Ontzetting en stembriefjes

Rechtbank Rotterdam 22 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:809

De Vereniging is een volkstuinvereniging in [naam locatie] . [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn als lid van de Vereniging ieder rechthebbende op (het plezier van) een volkstuin.

Op 10 oktober 2023 heeft een buitengewone algemene ledenvergadering (BALV) plaatsgevonden, die door een aantal leden van de Vereniging was uitgeschreven. De aanleiding hiervoor was een conflict binnen de Vereniging. 

Tijdens deze BALV zijn [eiseres 1] en [eiseres 2] , naast enkele anderen, benoemd als leden van dit interim-bestuur. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn ook als zodanig ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

De Vereniging heeft een kort geding gevoerd om het interim-bestuur, waarvan [eiseres 1] en [eiseres 2] deel uitmaakten, te laten verbieden om zich uit te geven als het bestuur van de Vereniging. Bij vonnis van 18 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank voorshands geoordeeld dat “ [eiseres 1] en [eiseres 2] betrokken zijn geweest bij de hiervoor al genoemde actie van diverse leden om op onreglementaire wijze het huidige bestuur af te zetten en zichzelf als (interim)bestuursleden te laten benoemen.” Het is [eiseres 1] en [eiseres 2] met onmiddellijke ingang verboden om handelingen te verrichten namens de Vereniging alsof zij bestuurslid zijn, althans zich te presenteren of uit te laten als bestuursleden van de Vereniging. Dat was het eerste kort geding tussen partijen.

Bij brieven van 9 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseres 1] en [eiseres 2] meegedeeld dat het bestuur heeft besloten om [eiseres 1] en [eiseres 2] te ontzetten uit hun lidmaatschap op grond van artikel 8 lid 6 van de statuten. De Vereniging heeft in die brieven gesteld dat (i) [eiseres 1] en [eiseres 2] betrokken zijn geweest bij een coup en (ii) dat de vereniging ondanks de ernstige overtreding van de statuten en het in gevaar brengen van de vereniging heeft geprobeerd tot een oplossing te komen, maar daarin niet is geslaagd omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet aan de gestelde voorwaarden voldeden. 

Op 6 juni 2024 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] bij de algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) beroep aangetekend tegen de ontzettingsbesluiten.

Op 15 juli 2024 heeft de ALV plaatsgevonden. Aan de relevante voorschriften voor het bijeenroepen is voldaan. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben ter ALV hun positie nader toegelicht. Tijdens die vergadering is een telcommissie aangewezen en heeft er een stemming plaatsgevonden. De telcommissie heeft vastgesteld dat zij 61 stembriefjes heeft ontvangen. Daarvan waren 2 stembriefjes ongeldig, waren er 50 stemmen tegen het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] (dus voor de ontzetting van [eiseres 1] en [eiseres 2] ) en 9 stemmen voor het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] (dus tegen de ontzetting). Op basis van die stemming is het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen de ontzettingsbesluiten van 9 mei 2024 afgewezen en is de ontzetting uit het lidmaatschap bij besluit van de ALV bekrachtigd.

De rechtbank: “Dat de bestuursbesluiten tot ontzetting uit het lidmaatschap alleen door de ALV kunnen worden getoetst, is door de Hoge Raad uitgemaakt in HR 14 mei 1965, ECLI:NL:PHR:1965:AD8077, m.nt. G.J. Scholten (Amsterdams Speeltuinverbond). De Hoge Raad verwierp in die zaak het beroep in cassatie tegen de overweging van het hof dat de rechtsgeldigheid van het bestuursbesluit slechts kan worden aangetast door het instellen van beroep. Weliswaar had het lid in dat geval geen gebruik gemaakt van zijn recht op beroep bij de ALV, maar dat maakt geen verschil. Het gaat erom dat óf het ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn óf het bekrachtigingsbesluit van de ALV de ontzetting pas definitief maakt. De beslissing van de Hoge Raad in HR 18 juni 1982, ECLI:NL:PHR:1982:AG4407, m.nt. J.M.M. Maeijer (De Vries/Elderveld) geeft ook steun aan de opvatting dat de ALV het bestuursbesluit toetst en niet de rechter, maar dan indirect. De Hoge Raad oordeelde in die zaak dat een ordemaatregel vooruitlopend op een besluit van de ALV wél mogelijk is (en een andere maatregel dus niet).”

