Verkoop vastgoed (Vereniging X)

Rechtbank Rotterdam 27 maart 2013 LJN BZ6308  (Vereniging X)

Zie ook Rb. Rotterdam 27 maart 2013 (blogpost) LJN BZ6318

Voorzitter, tevens enig bestuurder, laat de vereniging het pand verkopen aan bv van zoon. Voorzitter is hiertoe niet bevoegd, bestaan van volmacht van ALV kan niet worden aangetoond (twee verschillende versies van de notulen). Echter, situatie met twee besturen. “Tenslotte heeft de advocaat van de vereniging bij brief van 2 september 2011 nadrukkelijk betwist dat het bestuur/de leden van de vereniging de onderhavige procedure niet langer wenst/wensen.”


Vonnis van 27 maart 2013

in de zaak van [eiseres] (de vereniging),
tegen 1. [gedaagde sub 1], -7. [gedaagde sub 7],

Eiseres zal hierna de vereniging genoemd worden.

1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
– het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 25 mei 2011 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
– de akte uitlaten 11 juli 2011 zijdens de vereniging
– de brief d.d. 29 augustus 2011 met producties zijdens de vereniging
– de brief d.d. 2 september 2011 met producties zijdens de vereniging
– het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 16 september 2011
– de akte uitlaten 13 juni 2012 zijdens de vereniging
– de akte uitlaten 25 juli 2012 zijdens de vereniging

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling
2.1. Bij vonnis van 25 mei 2011 heeft de rechtbank overwogen dat een vereniging die een vordering instelt als de onderhavige, waarbij de geldigheid van de verkoop van een van haar vermogensbestanddelen ter discussie wordt gesteld, in beginsel ontvankelijk is in haar vordering, tenzij – zoals gedaagden gemotiveerd hebben gesteld – vast staat dat de personen die opdracht hebben gegeven tot het entameren van deze procedure toen daartoe niet bevoegd waren, dan wel dat, gegeven de ontwikkelingen nadien, (de bevoegde organen binnen) de vereniging deze procedure niet langer wenst (wensen) voort te zetten (in welk geval overigens afwijzing van de vordering meer voor de hand ligt dan niet ontvankelijk verklaring). Op gedaagden rust de bewijslast in deze.

2.2. Gedaagden hebben in dit kader ter comparitie van partijen op 16 september 2011 aangevoerd dat op een door Alladien bijeengeroepen vergadering is besloten om de procedure te beëindigen. Bij conclusie van dupliek zijn notulen van een ALV van 12 oktober 2008 overgelegd waarin is gesproken en beslist over het beëindigen van de huidige procedure.

2.3. De vereniging betwist dat de ALV van 12 oktober 2008 op rechtsgeldige wijze is bijeengeroepen. Volgens haar kunnen daarom aan eventuele besluiten die daar zijn genomen geen rechtsgevolgen worden verbonden. Zij legt daartoe over de voor deze ALV geldende oproeping met agenda, waar niet als agendapunt staat vermeld de huidige procedure te beëindigen. Voorts zijn volgens de vereniging de notulen van de ALV van 12 oktober 2008 achteraf door gedaagden gefabriceerd en blijkt dit uit het feit dat deze notulen pas een jaar na dato in het geding zijn gebracht, de notulen niet op een volgende ALV aan de leden ter goedkeuring zijn overgelegd en uit de notulen blijkt dat deze op dezelfde dag zijn opgemaakt en ondertekend.

2.4. De rechtbank acht op zichzelf hetgeen gedaagden hebben geproduceerd onvoldoende voor het bewijs. Daarbij is het volgende meegewogen. Op de agenda ten behoeve van de ALV van 12 oktober 2008 staat niet vermeld dat beëindiging van de huidige procedure zal worden behandeld, hetgeen wel had gemoeten krachtens artikel 12 lid 5 van de statuten. Partijen zijn het erover eens dat notulen van een ALV in het algemeen niet ter vergadering werden besproken en vastgesteld; de status van de overgelegde notulen van 12 oktober 2008 staat daarmee ter discussie. Tenslotte heeft de advocaat van de vereniging bij brief van 2 september 2011 nadrukkelijk betwist dat het bestuur/de leden van de vereniging de onderhavige procedure niet langer wenst/wensen.
Dat betekent dat in deze procedure onvoldoende is komen vast te staan dat afwijking van het onder 2.1. bedoelde beginsel rechtvaardigt.

2.5. De rechtbank is evenwel ambtshalve bekend met het op 27 maart 2013 uitgesproken vonnis in de zaak met zaak- en rolnummer 339828 / HA ZA 09-2789, waarin de vordering om de besluiten van 22 juni 2008 en ook het besluit tot beëindiging van deze procedure nietig te verklaren is afgewezen. (Rb. Rotterdam 27 maart 2013 (blogpost) LJN BZ6318)

2.5.1. De in dat vonnis onder 2.2 genoemde, op 30 juni 2008 in het Handelsregister opgenomen, personen moeten geacht worden toen het wettig bestuur te hebben gevormd. Dit bestuur was bevoegd om de procedure te beëindigen. In die procedure is aangenomen dat een dergelijk besluit is genomen. Wat er ook van zij van de ALV op 12 oktober 2008, het bestuur moet blijkens de statuten (artikel 8 lid 2 jo artikel 9 lid 1 en 3) en bij gebreke van nadere regelingen geacht worden bevoegd te zijn tot het nemen van een dergelijk besluit. Als een dergelijk besluit is genomen, kan de vordering niet worden toegewezen.

2.5.2. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over (de consequentie van) dat vonnis, dat immers tussen andere partijen is gewezen en dan ook deze partijen niet bindt. Het komt de rechtbank, gelet op de materiële verbanden tussen de procedures, echter hoogst ongewenst voor als er met elkaar niet verenigbare beslissingen worden genomen. De zaak wordt dus naar de rol verwezen.

