarom gaat het hof aan deze stelling van Bio Boerma voorbij.

4.11.

Bio Boerma is ook niet in 2018 lid geworden van OVZ. Bio Boerma heeft zich weliswaar via haar advocaat in brieven van 20 februari en 13 juni 2018 als lid bij OVZ aangemeld, maar het bestuur van OVZ heeft het verzoek van Bio Boerma schriftelijk afgewezen in brieven van 18 maart en 17 september 2018. Dat Bio Boerma er desondanks gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat zij lid van OVZ was blijkt uit niets. De door Bio Boerma (primair onder 2) gevorderde verklaring voor recht dat zij lid is van OVZ, zal dus worden afgewezen.

Bio Boerma voldoet aan de statutaire voorwaarden voor lidmaatschap van OVZ

4.12.

Bio Boerma vordert (subsidiair onder 2) dat het hof OVZ gelast om Bio Boerma toe te laten als lid van OVZ. Voor toewijzing van deze vordering is allereerst nodig dat Bio Boerma voldoet aan de in de (huidige) statuten opgenomen vereisten voor het lidmaatschap van OVZ. Volgens OVZ voldoet Bio Boerma niet aan de in artikel 4 opgenomen statutaire eis dat een (rechts)persoon sinds de peildatum 5 april 2016 in het werkgebied grondgebruiker is op basis van een meerjarig pachtcontract. Tussen partijen is in geschil of onder meerjarig pachtcontract alleen reguliere pacht wordt verstaan (standpunt OVZ) of ook geliberaliseerde pacht (standpunt Bio Boerma). Het komt daarmee aan op de uitleg van deze statutaire bepaling.

4.13.

Het hof is het met de rechtbank eens dat deze statutaire bepaling objectief moet worden uitgelegd, waarbij mede acht wordt geslagen op de elders in de statuten gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Deze statutaire bepaling ziet immers op de verhouding tussen de vereniging en derden. Het hof stelt vast dat de rechtbank bij haar uitleg ook andere dan objectieve maatstaven heeft betrokken, zoals notulen van een algemene ledenvergadering van 29 november 2018 en een toelichting op de concept statuten van 25 oktober 2018. Dit zijn gegevens die niet kenbaar waren voor derden als Bio Boerma en die daarom bij de uitleg geen rol spelen. De daartegen gerichte grief van Bio Boerma slaagt.

4.14.

Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt een objectieve uitleg van het begrip “grondgebruiker op basis van een meerjarig pachtcontract” niet dat alleen reguliere pachtovereenkomsten daaronder kunnen vallen. Ook geliberaliseerde pacht kan immers meerjarig worden aangegaan voor de duur van zes jaren of korter of voor een duur van langer dan zes jaren. Op de peildatum 5 april 2016 had Bio Boerma zowel landbouwgrond aan de [adres1] als landbouwgrond aan de [adres2] in gebruik op basis van een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor de duur van twee jaar. Bio Boerma voldoet daarmee aan de huidige statutaire voorwaarden voor lidmaatschap van OVZ in de meest letterlijke zin. OVZ vindt de wettelijke bescherming van een reguliere pachtovereenkomst van doorslaggevend belang, maar zo heeft zij dat niet in de statuten verwoord.

4.15.

Ook wanneer de statutaire bepaling zo moet worden uitgelegd, zoals OVZ stelt, dat een (rechts)persoon duurzaam met het werkgebied verbonden moet zijn, voldoet Bio Boerma overigens met haar geliberaliseerde pacht aan dat vereiste en voldeed Bio Boerma daar op de peildatum 5 april 2016 ook al aan. Vanaf 1997 is grond in het werkgebied immers gepacht door – en daarmee in gebruik geweest van – (rechtsvoorgangers van) Bio Boerma. Het gaat hier niet om kortlopende pacht. Bio Boerma heeft bovendien een verklaring van Vitens in het geding gebracht waaruit blijkt dat Vitens geen intentie heeft om een einde te maken aan de pacht.

OVZ moet Bio Boerma als lid toelaten

4.16.

De vaststelling dat Bio Boerma voldoet aan de statutaire eisen van OVZ voor lidmaatschap betekent nog niet dat OVZ Bio Boerma als lid moet toelaten. Het staat een vereniging namelijk in beginsel vrij om een gegadigde niet toe te laten tot het lidmaatschap, ook als deze voldoet aan alle statutaire vereisten. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden kan dat anders zijn.

4.17.

