Deze zaak ging over de verbodenverklaring van een motorclub.
“Het hof is van oordeel dat reeds de hoogte van het bedrag [van € 5.000,-] dat bij vertrek moet worden voldaan een onaanvaardbare beperking is van de negatieve vrijheid van vereniging.”
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2019:1451
Bad Standing
Satudarah heeft in grief 7 aangevoerd dat het verschijnsel van de zogeheten “bad standing” niet in strijd is met de openbare orde, maar dat de strijdigheid met de openbare orde slechts in het executietraject zou kunnen liggen. Een gewelddadig executietraject is echter geen clubbeleid, maar hooguit een incidenteel resultaat van een invulling die een individueel lid daaraan geeft.
De grief van Satudarah richt zich niet tegen de feitelijke vaststelling van de rechtbank dat een lid dat Satudarah, al dan niet op eigen initiatief, verlaat, bij die gelegenheid een fors geldbedrag moet betalen. Ook richt de grief zich niet tegen het oordeel van de rechtbank dat een lid op grond van een bij aanvang van het lidmaatschap ingevulde vragenlijst niet behoefde te beseffen dat hij een bedrag van € 5.000,- moet voldoen indien hij de vereniging verlaat.
Het hof is van oordeel dat reeds de hoogte van het bedrag dat bij vertrek moet worden voldaan een onaanvaardbare beperking is van de negatieve vrijheid van vereniging. Daar komt bij dat Satudarah de door de rechtbank in overweging 2.17 opgenomen gebeurtenissen niet inhoudelijk weerspreekt.