2.6. De rechtbank ziet aanleiding om voor het geval vorenstaand beletsel niet bestaat, het volgende ten aanzien van de geldigheid van de koopovereenkomsten en notariële leveringen op 7 september 2007 van het pand aan de [adres] vast te overwegen.

2.7. Volgens de transportakte heeft een persoon werkzaam op het notariskantoor “[gedaagde sub 7]” namens verkoper getekend. Hij handelde daarbij als schriftelijk gevolmachtigde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]. Deze personen handelden bij het geven van de volmacht “als gezamenlijk bevoegde bestuurders van de vereniging; als zodanig de vereniging bij het geven van de volmacht rechtsgeldig vertegenwoordigende”. De vraag is of [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] bij de verkoop van het pand als zodanig mochten optreden.

2.8. Volgens gedaagden is dat het geval. Zij hebben daartoe bij dupliek aangevoerd dat het bestuur op dat moment alleen nog bestond uit de voorzitter [gedaagde sub 3] die op grond van artikel 6 lid 4 van de statuten bevoegd was om de vereniging te vertegenwoordigen en op de ALV van 7 januari 2007 aan [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] (conform artikel 9 lid 2 van de statuten) de machtiging is verstrekt tot verkoop van het pand aan een derde, dan wel als die transactie niet door zou gaan, aan [gedaagde sub 5].

2.9. De vereniging voert aan, onder overlegging van een versie van de notulen van de ALV van 7 januari 2007, die op cruciale punten afwijkt van de door gedaagden overgelegde notulen, dat op de ALV van 7 januari 2007 geen volmacht is verleend. Volgens de vereniging zijn de door de gedaagden overgelegde notulen van die datum achteraf en in strijd met de werkelijkheid opgesteld.

2.10. Partijen staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Er is geen concreet bewijsaanbod gedaan. Nu bovendien geen der partijen beschikt over de originele notulen van 7 januari 2007, kent de rechtbank aan de twee, onderling verschillende, in het geding gebrachte versies van de notulen van 7 januari 2007 geen bewijskracht toe. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de volmacht van de ALV als bedoeld in 2.8 niet rechtsgeldig was; gelet op het slot van artikel 9 lid 2 van de statuten werkt dit gebrek ook jegens derden. Voor de vraag of [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] de vereniging mochten vertegenwoordigen bij het geven van de volmacht aan de bij het notariskantoor werkzame persoon, dient derhalve te worden teruggegrepen op de statuten.

2.11. Artikel 9 lid 3 van de statuten bepaalt dat de vereniging in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door het gehele bestuur of de voorzitter en secretaris tezamen, dan wel de voorzitter of de secretaris tezamen met een van de andere bestuursleden. [gedaagde sub 4] was noch secretaris, noch bestuurslid van de vereniging. Dit leidt tot het oordeel dat [gedaagde sub 3], die naar aangenomen moet worden nog wel voorzitter was van de vereniging, en [gedaagde sub 4] niet bevoegd waren om samen namens de vereniging het pand te verkopen en te leveren en evenmin om de bij het notariskantoor werkzame persoon een volmacht te geven om als verkoper op te treden bij de verkoop van het pand. Dit brengt in beginsel nietigheid van de eerste koopovereenkomst van 7 september 2007 met zich mee.

2.12. Anders dan gedaagden is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 1], de derde die het pand van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen, niet wordt beschermd door artikel 3:88 BW. [gedaagde sub 1] wordt gecontroleerd door [gedaagde sub 2], de zoon van [gedaagde sub 3]. In het vonnis van 25 mei 2011 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat er voorshands zulke sterke aanwijzingen zijn dat [gedaagde sub 2] op de hoogte was van de gehele situatie, dat gedaagden bij wijze van tegenbewijs zullen moeten aantonen dat [gedaagde sub 1] wel te goeder trouw was. Gedaagden zijn daar tot dusver niet in geslaagd. Zelfs de redelijke twijfel die voor tegenbewijs nodig is, is niet aanwezig. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.

2.13. Ter zitting van 16 september 2011 is zijdens gedaagden in dit verband verklaard dat er geen serieuze andere bieders waren voor het pand aan de [adres] en dat het afgesproken bedrag van de koopprijs niet zozeer op de taxatie was gebaseerd, maar op de lening, die [gedaagde sub 2] met [gedaagde sub 5] wilde afwikkelen. Nu gedaagden niet hebben betwist dat [gedaagde sub 2] van een en ander op de hoogte was, komt [gedaagde sub 1] geen bescherming toe op grond van artikel 3:88 BW, hetgeen in beginsel zou leiden tot nietigheid van de tweede koopovereenkomst.

2.14. Het verdere verloop van deze procedure is afhankelijk van de onder 2.5.2. bedoelde uitlatingen, zodat elke beslissing wordt aangehouden.

3. De beslissing
De rechtbank

alvorens verder te beslissen,

verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 april 2013 voor het nemen van een conclusie, eerst door de vereniging, waarin partijen zich uitlaten als onder 2.5.2. bedoeld.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.
615/106?

Vereniging X

Rechtbank Rotterdam 27 maart 2013 LJN: BZ6318, vereniging X

Verdeelde vereniging, bestuur en tegenbestuur. Thans bij KvK ingeschreven bestuuur kan blijven zitten, mede in het licht van de feitelijke acceptatie van het bestuur door een grote meerderheid van de leden.