Naar het oordeel van het hof doen die bijzondere omstandigheden zich hier voor. Alleen Windpark Zeewolde is als vergunninghouder gerechtigd om in het werkgebied een windpark te realiseren en alleen via OVZ zijn certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde verkregen. Windpark Zeewolde en OVZ voeren een overheidstaak uit, te weten het realiseren van windenergie en zij hebben in het werkgebied een monopoliepositie. Bio Boerma heeft in het werkgebied geen alternatief, kan niet zelf een windmolen oprichten en exploiteren. De aard van OVZ is niet gericht op samenwerking. Het lidmaatschap van OVZ is gericht op financiering en verkrijging van certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde. OVZ voert aan dat haar belang er in is gelegen om zoveel mogelijk bewoners en ondernemers te laten participeren in Windpark Zeewolde, maar alleen als zij duurzaam met het gebied zijn verbonden. De monopoliepositie, aard en belangen van OVZ brengen naar het oordeel van het hof mee dat zij Bio Boerma moet toelaten als lid. Niet in discussie is, dat Bio Boerma een aanzienlijk belang heeft bij lidmaatschap van OVZ.

4.18.

De omstandigheid dat Bio Boerma langs bestuursrechtelijke weg het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windparkproject heeft aangevochten, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het stond Bio Boerma in beginsel vrij om naar de rechter te gaan die de wet haar toekent (artikel 17 Grondwet). Niet gesteld of gebleken is dat het bewandelen van een dergelijke bestuursrechtelijke weg een statutaire belemmering voor het lidmaatschap is. Het bezwaar van Bio Boerma is bovendien afgewezen.

4.19.

OVZ heeft onvoldoende onderbouwd dat haar in dit geval een discretionaire bevoegdheid toekomt zoals artikel 6 van haar statuten die aan het bestuur toekent. In deze zaak doet zich niet de in de statuten omschreven situatie voor dat een (rechts)persoon als lid wordt toegelaten als niet is voldaan aan de daarvoor gestelde statutaire vereisten. Hier doet zich het omgekeerde geval voor van een (rechts)persoon die niet wordt toegelaten terwijl hij wel aan de statuten voldoet. OVZ stelt dat haar bestuur ook dan een discretionaire bevoegdheid heeft. OVZ heeft geen onderbouwing gegeven van hoe daar uitvoering aan wordt gegeven. Het hof maakt uit de door OVZ tijdens de mondelinge behandeling op de zitting bij het hof gegeven toelichting op dat OVZ die bevoegdheid niet eerder heeft gebruikt. Toen heeft OVZ verklaard dat iedereen in het werkgebied bij haar bekend is en dat iedereen die in aanmerking komt om lid van OZV te worden ook lid is geworden.

4.20.

Het hof komt tot de conclusie dat Bio Boerma recht heeft op toelating. De (subsidiair onder 2) ingestelde vordering OVZ te gelasten om Bio Boerma toe te laten als lid van OVZ zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.

OVZ heeft onrechtmatig gehandeld door Bio Boerma in 2018 niet als lid toe te laten

4.21.

Toen Bio Boerma zich in 2018 bij OVZ aanmeldde als lid, gold in artikel 4 van de statuten van OVZ de eis dat een (rechts)persoon grondgebruiker in het werkgebied moest zijn. Bio Boerma voldeed in 2018 zonder meer aan dat vereiste. Hierin kan dan ook geen grond voor weigering van het lidmaatschap worden gevonden. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat Bio Boerma in 2018 lid was van WVZ wat vereist is voor lidmaatschap van OVZ.

4.22.

Omdat een redelijke grond voor weigering ontbrak en gelet op de monopoliepositie, aard en belangen van OVZ is de weigering om Bio Boerma in 2018 als lid toe te laten, onrechtmatig. OVZ heeft onvoldoende onderbouwd dat haar in 2018 een discretionaire bevoegdheid toekwam het lidmaatschap van Bio Boerma te weigeren. Een discretionaire bevoegdheid is niet in de tot 4 december 2018 geldende statuten opgenomen. Het verweer van OVZ dat haar vaste aannamebeleid is dat alleen pachters met een reguliere pachtovereenkomst voor het lidmaatschap in aanmerking komen, baat OVZ niet. Voor zover de situatie van andere grondgebruikers al vergelijkbaar is met de situatie van Bio Boerma
– OVZ heeft die stelling niet onderbouwd – heft dit haar onrechtmatig handelen jegens Bio Boerma niet op. Dit leidt tot toewijzing van de (onder 3) gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van het bestuur van OVZ om Bio Boerma in 2018 niet toe laten als lid, onrechtmatig is.

4.23.

De vordering om OVZ te veroordelen tot vergoeding van de schade die Bio Boerma daardoor lijdt en zal lijden, op te maken bij staat zal eveneens worden toegewezen. Bio Boerma heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd – en evenmin een rechtsgrond genoemd – waaruit volgt dat WVZ gehouden is tot vergoeding van die schade. Deze (ook) tegen WVZ ingestelde vordering zal daarom worden afgewezen. De mogelijkheid dat Bio Boerma door het onrechtmatig handelen van OVZ schade heeft geleden is aannemelijk, zodat aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaat is voldaan4.

Rechten van Bio Boerma als lid van OVZ

4.24.

Als (toe te laten en in te schrijven) lid van OVZ dient OVZ te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten die aan het lidmaatschap zijn verbonden verkrijgt, waaronder het
recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben verkregen. OVZ is daartoe ook in staat, doordat haar bestuurders ook bestuurder zijn van het Windpark.