De regel dat een bestuursbesluit tot ontzetting alleen door de ALV en niet door de rechter kan worden getoetst, lijdt uitzondering als het beroep op de ALV door de vereniging wordt gefrustreerd. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest. 

[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben aangevoerd dat de bekrachtigingsbesluiten van de ALV van 15 juli 2024 nietig of vernietigbaar zijn. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben hiertoe gesteld dat de besluiten van de ALV op het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] niet overeenkomstig de statuten tot stand zijn gekomen.

Eén van de formele bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] is dat sommige leden meer dan één stem hebben uitgeoefend en op meer dan één volmacht hebben gestemd. [eiseres 1] en [eiseres 2] stellen in dit verband dat “alle tegenstemmers waarschijnlijk dubbel [hebben] gestemd”. De Vereniging heeft dit gemotiveerd betwist onder het overleggen van de presentielijsten van de ALV van 15 juli 2024 en de volmachten, waarop namens de niet aanwezige leden is gestemd (productie 23 van de Vereniging). Er zijn volgens de Vereniging slechts drie leden die zowel een nutstuin als een verblijfstuin hebben en om die reden een dubbel lidmaatschap hebben. Er waren twee leden met een dubbel lidmaatschap op de ALV aanwezig ( [persoon A] en [persoon C] ) en die twee dubbelleden hadden samen vier volmachten. Als de dubbele stemmen en de dubbele volmachten buiten beschouwing worden gelaten, scheelt dat vier stemmen tegen het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] , aldus de Vereniging.

Dat leidt tot het volgende oordeel. Op zich is het bezwaar van [eiseres 1] en [eiseres 2] terecht. Artikel 12 lid 5 en 6 van de statuten bepalen dat elk lid maar één stem mag uitbrengen en op maar één volmacht mag stemmen. Die verplichtingen zijn geschonden en dat leidt tot nietigheid van de stemmen die in strijd met die verplichtingen zijn uitgebracht. Het meetellen van nietige stemmen is een totstandkomingsgebrek als bedoeld in artikel 2:15 lid 1 onder a BW. Als sprake is van zo’n gebrek kan de rechtbank het besluit vernietigen op vordering van iemand die een redelijk belang heeft bij naleving van de verplichting die niet is nagekomen (artikel 2:15 lid 3 onder a BW). De rechtbank oordeelt echter dat [eiseres 1] en [eiseres 2] geen redelijk belang hebben bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen. Nadat de Vereniging de stelling dat “alle tegenstemmers waarschijnlijk dubbel [hebben] gestemd” gemotiveerd had betwist, had van [eiseres 1] en [eiseres 2] verwacht mogen worden dat zij hun stelling nader zouden onderbouwen. Dat hebben zij niet gedaan en de rechtbank gaat aan die stelling voorbij. Er zijn vier nietige stemmen uitgebracht. Dat betekent dat – na aftrek van vier nietige stemmen – het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen hun ontzetting met 46 stemmen tegen en 9 stemmen vóór is verworpen. Als de leden [persoon A] en [persoon C] volgens de statuten hadden gestemd, had dat dus niet tot een andere uitslag geleid. Ook in dat geval had de ALV de ontzetting bekrachtigd. Daarom ontbreekt een redelijk belang bij naleving van de geschonden verplichting.