Vonnis van 27 maart 2013
in de zaak van 1. [eiser sub 1], c.s., eisers, tegen [vereniging] gedaagde,

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaardingen van 22 juni 2009 met producties;
– het herstelexploot van 21 september 2009 met producties;
– de conclusie van antwoord met producties;
– het tussenvonnis van 13 januari 2010;
– de brief d.d. 26 maart 2010 met (inventarislijst) producties zijdens de vereniging;
– het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2010 waarin de zaak voor onbepaalde tijd is aangehouden in verband met mediation;
– het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2011 waarin de zaak naar de rol is verwezen voor conclusie van repliek.

1.2. Voorts is op 30 mei 2012 een akte niet-dienen verleend in verband met het niet nemen van een conclusie van repliek.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:

2.1. In de vereniging bestaat al langer onenigheid. Aanleiding voor de onderhavige tweedeling is geweest de verkoop op 7 september 2007 van het pand aan de [adres] te [plaats] waarvan de vereniging eigenaar was. Over deze verkoop loopt een procedure bij deze rechtbank onder zaak- en rolnummer 302626 / HA ZA 08-622.

2.2. In 2007 is [persoon 1] afgetreden als voorzitter. Na de onder 2.1. bedoelde verkoop is onenigheid ontstaan over de vraag wie het bestuur is. Enige personen die zichzelf als bestuur beschouwden hebben op 9 maart 2008 een ALV belegd.

2.3. Vervolgens is door de vereniging een kort geding aangespannen tegen 4 personen die meenden deel van het bestuur uit te maken. Bij vonnis van 18 februari 2008 (zaak- en rolnummer 301496 / KG ZA 08-129) heeft de voorzieningenrechter in dat kort geding het volgende geoordeeld:

“Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting is voorshands binnen de reikwijdte van dit kort geding niet duidelijk geworden bij wie het bevoegd gezag van de vereniging ligt. Mitsdien kan niet worden vastgesteld of aan de vordering zoals thans door eiseres is geformuleerd een rechtsgeldig besluit van (het bevoegde gezag van) de vereniging ten grondslag ligt, hetgeen door gedaagden gemotiveerd wordt betwist. Derhalve zal eiseres niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het in de rede ligt dat de algemene vergadering als hoogste orgaan van de vereniging hierover duidelijkheid verschaft.”

2.4. Op 22 juni 2008 heeft [persoon 2], notaris, een proces-verbaal opgemaakt. Relevante passages in dit proces-verbaal luiden als volgt:

“De voorzitter brengt in herinnering de vergadering van achttien november tweeduizend zeven (…).
Daar is een interimbestuur uit voortgekomen. Vervolgens hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met de inmiddels ingestelde verzoeningscommissie welke geen enkel resultaat hebben opgeleverd.
Vervolgens is de vergadering van negentien februari 2008 uit geroepen door [eiser sub 1] voorafgaande aan welke vergadering een kort geding procedure is aangespannen waarbij de rechter heeft beslist dat de vergadering moest doorgaan maar gebruik moest worden om een adempauze in te lassen en in feite terug te gaan naar de situatie van voor achttien november tweeduizend zeven.
In de vergadering van negentien februari tweeduizend acht is over geen van de door [eiser sub 1] ingebrachte voorstellen een besluit genomen en indachtig de tussen de advocaten van betrokkenen uitgewisselde standpunten door de algemene vergadering een verkiezingscommissie ingesteld die de volgende algemene ledenvergadering moest voorbereiden en daarvoor de agenda moest vaststellen. (…)
Daarna (…) is besloten een informatieve ledenvergadering te houden op negen maart tweeduizend acht. (…) In de tussentijd had [eiser sub 1] zelfstandig op diezelfde dag [9 maart 2008] zonder de verkiezingscommissie een vergadering bijeengeroepen waarbij onder voorzitterschap van hem zelf een nieuw bestuur is gevormd. (…)
Vervolgens is schriftelijk kontakt gelegd met [eiser sub 1] door de notaris om de situatie te bespreken waarop [eiser sub 1] door de notaris om de situatie te bespreken waarop [eiser sub 1] niet heeft gereageerd. (…)
3. Bestuursverkiezing.
Vervolgens gaat de voorzitter over tot het in stemming brengen van de voorstellen zoals vermeld op de agenda.
Nadat de verkiezingscommissie de stembiljetten heeft gecontroleerd deelt de voorzitter mede dat er zes en negentig stemmen zijn uitgebracht en de uitslag van de stemming als volgt is:
1. [persoon 3] bestuurslid/voorzitter; vier en negentig stemmen voor en twee tegen
2. [persoon 4] vier en negentig stemmen voor en twee blanco
3. [persoon 5] vijf en negentig stemmen voor en een stem blanco
4. [persoon 6] vier en negentig stemmen voor en twee stemmen tegen.
5. [persoon 7] zes en negentig stemmen voor
6. [persoon 8] vier en negentig stemmen voor en twee stemmen tegen.
7. [persoon 9], zes en negentig stemmen voor.
De voorzitter constateert dat alle bestuursleden zijn verkozen.”

2.5. Verschillende personen beschouwen zichzelf thans als bestuurder van de vereniging en beleggen uit dien hoofde Algemene Leden Vergaderingen (hierna: ALV’s) waarop besluiten worden genomen.

3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen samengevat – de hierna onder 4.1. te noemen besluiten van de vereniging nietig te verklaren dan wel te vernietigen, met veroordeling van de vereniging in de kosten van de procedure.

