Rechtbank Den Haag 22 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:17355
[eiser] betoogt voorts dat het besluit van de CvB [Commissie van Beroep] strijdig is met de wet en de statuten van het DSC en daarom nietig, althans vernietigbaar. [eiser] voert daartoe aan dat de CvB niet in de statuten is aangewezen als orgaan of derde waarbij beroep open staat door een ontzet lid (conform artikel 2:35 lid 4 BW), maar dat de algemene ledenvergadering (Corpsvergadering) daartoe is aangewezen (artikel 14 lid 3 van de statuten). Dat de CvB in plaats van de Corpsvergadering zijn hoger beroep heeft behandeld, leidt er volgens [eiser] toe dat de uitspraak in het hoger beroep nietig, althans vernietigbaar is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in artikel 14, lid 3, van de statuten is bepaald dat een geroyeerd lid de mogelijkheid heeft om in beroep te gaan bij de Corpsvergadering. In zoverre zijn de statuten niet in strijd met het voorschrift in artikel 2:35, vierde lid, BW. Anders dan het DSC, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het vervangen van de Corpsvergadering als beroepsinstantie door de CvB niet bij huishoudelijk reglement kan worden geregeld. Uitgangspunt is daarom: beroep bij de Corpsvergadering. Blijkens het verslag van de Corpsvergadering van 3 december 2024 is het hoger beroep van [eiser] door de Corpsvergadering goedgekeurd (wat dat ook moge betekenen), en is besloten dat de zaak wordt voorgelegd aan de CvB, een in het huishoudelijk reglement beschreven intern beroepsorgaan. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] , die aanwezig was op die Corpsvergadering, daar bezwaar tegen heeft gemaakt. [eiser] heeft er in deze procedure terecht op gewezen dat deze gang van zaken anders is dan is voorgeschreven in het artikel in het BW dat gaat over het royement van een lid van een vereniging, artikel 2:35, lid 4, BW. Dat artikel bepaalt dat de algemene vergadering bij schriftelijke statuten als beroepsorgaan kan worden vervangen door een ander orgaan óf een derde. Naar voorshands oordeel verzet deze wetsbepaling zich er echter niet tegen dat de algemene vergadering, indien de betrokkene er geen bezwaar tegen maakt, besluit een ander orgaan als beroepsorgaan aan te wijzen, zoals hier kennelijk is gebeurd. Dit brengt mee dat [eiser] niet wordt gevolgd in zijn stelling dat het besluit van de CvB nietig of vernietigbaar is op de aangevoerde gronden.
- De rechter had hier ook wel anders kunnen oordelen, denk ik. Ik vraag me af waarom de (grote) vereniging de statuten niet heeft aangepast. Het is een studentenvereniging, wel in Delft, dus misschien met niet zoveel rechtenstudenten.