De overige procedurele bezwaren zijn onterecht. De Vereniging heeft toegelicht dat op de ALV 61 leden aanwezig of vertegenwoordigd waren. Er zijn 61 stemmen uitgebracht, waarvan er twee als ongeldig buiten de telling zijn gelaten, omdat de stembriefjes niet goed waren ingevuld. De Vereniging heeft de stembriefjes en het document waarop de telcommissie de uitgebrachte stemmen heeft geturfd overgelegd (productie 20). De op geen enkele manier onderbouwde stellingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] die erop neerkomen dat de uitslag niet klopt, zijn met deze stukken niet te verenigen. Ook de bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen het instellen van een telcommissie en de manier waarop die telcommissie zijn werk heeft gedaan, worden verworpen. Dat de ALV gebruik heeft gemaakt van een telcommissie is niet bezwaarlijk. De statuten schrijven niets voor over de manier waarop de stemmen geteld moeten worden en het is in dat geval aan de voorzitter van de ALV om te bepalen hoe dat gebeurt. De suggestie dat de telcommissie de uitslag van de stemming zou hebben gemanipuleerd, is op geen enkele manier onderbouwd. Dat de stembriefjes “casual” zijn uitgedeeld en na de stemming in een “grote witte envelop” aan de stemcommissie zijn overhandigd, is evenmin bezwaarlijk. Ook valt niet in te zien, waarom de stem ten aanzien van het beroep van [eiseres 1] en ten aanzien van het beroep van [eiseres 2] op afzonderlijke stembriefjes uitgebracht had moeten worden. Ook hierover zeggen de statuten niets (anders dan dat over personen schriftelijk moet worden gestemd) en het is aan de voorzitter van de ALV om de gang van zaken te bepalen.

[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben gesteld dat de discussie tijdens de ALV op 15 juli 2024 niets meer is geweest dan een ordinaire ruzie. De ALV was een schijnvertoning, waar niet inhoudelijk is gesproken over de redenen voor de “coup” op 10 oktober 2023. Er zijn geen vragen gesteld en er zijn geen opmerkingen gemaakt, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] . De rechtbank merkt deze bezwaren aan als een beroep op de redelijkheid en billijkheid die die de Vereniging en degenen die bij haar organisatie zijn betrokken in acht moeten nemen op grond van artikel 2:8 BW. Deze bezwaren kunnen niet leiden tot vernietiging van de bekrachtigingsbesluiten. De bestuursbesluiten, die voor de bekrachtigingsbesluiten de basis zijn geweest, waren duidelijk en concreet. [eiseres 1] en [eiseres 2] wisten waartegen zij hun beroep moesten richten. Dat blijkt uit het beroepschrift van 6 juni 2024 en de aanvulling daarop van 27 juni 2024 met bijlagen (producties 8 en 9 van [eiseres 1] en [eiseres 2] ). [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niet gesteld dat de ALV door het bestuur onvolledig of ondeugdelijk is voorgelicht of dat [eiseres 1] en [eiseres 2] tijdens de ALV hun standpunt niet hebben kunnen toelichten. De ALV bepaalt dan zelf de inhoud van het daarop volgende debat. De Vereniging heeft aan de hand van de notulen gemotiveerd betwist dat er bijna geen vragen zijn gesteld en geen opmerkingen zijn gemaakt. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn daar niet meer op teruggekomen. Daarmee hebben zij die stellingen onvoldoende onderbouwd. Aan het opdragen van bewijs komt de rechtbank daarom niet toe.

De coup tijdens de BALV van 10 oktober 2023 wordt als zodanig door [eiseres 1] en [eiseres 2] niet betwist. Die coup was in strijd met de statuten van de Vereniging: leden kunnen op grond van de statuten van de Vereniging niet zonder meer zelf een BALV uitroepen en zij kunnen ook niet een dag voor de BALV ingrijpende voorstellen agenderen, zoals het ontslag van het bestuur en de benoeming van een nieuw bestuur. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben in hun beroepschrift over de BALV van 10 oktober 2023 en de besluiten die daar zijn genomen geschreven: “Onze huidige advocaat stelde echter op 3 november vast dat de besluiten niet rechtsgeldig waren (…)”, dus daar mocht ook de ALV op 15 juli 2024 vanuit gaan.