3.2. De vereniging voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van eisers in de kosten van het geding en rente daarover, voor zover zij deze proceskosten niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis, althans na betekening daarvan hebben voldaan.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
4.1. Kern van het geschil is de vraag of de volgende besluiten van de vereniging op onregelmatige wijze – onbevoegd en in strijd met de statuten en met artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) – tot stand zijn gekomen:
– het besluit van 22 juni 2008 tot ontslag van het tot dan zittende bestuur;
– het besluit van 22 juni 2008 tot benoeming tot bestuurslid en inschrijving in het
handelsregister van de Kamer van Koophandel van de volgende personen:
[persoon 3], voorzitter;
[persoon 7], secretaris;
[persoon 4], penningmeester;
[persoon 5], bestuurslid;
[persoon 9], bestuurslid;
[persoon 8], bestuurslid;
– het besluit van het nieuwe bestuur tot beëindiging van de procedures die door mr.
Nasrullah en mr. Tetteroo werden gevoerd en waarvan kennis werd gegeven op 1 juli
2008 (de procedure onder zaak- en rolnummer 302626 / HA ZA 08-622);
– de beslissing tot benoeming van bestuursleden buiten de ALV om (dit betreft [persoon 6]);
– de beslissing om een ALV voor 12 oktober 2008 uit te schrijven en andere ALV’s, met
name nadien;
– de beslissing tot omzetting van de vereniging in een stichting (voor zover deze beslissing
is genomen, al dan niet op de voor 12 oktober 2008 uitgeschreven ALV);
– de beslissing tot weigering van de toegang aan de leden van de vereniging tot de ruimte
aan de [straat].

4.2. Eisers menen dat dit het geval is, op grond van het volgende.
Enige leden van de vereniging hebben op de voet van [artikel 2:41 lid 3 BW] een ALV op 18 november 2007 uitgeschreven. Toen zijn [eiser sub 1], [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [persoon 4] tot bestuursleden gekozen. Dat bestuur heeft een ALV belegd op 9 maart 2008.
Op 9 maart 2008 is een ALV gehouden waarop het bestuur, dat op de ALV van 18 november 2007 was gekozen, is ontslagen en een nieuw bestuur is gekozen, bestaande uit voornoemde leden [eiser sub 1], [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12]. Deze ALV van 9 maart 2008 is op statutair juiste wijze belegd en alle leden van de vereniging zijn hiervoor uitgenodigd. De ALV vond plaats onder begeleiding van notaris [persoon 13].
De onder 4.1. genoemde besluiten van 22 juni 2008 zijn genomen op een ALV die door [persoon 1], een voormalig bestuurslid, buiten medeweten van het nieuwe bestuur van 9 maart 2008 is uitgeschreven en waarvoor de meeste leden van de vereniging geen oproep hadden ontvangen. Deze besluiten zijn dan ook op onregelmatige wijze tot stand gekomen.

4.3. Volgens de vereniging is dit niet het geval. Zij voert daartoe aan dat het bestuur van 18 november 2007 niet rechtsgeldig is gekozen. De oproep is te laat gedaan (minder dan 7 dagen voor 18 november 2007) en een tijdstip was niet vermeld. Voor wat betreft de vergadering van 9 maart 2008 geldt dat de beleidscommissie heeft geconstateerd dat niet alle leden van de vereniging voor de ALV van 9 maart 2008 zijn uitgenodigd en bovendien is gebleken dat [eiser sub 1] voorafgaande aan die vergadering onbevoegd diverse nieuwe leden heeft toegelaten, die ook hebben gestemd. De bevoegdheid om nieuwe leden toe te laten, komt immers toe aan het bestuur, waar [eiser sub 1] geen deel van uitmaakte. Om dezelfde reden was [eiser sub 1] ook niet bevoegd om de ALV van 9 maart 2008 bijeen te roepen.
Voorts voert de vereniging aan dat de ALV van 22 juni 2008 op rechtmatige wijze bijeen is geroepen en dat tijdens die vergadering rechtmatige besluiten zijn genomen. Zij biedt daarvoor bewijs aan.

4.4. Hoewel daartoe deugdelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben eisers niet gerepliceerd. Dit betekent dat tegen de achtergrond van het gemotiveerde verweer van de vereniging, eisers de hiervoor onder 4.2. genoemde stellingen onvoldoende hebben onderbouwd. Dit brengt bovendien mee dat (…), onvoldoende is weersproken dat de ALV van 22 juni 2008 op rechtmatige wijze bijeen is geroepen. Deze bijeenroeping is immers geschied door [persoon 1], die, naar tussen partijen vaststaat, voor 18 november 2007 rechtmatig bestuurder was. Voorts is een proces-verbaal van notaris [persoon 2] overgelegd die heeft geconstateerd als onder 2.4. geciteerd. Deze gang van zaken was, in de toen gegeven omstandigheden het maximaal haalbare, mede in het licht van artikel 2:8 BW. De enkele, niet onderbouwde, stelling dienaangaande van eisers ter zitting d.d. 4 november 2011, dat op dit moment niet vast te stellen is wie lid van de vereniging zijn en wie dat op 22 juni 2008 waren, omdat eisers niet over de complete administratie beschikken, is, tegenover de verklaring van de vereniging op die zitting, dat de vereniging zo goed mogelijk heeft geprobeerd om vast te stellen wie haar leden zijn en iedereen van wie vermoed werd dat deze lid was, is aangeschreven met de vraag of hij/zij zich als lid beschouwde, daartoe onvoldoende. Aangenomen moet dan ook worden dat de tijdens de vergadering van 22 juni 2008 genomen beslissingen rechtmatig zijn genomen.

