Exoneratie in statuten

Gerechtshof Den Haag, 29 juni 2010, LJN BM9599

Het organiseren van activiteiten hoort bij een vereniging, maar een organisator is al snel aansprakelijk. Steeds een overeenkomst laten sluiten waarbij aansprakelijkheid van de vereniging wordt uitgesloten niet handig. Daarnaast is een dergelijk beding waarschijnlijk een onredelijk bezwarende algemene voorwaarde en dus ongeldig. Deze uitspraak geeft aan dat statutaire exoneratiebedingen stand houden voor de rechter en dus een bruikbaar alternatief zijn.

7. Blijkens deze klacht (iii) stelt [appellant] zich op het standpunt dat de artikelen 27 en 28 van de statuten vergelijkbaar zijn met algemene voorwaarden (in de zin van artikel 6:231 BW), dat de statuten overeengekomen moeten worden en dat de gebruiker (Coöperatie ZHE) deze ter hand moet stellen aan de wederpartij ([appellant]). Volgens [appellant] heeft hij de betreffende statuten nimmer ontvangen, zodat de betreffende exoneratieclausules voor vernietiging gereed liggen. Voor zover nodig roept [appellant] nadrukkelijk de vernietiging van de exoneratieclausules van de statuten in. De andersluidende overwegingen van de rechtbank (kort weergegeven in dit arrest in rechtsoverweging 1.8 (c)) worden daarbij bestreden. Daarnaast klaagt [appellant] erover dat de rechtbank de stelling van [appellant] dat het beroep van Coöperatie ZHE op de exoneratieclausules onaanvaardbaar is, niet heeft besproken en evenmin de stelling van [appellant] dat de exoneratieclausules in de statuten onredelijk bezwarend zijn op grond van artikel 6:233a BW.

8. Vast staat dat [appellant] lid is van de vereniging Coöperatie ZHE en als zodanig gespecialiseerde hulp heeft ingeroepen (alleen leden kunnen dat). De statuten van de vereniging bevatten exoneratieclausules, waarbij elke aansprakelijkheid voor uitleenkrachten is uitgesloten, behoudens grove schuld en/of nalatigheid.
Het hof stelt voorop dat statuten van een vereniging, zoals Coöperatie ZHE, gelden als objectief recht en voor een groot deel de rechtsbetrekkingen in de vereniging bepalen. Dit betekent, anders gezegd, dat de statuten de dwingende inhoud van de betrekkingen tussen de vereniging- een democratisch ingerichte ledenorganisatie – en haar leden bepalen. De verhouding tussen de vereniging en haar leden wordt niet beheerst door hetgeen partijen overeenkomen, maar door dit objectieve verenigingsrecht.


9. De leden zijn dus gebonden aan de statuten, ook als zij de inhoud ervan niet kenden. Mocht [appellant] de inhoud van deze exoneratieclausules niet gekend hebben – Coöperatie ZHE betwist dit overigens gemotiveerd – dan komt dit voor zijn risico. Als lid van Coöperatie ZHE had [appellant] het immers in zijn macht om wel kennis te nemen van de statuten, terwijl het ook van leden mag worden verwacht dat zij van de – ook op hen betrekking hebbende – statuten kennis nemen. Hetgeen [appellant] op dit punt anderszins heeft gesteld leidt niet tot een ander oordeel.

10. Uitgangspunt is dus de gebondenheid aan de statuten. Ingeval echter toepassing van een statutaire regel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 2:8, tweedelid, BW), dient hierover anders te worden geoordeeld. [appellant] heeft in dit verband betoogd dat het beroep van Coöperatie ZHE op de exoneratieclausules in haar statuten onaanvaardbaar is, omdat hij als lid van Coöperatie ZHE erop mocht vertrouwen dat hem voldoende gemotiveerd en kundig personeel ter beschikking zou worden gesteld en omdat hij hiervoor ook heeft betaald. Deze argumenten worden verworpen. Niet valt in te zien waarom het onaanvaardbaar zou zijn dat Coöperatie ZHE zich beroept op haar statuten, waarin zij in de daar bedoelde gevallen aansprakelijkheid uitsluit. Het hof wijst er in dit verband nog op dat de Coöperatie ZHE (blijkens haar statuten, artikel 2) de arbeidskrachten zonder winstoogmerk aan de leden beschikbaar stelt tegen kostenvergoeding en dat de exoneratieclausules in de statuten Coöperatie ZHE niet volledig disculperen, maar dat Coöperatie ZHE aansprakelijk blijft in geval van grove schuld en/of nalatigheid.

11. In dit geval betekent dit dat Coöperatie ZHE zich wel degelijk op de exoneratieclausules in haar statuten mag beroepen. Er is geen sprake van overeengekomen algemene voorwaarden in de zin van de artikelen 6:231 t/m 6:238 BW, terwijl, gelet op de geheel andere aard van de statuten, evenmin grond is voor toepasselijkheid van deze artikelen bij wijze van reflexwerking. Het beroep van [appellant] op de wettelijke regeling van genoemde artikelen wordt reeds hierom verworpen. Dit betekent dat de als (iii) weergegeven klacht van [appellant] geen verdere bespreking behoeft.

Opzeggen lidmaatschap

Rb. Middelburg, 3-6-2010, LJN BN8700


In deze uitspraak een voorbeeld van een vereniging waarin, zonder succes, geprobeerd was uit te sluiten dat leden hun lidmaatschap konden opzeggen.


Het betrof een recreatiepark waarbij geprobeerd was een VvE te construeren door in 1992 de “Coöperatieve vereniging van eigenaren in rekreatiepark [A] U.A.,” op te richten.


4.1. Artikel 28 van de statuten van [partij A] bepaalt dat een lid zijn lidmaatschap slechts door opzegging kan beëindigen, indien een ander met ingang van de dag waartegen is opgezegd in zijn plaats treedt en tegelijkertijd eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde van een bouwkavel/bungalow is geworden. Die bepaling is in strijd met de artikelen 2:35, lid 1 onder b, BW en art. 2:36, lid 1 tweede volzin, BW. Voorop staat de vrijheid om uit te treden uit een vereniging. Art. 28 van de statuten beperkt deze vrijheid zodanig dat daar in feite niets van overblijft. Art. 28 van de statuten staat niet toe op te zeggen tegen het einde van een boekjaar, terwijl dat ex art. 2:36, lid 1, BW in ieder geval mogelijk is.


De kantonrechter overweegt verder dat de vereniging geen coöperatie volgens 2:53 lid 1 kon zijn, omdat de vereniging geen bedrijf uitoefende, en dat de rechtsvorm van een vereniging niet gebruikt kan worden om een soort van vereniging van eigenaars te bereiken.



(Bijgewerkt 11 december 2014)