Het argument dat [eiseres 1] en [eiseres 2] al zijn gestraft voor het plegen van deze coup doordat zij in oktober 2023 voor een maand zijn geschorst, snijdt geen hout. Kennelijk hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] zich van deze schorsing onvoldoende aangetrokken, want er was een kort geding nodig om hen ervan te weerhouden om zich als bestuur van de Vereniging uit te geven (vonnis van 18 december 2023).

Die discussies om de verhoudingen te normaliseren hebben in elk geval tot niets geleid. Inmiddels zijn binnen iets meer dan een jaar vier kort gedingen en een bodemprocedure gevoerd. Ook in 2021 had [eiseres 1] de Vereniging al eens in kort geding betrokken. Op de ALV van 15 juli 2024 heeft [eiseres 2] volgens de transcriptie van die vergadering gezegd: “Ik wil nog wat zeggen, als u het bestuur in wil, onze steun kunt u altijd op rekenen. Wees niet bang hoor, en zorg dat je een rechtsbijstandverzekering hebt. Dan gaan we hier uitkomen. Eerlijkheid duurt het langst.” Dat de ALV op 15 juli 2024 een einde wilde maken aan de onrust binnen de Vereniging, valt te billijken. Ook tegen deze achtergrond is het besluit van de ALV om de ontzetting te bekrachtigen niet kennelijk onredelijk.

Quorumvereiste doorbreken bij de rechter

Een artikel in de statuten dat een onhaalbaar hoge opkomst vereist bij de ALV voor statutenwijzigingen, kan funest zijn. Art. 2:8 BW en een gang naar de rechter bieden dan uitkomst.

Rechtbank Noord-Holland 18 februari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:1469

“In de huidige statuten van [verzoeker] is in artikel 30 bepaald dat tot wijziging van de statuten slechts kan worden besloten door een ledenvergadering waar tenminste drie/vierde van het totaal aantal leden van de vereniging aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

De vereniging heeft circa 1850 leden. Zij heeft geprobeerd het vereiste quorum te halen door in/bij drie verschillende nieuwsbrieven (najaar 2023, voorjaar 2024 en najaar 2024) een uitgebreide motivatie en uitleg te geven en de leden op te roepen hun stem uit te brengen om aan het quorum vereiste te voldoen.

In het kader van de ledenvergaderingen van 14 november 2023, 18 april 2024 en 12 november 2024 zijn in totaal (maximaal) 392 stemmen uitgebracht. Bij de drie vergaderingen waren daarmee te weinig leden aanwezig om het vereiste quorum van drie/vierde van het totaal aantal leden te halen.

“Bij de op 14 november 2023, 18 april 2024 en 12 november 2024 gehouden algemene vergaderingen waar de noodzakelijke statutenwijziging was geagendeerd was het opkomstpercentage van de leden (veel) te laag en het ligt in de lijn der verwachting dat dat voor een volgende vergadering niet anders zal zijn. Het is daarmee voor [verzoeker] feitelijk onmogelijk om haar statuten te wijzigen.”

“Op grond van artikel 2:8 lid 2 BW is een tussen hen (een rechtspersoon en degenen die krachtens wet of statuten bij de organisatie betrokken zijn) krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ongewijzigde handhaving van de statuten van [verzoeker] in de gegeven omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank zal daarom de verzochte ontheffing van het in artikel 30 van de statuten van [verzoeker] vereiste quorum voor de volgende ledenvergadering verlenen, zodat in die vergadering, ongeacht het aantal aanwezige leden rechtsgeldig over het in het verzoekschrift vermelde voorstel tot wijziging van de statuten kan worden besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.”