4.5. De rechtbank heeft bij dit oordeel laten meewegen dat het in het belang van alle partijen is dat duidelijkheid wordt geschapen over de rechtstoestand. Artikel 2:8 BW brengt mee dat partijen zich jegens elkaar hebben te gedragen naar hetgeen redelijkheid en billijkheid vorderen. Daarbij kan horen dat eiseres zich erbij neerleggen dat sprake is van een feitelijke splitsing die ook juridisch niet genegeerd kan worden. De rechtbank stelt vast dat eisers, zoals zij ter zitting d.d. 4 november 2011 hebben verklaard, geen eigen bankrekening hebben, slechts beschikken over een deel van de administratie en zij de ruimte aan de [straat] niet meer gebruiken, terwijl de vereniging een formulier d.d. 20 september 2009 in het geding heeft gebracht waarop, naar moet worden aangenomen, een substantieel gedeelte van de leden van de vereniging (115 in totaal) hun handtekening hebben gezet onder de stellingen dat zij het bestuur dat thans (sinds 22 juni 2008) staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als wettig bestuur accepteren en dat zij samen met het huidige bestuur een stabiele en sterke organisatie willen creëren. Een formulier waar eisers dus niet meer op hebben gereageerd, waar dat wel mogelijk was (door het nemen van een conclusie van repliek). Op basis van die gegevens moet worden aangenomen dat ook een aanmerkelijk deel van de leden van oordeel is dat de besluiten van 22 juni 2008 rechtmatig zijn.

4.6. Het voorgaande brengt mee dat de vordering zal worden afgewezen. Dat betekent dat de bedoelde besluiten, waaronder het besluit tot het beëindigen van de procedure onder zaak- en rolnummer 302626 / HA ZA 08-622, niet nietig worden verklaard, zodat deze besluiten geacht worden geldig te zijn.

4.7. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de vereniging worden begroot op:
– griffierecht 262,00
– salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.166,00

5. De beslissing
De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af,

Niet benoemde bestuursleden

Rechtbank Rotterdam 19 december 2012 LJN BY7782 (Bewust Verder)

Ruzie tussen (oud)-bestuurslid en bestuur. Nieuwe bestuursleden in functie zonder benoeming door ALV: “De in artikel 2:37 lid 2 BW genoemde regel is echter dat de benoeming van een bestuurder van een stichting (sic!) geschiedt door de algemene vergadering. Dit brengt met zich mee dat niet kan worden aanvaard dat degene die, ondanks het ontbreken van een dergelijk besluit, de werkzaamheden van een bestuurder is gaan uitoefenen zonder dat dit voor de leden verborgen is gebleven en zonder dat zij tegen de vervanging bezwaar hebben gemaakt als bestuurder van de stichting (sic!) moet worden aangemerkt.” Daarnaast ontslag bestuurslid, wat stand houdt. Uitleg 11 stemmen voor, 9 tegen en 2 onthoudingen (of 3, het vonnis is niet consistent) een meerderheid voor is, overigens met onjuiste “de helft + 1 regel”. Royement vernietigd, wegens strijd met de redelijkheid bij gebrek aan feitelijke onderbouwing.


Vonnis van 19 december 2012
zaak van [eiser], tegen
de vereniging VAKVERENIGING BEWUST VERDER 2002,

Partijen zullen hierna [eiser] en Bewust Verder 2002 genoemd worden.


2. De feiten
2.1. Bewust Verder 2002 is een op 1 september 2008 opgerichte vakbond. (Ontstaan in 2002 als lijst bij de verkiezingen voor een ondernemingsraad (onderdeelscommissie)).
2.2. De op 30 december 2008 opgestelde statuten van Bewust Verder 2002 (hierna: de statuten) luiden – voor zover relevant – als volgt:
Artikel 6 (…)
Het lidmaatschap eindigt: (…)
Door ontzetting (royement)(…)
Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen door het bestuur worden uitgesproken:
Wanneer een lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de verenigingen/of
Wanneer een lid handelt de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap namens de vereniging of ontzetting wordt het betrokken lid ten spoedigste schriftelijk, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Opzegging namens de vereniging geschiedt door het bestuur. Binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit kan de betrokkene schriftelijk in beroep gaan bij de secretaris van de vereniging. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. (…)
Artikel 7
Het bestuur bestaat uit tenminste vijf personen, waaronder, voorzitter, tweede (2e) voorzitter secretaris en een penningmeester.
De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn in geval van aftreden terstond herkiesbaar.
Het periodiek aftreden geschiedt volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. In tussentijdse vacatures wordt in de eerstvolgende algemene vergadering na het ontstaan ervan voorzien. Een tussentijds gekozene treedt in de volgorde van aftreding in plaatse van degene die hij vervangt.
Een bestuurslid kan door de algemene vergadering te allen tijde worden geschorst of ontslagen. Een zodanig besluit kan slechts worden genomen in een vergadering waarin tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Is het vereiste aantal leden niet aanwezig, dan wordt binnen vier weken, doch niet binnen zeven dagen, een tweede algemene vergadering gehouden, welke ongeacht het aantal aanwezige leden ter zake een rechtsgeldig besluit kan nemen. (…)
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan die samen het dagelijks bestuur vormen.
Het algemeen bestuur kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen, indien ter vergadering tenminste tweederde deel van het zittend aantal leden aanwezig is. (…)
Artikel 9
(…) Het bestuur is voorts bevoegd een algemene vergadering te beleggen wanneer het dit nodig acht. Het bestuur is tot de bijeenroeping van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken verplicht, wanneer tenminste een/tiende deel der leden een daartoe strekkend schriftelijk verzoek bij het bestuur heeft ingediend. Wanneer het bestuur aan zulk een verzoek niet binnen veertien dagen gevolg heeft gegeven, zijn de verzoekers samen bevoegd tot het bijeenroepen van een algemene vergadering, die zo nodig zelf in haar leiding voorziet. (…)
Artikel 10
Voor zover in deze statuten niet anders wordt bepaald, worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd tenzij de algemene vergadering anders besluit. Blanco stemmen tellen niet mee. Ieder lid heeft één stem. (…)
Artikel 15
In afwijking van het gestelde in artikel 7 lid 1. bestaat het bestuur voor de eerste maal uit de volgende personen:
? als voorzitter (reeds ingeschreven bij de Kamer van Koophandel): de verschenen persoon sub 1 zijnde de heer [persoon[persoon 1];
? de tweede (2e) voorzitter (reeds ingeschreven bij de Kamer van Koophandel): de heer [persoon 2] (…);
? als secretaris: de verschenen persoon sub [eiser]iser]r [eiser]

2.3. De heren [persoon[persoon 1] (hierna: [persoon 1]) en [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) waren per 1 september 2008 als bestuurders in het handelsregister vermeld. [eiser] is met ingang van 30 december 2008 als bestuurder in het handelsregister ingeschreven.

