In deze zaak begint in 2015 de vereniging een rechtszaak tegen een lid omdat het lid een bedrag moet betalen. Het lid voert aan dat er geen officieel bestuursbesluit is om de rechtszaak te beginnen. Het bestuur neemt in 2019 (terwijl de rechtszaak in hoger beroep is) een besluit om het eerdere besluit de bevestigen. Dat kan onder artikel 2:15 BW lid 6. Er is namelijk geen rechtszaak tot vernietiging van het eerdere besluit aanhangig.
Het gerechtshof oordeelt verder dat het lid moet blijven betalen (voor het onderhoud van het bungalowpark) terwijl hij geroyeerd is in de vereniging omdat in de koopovereenkomst van de bungalow staat dat “voor het geval een eigenaar om welke reden dan ook geen lid van de vereniging mocht blijken te zijn, hij toch op grond van de algemene voorwaarden jaarlijks aan de eigenaarsvereniging een bedrag wegens servicekosten […] is verschuldigd dat gelijk is aan de bijdragen en de lidmaatschapskosten die aan de leden zelf door de vereniging in rekening worden gebracht“. Ik vraag me af of dat zo kan, maar dat is overeenkomsten recht (trefwoord: opzegging duurovereenkomst, vermoed ik) en geen verenigingsrecht.
Bevestiging bestuursbesluit
De vereniging heeft er, onder verwijzing naar punt 10 van de notulen van de bestuursvergadering van de vereniging van 19 januari 2019, op gewezen dat het bestuur in die vergadering unaniem heeft besloten het bestuursbesluit van 27 maart 2015 om de deurwaarder in te schakelen voor het zo nodig zetten van volgende juridische stappen te bevestigen. [Het lid] heeft aangevoerd dat het oorspronkelijke besluit niet rechtsgeldig was omdat de toestemming van Reggestroom ontbrak. Uit de door [appellant] overlegde notariële akte van 12 oktober 2017 van overdracht rechten en vaststellingsovereenkomst blijkt dat Reggestroom (onder punt 6) bij voorbaat goedkeuring heeft verleend aan besluiten die zien op aangelegenheden binnen het in artikel 1 van die akte gedefinieerde gereed zijnde bungalowpark, dat wil zeggen dat deel van het park waar in 2017 al bungalows waren gerealiseerd. De bungalow van [appellant] was een van de 95 bungalows die toentertijd al waren gerealiseerd. Het bevestigingsbesluit van 19 januari 2019 is dus in elk geval van de voorafgaande goedkeuring van Reggestroom voorzien.
Voor zover er in 2015 sprake was van een vernietigbaar besluit wegens het ontbreken van goedkeuring van Reggestroom, is dat gebrek door het besluit van 19 januari 2019 geheeld. Niet gesteld of gebleken is immers dat er op dat moment een vordering tot vernietiging van genoemd bestuursbesluit aanhangig was. Een bevestiging heeft terugwerkende kracht: een gebrekkig besluit geldt na bevestiging als onaantastbaar en wel vanaf het moment waarop het oorspronkelijk was genomen. Bovendien strekt artikel 21 van de statuten enkel ter bescherming van de belangen van Reggestroom en komt [het lid] daarop geen beroep toe.