De vereniging had ook een inhoudelijke reden (soort van) aangevoerd voor de noodzaak om de statuten te wijzigen: “[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij haar statuten wenst te moderniseren en in lijn wenst te brengen met de [Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen] “. Het oordeel van de rechter is niet expliciet daarop gebaseerd.

(overigens dwingt de WBTR volgens mij niet tot een statutenwijziging; de informele samenvatting is niet helmaal precies waar er staat “Vereniging moet haar statuten wijzigen.’).

De stembriefjes bewaren voor de rechter

Het kan handig zijn om bij omstreden besluiten zeer grondig bewijs te bewaren van de stemming en de uitslag. Ook als de uitslag 50 stemmen voor en 9 stemmen is, zoals hier.

“[De vereniging] heeft de presentielijst, de machtigingsformulieren, de ingevulde stembriefjes en verklaringen van de drie leden van de telcommissie overgelegd (producties 7 t/m 9 van de vereniging [dat wil zeggen: als bewijs).

Mogelijk gaat het om kopieën van de stembriefjes, dat weet ik niet zeker.

Voor erg grote verenigingen met een groot budget kan het handig zijn om een notaris de ALV te laten bijwonen en een proces verbaal van de vergadering te laten opmaken. Maar voor andere verenigingen lijkt me dit wel de meest degelijke manier: een telcommissie van drie leden, en bewaren van de presentielijst, de volmachten en de getelde stembriefjes.

Rechtbank Rotterdam 17 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9241

Is het bekrachtigingsbesluit van de ALV nietig of vernietigbaar?

4.7.

[eiseressen] hebben op de voet van artikel 8 lid 6 van de statuten bij de ALV beroep ingesteld tegen de ontzettingsbesluiten. Op de ALV van 15 juli 2024 is het beroep van [eiseressen] besproken en heeft er een stemming van de leden plaatsgevonden. Het resultaat was dat de ontzettingsbesluiten door de ALV zijn bekrachtigd. [eiseressen] stellen echter dat het bekrachtigingsbesluit nietig dan wel vernietigbaar is vanwege de onrecht- althans onregelmatige gang van zaken rondom de stemprocedure tijdens de vergadering. Zij wijzen op verschillende punten die volgens hen niet deugen. De vereniging heeft daar gemotiveerd verweer tegen gevoerd. Geoordeeld wordt als volgt.

4.8.

[eiseressen] voeren aan dat het bestuur van tevoren en zonder overleg al een telcommissie had aangewezen. Anders dan zij menen, is die handelwijze niet onrechtmatig en raakt die evenmin de geldigheid van de stemming. Het bestuur is op grond van artikel 11 van de statuten bevoegd om tijdelijke commissies in te stellen en op te heffen. De vereniging heeft, onder overlegging van verklaringen van een voormalig voorzitter en leden (haar producties 10 en 11), verklaard dat het vooraf instellen van een telcommissie sinds jaar en dag de gebruikelijke gang van zaken is als er wordt gestemd. [eiseressen] hebben daar niet althans onvoldoende op gereageerd. Bovendien heeft de vereniging onweersproken gesteld dat naar aanleiding van het protest van [eiseressen] tegen twee van de drie leden van de telcommissie, twee andere leden zijn aangewezen tegen wie [eiseressen] geen bezwaar hadden. De aldus nieuw samengestelde telcommissie heeft vervolgens het daadwerkelijke tellen voor haar rekening genomen.

4.9.

[eiseressen] menen dat de bestuurders van de vereniging vanwege een belangenverstrengeling niet hadden mogen stemmen en dat de vergadering had moeten worden voorgezeten door een onafhankelijk persoon, niet zijnde een bestuurslid. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Op grond van artikel 12 lid 12 van de statuten worden algemene vergaderingen geleid door de voorzitter. De bestuursleden zijn tevens lid van de vereniging en mogen als zodanig hun stemrecht uitoefenen op de ALV. Dat zij betrokken zijn bij de kwestie met [eiseressen], in die zin dat het hun autoriteit en reputatie was die door de coup werd aangetast, is geen grond om hun stemrecht te onthouden. Daarvoor is geen statutaire of wettelijke grondslag. Een bestuurslid mag alleen niet deelnemen aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging (artikel 2:44 lid 6 jo. lid 3 BW) en dat is hier niet aan de orde.