2.4. Op 10 mei 2011 is een ledenvergadering uitgeschreven. De opkomst bij deze ledenvergadering was laag. [persoon 1] was niet bij deze vergadering aanwezig.

2.5. Na de ledenvergadering, maar nog op 10 mei 2011 (om 19:01 uur) heeft [persoon 1] een e-mailbericht gestuurd aan de bestuursleden van het G3-overleg (de vakbonden ABVAKABO, VOR en Bewust Verder 2002) en aan de bestuursleden van Bewust Verder 2002. Dit e-mailbericht vermeldt:
“Hallo [persoon 3],
Vanmiddag is er door een ledenvergadering beslist dat wij niet mee zouden doen aan de actie van morgen, ik ben hierbij niet aanwezig geweest maar heb [persoon 2]persoon 2] begrepen dat er geen draagvlak was om deel te nemen aan deze actie.
In de bijlage een oproep aan de leden van ons op welke manier we zouden meedoen aan de actie, dit heef [persoon 2] vanmorgen besproken met [persoon 4] en hij is met de voorwaarde van ons akkoord gegaan zoals ik heb begrepen van [persoon 2], maar wat er nu precies is gebeurt op de ledenvergadering is mij echt een raadsel.
Ik ga ervan uit dat er bestuursleden van ons morgen tijdens de actie aanwezig zullen zijn om het een en ander toe te lichten, aan onze leden.
Groetjes,
[p[persoon 5]on 5[persoon 6].
[Persoon 6] (door partijen in die periode aangemerkt als bestuurslid van Bewust Verder 2002, hierna: [persoon 6]) heeft op 10 mei 2011 om 19:05 uur een e-mailbericht verstuurd aan [persoon 1]. Dit e-mailbericht heeft de volgende inhoud:
“Hallo [perso[persoon 5]]
In de ledenvergadering van vanmiddag is helemaal niets beslist over het wel of niet meedoen met de actie, dat was al beslist.
We hebben de vergadering afgelast en deze verplaatst naar 26 mei, dit in verband met een wel heel kleine opkomst van welgeteld 4 mensen, hier kan je niet echt een vergadering mee aanvangen.
We hopen dan ook dat de opkomst van 26 mei veel groter zal zijn en dat we dan een beslissing kunnen nemen over het wel of niet meedoen met de vervolg acties.
Hoop je hiermee iets verder te hebben geïnformeerd.
Daar zullen ook de punten die we hadden staan op de agenda, terugkeren.
Groetjes [persoon 6]”

2.7. Op 11 mei 2011 heeft een stakingsactie tegen de voorgenomen openbare aanbesteding en de kabinetbezuinigingen in het openbaar vervoer plaatsgevonden. Bewust Verder 2002 heeft daaraan niet deelgenomen.

2.8. [persoon 6] heeft zich per 12 mei 2011 teruggetrokken uit het bestuur van Bewust Verder 2002.

2.9. Op 16 mei 2011 heeft [eiser] een e-mailbericht gestuurd aan “de bestuursleden” van Bewust Verder 2002, met de volgende inhoud:
“Beste bestuursleden,
De afgelopen weken heeft zich zoals jullie weten het e.e.a. zich afgespeeld met als gevolg dat [persoon 6] zich terug getrokken heeft uit het bestuur.
Zelf heb ik naar aanleiding van de mail van [persoon 5] als voorzitter een reactie gegeven.
Ik heb van de overige bestuursleden geen reactie mogen zien op het hele gebeuren en ook geen reactie van [persoon 5] gehad op mijn mail.
Ik vraag me dan ook serieus af welke kant het op moet/gaat met de BV2002.
Wat zo mooi is begonnen, zie ik steeds meer afbrokkellen.
Ik ben van mening dat wanneer er geen heil meer in ziet dit kenbaar gemaakt word zodat er stappen ondernomen kunnen worden.
Welke kant het ook opgaat laten we het wel formeel houden want we zijn tenslotte een officiële instantie.
Ik wil wel meegeven dat de hele RET meekijkt maar vooral ook geniet want inmiddels is bekend dat [persoon 6] zich teruggetrokken heeft.
Ik wil graag weten of we er nog steeds voor gaan? Zo ja dan zullen we toch bij elkaar moeten komen met het voltallig bestuur.
Ik wil ook graag weten hoe verder met de Algemene vergadering i.v.m. het wel of niet uitschrijven hiervan.
Met vriendelijke gro[eiser]iser]”

2.10. [persoon 7] en [persoo[persoon 8] (beiden in deze periode aangemerkt als bestuursleden, in deze procedure staat hun hoedanigheid ter discussie, hierna: [persoon 7] en [persoon 8]) hebben beiden afzonderlijk bij e-mailbericht op 16 mei 2011 aan [eiser] bericht dat zij akkoord zijn met het plannen van een bestuursvergadering en een Algemene vergadering. [persoon 2] en [persoon 1] hebben op 17 en 18 mei 2011 een e-mailbericht aan [eiser] verstuurd waarin zij zich op het standpunt stellen dat geen specifieke vergadering gepland hoeft te worden, omdat er volgens hen reeds voldoende vergaderingen staan gepland.