4.25.

OVZ heeft haar stelling dat door Windpark Zeewolde geen certificaten kunnen worden uitgegeven en dat op grond van de bankfinanciering geen leningen kunnen worden verstrekt onvoldoende onderbouwd. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat niet zou kunnen.

ALV moet lid horen voor royement (of zijn brief krijgen?)

 Bij een vereniging is de ALV het orgaan dat bevoegd is om een lid te royeren. Een lid wordt geroyeerd, door de ALV, op voorstel van het bestuur. Het lid is niet uitgenodigd voor die ALV. De procedure in zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement is onduidelijk.

Het hof vernietigt het besluit, omdat het lid niet zijn kant van het verhaal heeft kunnen doen aan de ALV. Het is niet voldoende dat het bestuur  het lid heeft gehoord. Het hof lijkt aan te geven dat het ook voldoende zou zijn als het bestuur de inhoud van een brief die het lid had geschreven, met de ALV had gedeeld.

Het is onduidelijk of het lid geschorst was door het bestuur. Zo niet, dan is de ALV waarvoor hij niet is uitgenodigd, zonder meer ongeldig, en alle besluiten die daarin zijn genomen ook (artikel 2:38 lid 1). Het zou wat worden als het bestuur lastige leden de toegang tot de ALV kan ontzeggen.

Voor het geval het lid wel geschorst is, geldt de volgende clausule van artikel 2:38 lid 1 BW: “Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden meer dan één stem toekennen.”

Nu weet (volgens mij) niemand van die bepaling precies betekent (wat betekent dat de ALV het “besluit tot schorsing” behandelt als dat besluit reeds genomen is door het bestuur; en wat als het bestuur de schorsing helemaal niet voorlegt aan de ALV?)

Maar ik denk dat uit het systeem van artikel 2:38 volgt dat het geschorste lid gehoord had moeten worden door de ALV, tijdens de ALV, dus met spreekrecht voor dat lid, voordat tot het royement besloten werd. En, let op, artikel 2:8 BW maakt dat meer vereist is dan een puur formele gelegenheid om te spreken, een minuutje van het lid is niet voldoende.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2021:1749

Klassieker: HR Wijsmuller uitspraak

  • De Hoge Raad heeft de tekst van de Wijsmuller uitspraak uit 1968 gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:1968:AC4232.
    • Een abonnement op het commerciële tijdschrift NJ van Kluwer is dus niet langer nodig om (legaal) toegang te krijgen tot de tekst van het arrest.
    • Er zit geen auteursrecht op teksten van uitspraken, maar wel op de tussenkopjes die uitgevers toevoegen. Daarom draagt de publicatie van de teksten van oude arresten erg bij aan de toegankelijkheid van de rechtspraak.
    • Strikt genomen is de uitspraak geen arrest maar een beschikking.
  • Het arrest is uit 1968, en is geschreven in de wat ingewikkelde stijl die toen gebruikt werd.
  •  Al met al zit de kern van de uitspraak in een  overweging van de Hoge Raad: “dat de betekenis van een bepaling in de statuten van een rechtspersoon, voorschrijvende dat een besluit moet uitgaan van een orgaan van die rechtspersoon, in het geval waarin dat orgaan uit meer personen is samengesteld in het bijzonder hierin is gelegen, dat het besluit tot stand komt als vrucht van onderling overleg van alle leden van dat orgaan die, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aan dat overleg wensen deel te nemen”
  • Dit betekent dat als de statuten bepalen dat een besluit moet worden genomen door het bestuur, dat besluit moet worden genomen na onderling overleg van de leden van het bestuur, en niet, zoals in het geval aan de orde was, na overleg van drie van de vijf leden van het bestuur. Zelfs niet als die drie bestuursleden het met elkaar eens zijn en een meerderheid vormen. 
  • Zie ook deze eerdere blogpost uit 2014: https://verenigingsrecht.blogspot.com/2014/11/klassieker-besluit-vereist-overleg.html
De Hoge Raad der Nederlanden,

Overwegende thans aangaande het eerste middel:

dat de Rechtbank heeft vastgesteld dat de vergadering van houders van prioriteitsaandelen in [B] N.V., welke was bijeengeroepen na overleg tussen drie van de vijf leden van de Raad van Bestuur van die vennootschap, niet kan worden aangemerkt als bijeengeroepen krachtens een besluit van de Raad van Bestuur, zoals de statuten in dit geval voorschreven;

dat de betekenis van een bepaling in de statuten van een rechtspersoon, voorschrijvende dat een besluit moet uitgaan van een orgaan van die rechtspersoon, in het geval waarin dat orgaan uit meer personen is samengesteld in het bijzonder hierin is gelegen, dat het besluit tot stand komt als vrucht van onderling overleg van alle leden van dat orgaan die, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aan dat overleg wensen deel te nemen;