4.10.

[eiseressen] betogen dat er sprake is van een onrechtmatige gang van zaken, althans een gang van zaken die de geldigheid van de stemming aantast, als het gaat om de wijze waarop de stemming heeft plaatsgevonden. Zij wijzen erop dat de stembriefjes willekeurig werden uitgedeeld terwijl iedereen door elkaar liep, dat de ingevulde stembriefjes in een grote envelop gingen, dat de namen van [eiseressen] samen op één stembriefje stonden, dat de stemmen achter gesloten deuren werden geteld, dat er stembriefjes tijdens het stemmen verscheurd werden en door het bestuur nieuwe werden uitgedeeld, dat leden monddood werden gemaakt en [eiseressen] na de stemming geen bezwaar mochten maken.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat de wet en de statuten geen bijzondere regels op dit punt bevatten. Het is aan de voorzitter om erop toe te zien dat elk lid ordentelijk zijn of haar stem kan uitbrengen, maar verdere formaliteiten gelden niet. Tegen die achtergrond heeft de vereniging toegelicht dat de stemming zo is verlopen dat voor iedereen duidelijk was waarover werd gestemd en dat de stemmen behoorlijk konden worden uitgebracht. Zij heeft gemotiveerd en onderbouwd gereageerd op ieder van de punten van [eiseressen] Zij heeft de presentielijst, de machtigingsformulieren, de ingevulde stembriefjes en verklaringen van de drie leden van de telcommissie overgelegd (producties 7 t/m 9 van de vereniging). [eiseressen] hebben vervolgens andere feiten aangedragen die de telling volgens hen ondeugdelijk maken, maar hebben dit verder niet onderbouwd. Met de voorliggende stukken hebben [eiseressen] voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de wijze waarop er is gestemd, ondeugdelijk is. Voorshands is voldoende gewaarborgd dat elk lid naar behoren kon stemmen en dat de stemmen zorgvuldig, per persoon over wier ontzetting kon worden gestemd, zijn geteld. Desgewenst kunnen [eiseressen] hun bezwaren in de bodemprocedure, waar anders dan in dit kort geding gelegenheid is om bewijs te leveren, nader onderbouwen en bewijzen.

4.11.

[eiseressen] zetten vraagtekens bij het aantal stemmen waarop het bekrachtigingsbesluit is gebaseerd en stellen dat sommige leden van de vereniging in strijd met de statuten twee keer hebben gestemd en meer volmachten hebben ingediend dan is toegestaan. De vereniging heeft daartegen aangevoerd dat een aantal leden een dubbel-lidmaatschap heeft. Dat systeem dateert van 2018 toen de vereniging is samengegaan met een andere vereniging. Sommige leden van die andere vereniging (met een nutstuin) waren tevens lid van de vereniging (met een verblijfstuin). Op de ALV van 17 maart 2018 is toen besloten dat die leden bij de overheveling van het lidmaatschap een dubbel-lidmaatschap kregen. Dat wil zeggen dat zij met hun twee tuinen twee keer op de ledenlijst staan, twee keer contributie betalen en dubbel stemrecht hebben. Het bestuur heeft ervoor gekozen om dat besluit, in aanvulling op de statuten, als addendum in het huishoudelijk reglement op te nemen. Daarbij is besloten een uitsterfbeleid te hanteren, dat wil zeggen dat dit alleen geldt voor de leden met een volkstuin en een verblijfstuin in het kader van de overname, en totdat hun lidmaatschap eindigt.