2.11. Op 21 mei 2011 hebben [persoon 1] en [persoon 2] aan “de bestuursleden” van Bewust Verder 2002 (inclusief [eiser]) een e-mailbericht verstuurd met de navolgende inhoud, voor zover relevant:
“Beste Bestuursleden,
(…)
Naar aanleiding van wat zich de afgelopen weekend heeft afgespeeld zijn wij tot de conclusie gekomen dat er binnen het bestuur van Bewust Verder 2002 geen gezonde werksfeer meer is.
Dit is voor ons, na rijp beraad dan ook aanleiding geweest, hoe zeer wij dit besluit ook betreuren, het vertrouwen in de secretaris Dhr. G.R. [eiser] per direct op te zeggen.
Wij zijn dan ook van mening dat hij niet meer mag handelen namens Bewust Verder 2002, mocht hij dit wel doen en hieruit ontstaat schade voor Bewust Verder 2002 zullen wij deze dan ook op hem verhalen.
In de komende week zullen wij Dhr. G.R. [eiser] hiervan ook schriftelijk op de hoogte brengen.
Met vriendelijke groet,
[persoon 5] [persoon 1] Voorzitter Bewust Verder 2002
[persoon 2] 2e voorzitter Bewust Verder 2002″

2.12. [eiser] heeft op 21 mei 2011 een e-mailbericht verstuurd naar “de bestuursleden” van Bewust Verder 2002. Dit e-mailbericht vermeldt:
“Ik lig helemaal niet wakker van jullie jongen wat je ook schrijft.
Je kan verzinnen wat je wil, ik ben jullie nu spuugzat en ik ga nu de leden optrommelen voor een officiële leden vergadering en uit de doeken doen wat zich afspeelt.
De leden mogen beslissen hoe verder en wat betreft schade verhalen bij mij jongen dan moet je heel wat in je mars hebben en dat heb jij niet, kom maar op als je durft.”

2.13. [persoon 1] heeft op 26 mei 2012 een e-mailbericht verzonden aan “de bestuursleden” van Bewust Verder 2002 op [eiser] na. In het e-mailbericht heeft [persoon 1] aan deze bestuursleden verzocht om op 31 mei 2011 bij elkaar te komen. Het e-mailbericht vermeldt, voor zover relevant:
“1e het opzeggen van het vertrouwen in de secretaris
2e wat gaan wij doen met de komende staking op 9 juni
3e hoe ziet het bestuur mijn positie als voorzitter
4e het schenden van het “strikt vertrouwelijk” van de secretaris
5e het in mijn ogen niet functioneren van de secretariaat”
Ik wil met jullie allemaal om de tafel maar onder geen enkele voorwaarden met de secretaris, hoe het bestuur dit wil in kleden laat ik aan het bestuur over en hoor het wel dinsdag.

2.14. Op 31 mei 2011 verstuurt [persoon 1] namens het bestuur van Bewust Verder 2002 zowel per post als per email een brief aan [eiser]. De brief wordt tevens in kopie aan “de overige bestuursleden” van Bewust Verder 2002 verzonden. Deze brief heeft de volgende inhoud, voor zover relevant:
“Naar aanleiding van alles wat vooraf is gegaan en het eerder uitroepen van “opzeggen van vertrouwen” in jouw als secretaris door de voorzitter en 2e voorzitter, hebben wij als bestuur bij meerderheid van stemmen en in goed overleg, ook besloten dit standpunt te volgen,
Het besluit om jouw hier niet bij te betrekken is genomen, omdat zowel jij als de Hr. J. [persoon 1] niet meer met elkaar in gesprek willen treden.
Dit houd in, dat u per direct de funtcie als secretaris van de Bewust Verder 2002 dient neer te leggen en ook niet meer uitnaam van de Bewust Verder 2002 als zodanig op de voorgrond zal treden of handelen uitnaam van de Bewust Verder 2002.
Ik hoop je hiermee volledig en voldoende op de hoogte te hebben gebracht en hoop dat je de benodigde spullen die de Bewust Verder 2002 toe komen zo spoedig mogelijk bij een van de bestuursleden inleverd.”

2.15. Op dezelfde dag ontvangen de leden van Bewust Verder 2002 van [persoon 1] per email een brief met de volgende inhoud:
“Naar aanleiding van een aantal onenigheden binnen het bestuur van de BV2002, heeft het bestuur bij meerderheid van stemmen besloten het vertrouwen in de Hr. G.R. [eiser] per direct op te zeggen en zullen wij hem uit zijn functie als secretaris zetten.
Wij hopen op zeer korte termijn een goede invulling te kunnen geven aan de functie van secretaris.
2.16. (…)
Met vriendelijke groet en uit naam van het Bestuur BV2002
J. [persoon 1]
Voorzitter”

2.17. [eiser] heeft in de avond van 31 mei 2011 een e-mailbericht aan [persoon 9] (lid van Bewust Verder 2002) verstuurd, waarin de e-mailadressen van alle leden van Bewust Verder 2002 worden genoemd.
[persoon 9] heeft vervolgens op dezelfde dag een e-mailbericht aan alle leden van Bewust Verder 2002 verstuurd met de volgende inhoud:
“beste collega.s ik heb de mail van onze voorzitter dhr kop gelezen maar naar mijn mening kan dat niet zomaar dar het bestuur een vergadering inlast is zonder zonder dat wij als lid van bv 2002 dat weten. en ze zo maar een bestuurslid de laan uitsturen daar je de veraderingen voor, bovendien weten wij niet eens wat er allemaal afspeelt.Ik vind dat de heer [ei[eiser] zich mag verdedigen en dat het aan ons is of de heer [eiser] mag blijven of niet of dat we iemand anders de laan uit moeten sturen dat is ons recht… naar mijn mening kunnen we beter aangeven dat we een vergadering willen. als dit zo door gaat vrees ik zeker voor mijn baan bij de ret….. nogmaals wil ik weten wat er allemaal afspeelt en ik neem aan dat jullie dat ook willen gr aad schouten lid van bv 2002.”