4.11.1.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het huishoudelijk reglement niet in strijd mag zijn met de statuten. Is dat wel het geval, dan zijn de bepalingen in de statuten leidend (artikel 2:14 lid 1 BW). De vraag is of het addendum een aanvulling is op de statuten (volgens de vereniging) of daarmee in strijd is (volgens [eiseressen]). In artikel 4 lid 4 van de statuten is bepaald dat aan een lid slechts één tuin in gebruik kan worden gegeven; dat is in overeenstemming met artikel 4 lid 2. In artikel 12 lid 5 van de statuten is vermeld dat een lid in de ALV één stem kan uitbrengen. Gezien de bewoordingen en de strekking van deze statutaire bepalingen, is het op deze wijze creëren van een dubbel-lidmaatschap met daarbij behorend twee stemmen in de ALV daarmee in strijd. Dat het bestuur heeft bepaald dat het gaat om een tijdelijke situatie waarvoor een uitsterfbeleid geldt, is een aanwijzing dat de vereniging zich dat ook realiseert. Die situatie duurt nu echter al 6 jaar en leidt ertoe dat het evenwicht in de vereniging, waar het gaat om de stemverhouding, is verstoord. De regeling in het huishoudelijk reglement kan dus op dit punt niet de regeling in de statuten opzij zetten. Daarmee is het geschil over de vraag of die regeling in het huishoudelijk reglement destijds volgens de regels tot stand is gekomen zonder belang.

4.11.2.

Dat brengt met zich dat de leden die een dubbele stem hebben uitgebracht, dat niet mochten doen. Verder hebben sommige van die leden kennelijk niet alleen zelf twee stemmen uitgebracht, maar ook gestemd op basis van twee volmachten, wat niet is toegestaan ingevolge artikel 12 lid 6 van de statuten.

Nu het bekrachtigingsbesluit tot stand is gekomen in strijd met artikel 12 leden 5 en 6 van de statuten – een statutaire bepaling die het tot stand komen van besluiten regelt – is het bekrachtigingsbesluit vernietigbaar op de voet van artikel 2:15 lid 1 sub a BW.

4.11.3.

De vereniging heeft, met een beroep op artikel 2:15 lid 3 sub a BW, echter aangevoerd dat [eiseressen] geen redelijk belang hebben bij hun beroep op de naleving van die verplichting, omdat hun beroep alsnog door de meerderheid van de leden ongegrond zou zijn verklaard, zelfs als geen rekening zou worden gehouden met de ongeldige stemmen van de leden met een dubbel-lidmaatschap. De vereniging maakt hier een terecht punt. Uit productie 12 van de vereniging (met facturen waarin contributie en kosten in rekening zijn gebracht) kan worden opgemaakt dat er slechts drie leden zijn met een dubbel-lidmaatschap ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]). Dit blijkt ook uit de presentielijst van de ALV, waarin de leden met de tuinnummers staan vermeld. Deze drie leden hebben ieder twee keer gestemd, terwijl zij maar één stem hadden. En twee van deze leden ([naam 2] en [naam 3]) hebben daarnaast nog tweemaal gestemd op basis van een volmacht, terwijl ieder lid slechts eenmaal kan worden gemachtigd. Dat betekent dat vijf van de door hen uitgebrachte stemmen ongeldig zijn. De telcommissie heeft 50 stemmen voor ongegrondverklaring van het beroep van [eiseressen] en 9 stemmen voor gegrondverklaring geteld. Ook na correctie van de dubbelstemmen kan worden aangenomen dat nog steeds de meerderheid van de op de ALV aanwezige leden voor ontzetting van [eiseressen] heeft gestemd. Een quorumvereiste is er niet.

4.12.

In de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld in hoeverre de door [eiseressen] gestelde onrechtmatigheden komen vast te staan en, als dat het geval is, of die onrechtmatigheden zodanig ernstig zijn dat het bekrachtigingsbesluit moet worden vernietigd wegens strijd met de statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen en/of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.