2.18. Op 3 juni 2011 heeft [persoon 6] haar reactie op het e-mailbericht van [persoon 9] aan [eiser] gemaild. Haar e-mailbericht vermeldt:
“Hallo [eiser],
als lid wil ik toch graag het volgende kwijt.
Wat je nu aan het doen bent, is met modder gooien en ik vind dat dat niet kan.
Wees wijs en stop daarmee, heeft ook geen enkele toegevoegde waarde.
Dit zijn persoonlijke mailtjes en dit soort mailtjes mag je niet verspreiden.”

2.19. De advocaat van [eiser] heeft op 24 juni 2011 een brief aan het bestuur van Bewust Verder 2002 verstuurd, waarin hij heeft medegedeeld dat [eiser] zijn functie als secretaris van Bewust Verder 2002 niet neerlegt totdat een geldig besluit is genomen over het functioneren van [persoon 1], [persoon 2] en hemzelf en hij verzoekt om het bijeenroepen van een algemene vergadering.

2.20. Namens het bestuur stuurt [persoon 1] op 30 juni 2011 een brief terug aan de advocaat van [eiser]. Deze brief vermeldt, voor zover relevant:
“Naar aanleiding van uw brief d.d. 24 juni 2011, wil ik als voorzitter van Bewust Verder 2002 namens het volledige bestuur van Bewust Verder 2002 reageren. Voor alle duidelijkheid stelt het bestuur zich op het standpunt dat de besluiten die genomen zijn omtrent de heer [eiser] unaniem zijn.
In uw brief dd 24 juni 2011 wijst u op artikel 7 uit de statuten, maar dit is in deze zaak niet aan de orde, daar de heer [eiser] zich op zodanige wijze gedragen heeft dat er niet meer redelijkerwijs gevergd kan worden dat het lidmaatschap blijft bestaan. Het bestuur overweegt artikel 6 van de statuten toe te passen.
Dit is mede ingegeven door het volgende: de heren J. [persoon 1] en [persoon 2] hebben op 21 mei 2011 in een e-mailbericht aan de bestuursleden van Bewust Verder 2002, onder mededeling van strikt vertrouwelijk (artikel 10 van het huishoudelijk reglement), hun vertrouwen opgezegd in de heer [eiser].
De reactie van de heer [eiser] was het betreffende stuk van strikt vertrouwelijk, onrechtmatig met gebruik van het leden bestand en de hierbij behorende persoonsgegevens (eigendom van Bewust Verder 2002) voor alle bij hem bekende leden te publiceren en te versturen. Het schenden van de vertrouwelijkheid, het zonder toestemming van het bestuur gebruiken van bestanden die het eigendom zijn van Bewust Verder 2002 en het ontketenen van een hetze tegen in beginsel een aantal bestuursleden en later tegen alle bestuursleden.”

2.21. De advocaat van [eiser] stuurt op 7 juli een brief aan het bestuur van Bewust Verder 2002. Hij verzoekt het bestuur dringend een algemene vergadering te beleggen. Verder deelt hij mede dat, indien het bestuur blijft weigeren een algemene vergadering te plannen, meer dan een tiende van de leden het bestuur verzoekt een algemene vergadering te beleggen.

2.22. Op 18 juli verstuurt [eiser] aan de leden van Bewust Verder 2002 een uitnodiging voor aan algemene vergadering op 28 juli 2011.
Op deze vergadering verschenen tien leden. De notulen van deze vergadering luiden – voor zover relevant – als volgt:
“Op vragen van leden betreffende de lage opkomst en het verzoek van schriftelijke aanvragen zoals gemeld in de statuten (Art:9 regel 9) kwam de Hr. G. [eiser] met het antwoord dat die allemaal per mail bij hem een verzoek hadden gedaan, hierop werd gelijk aangegeven dat dit niet bij het overige bestuur is aangeleverd. (Art:9 regel 9)
Ook op de vraag wie er allemaal waren uitgenodigd, kon de heer Hr. H.[eiser] geen duidelijk antwoordt geven, deze vraag werd gesteld omdat het bestuur had vernomen dat er verschillende personen geen uitnodiging hadden gekregen.
Het is namelijk zo dat voor een algemene vergadering alle leden een uitnodiging dienen te ontvangen.
Op grond van het bovenstaand gegeven en andere feiten hebben verschillende leden aangegeven deze vergadering nietig te verklaren.
Volgens de Hr. G.[eiser] kan dit niet en blijf hij volharden in zijn standpunt dat het een rechtsgeldige ledenvergadering is. Dit is niet juist, alleen de voorzitter kan te allen tijden een algemene vergadering of bestuursvergadering uitschrijven (artikel 6 huishoudelijk reglement). (…)
Na het nietig verklaren heeft de [persoon [persoon 10] namens de voorzitter aangegeven dat er een algemene vergadering zal worden gehouden op 23 augustus 2011 ook rekening houdend met de statuten/huishoudelijk reglement.”

2.23. Op 23 augustus 2011 is een algemene vergadering gehouden, waar 23 leden aanwezig waren. Tijdens deze vergadering is gestemd over het ontslag van [persoon 1], [persoon 2] en [eiser]. Van de 23 aanwezige leden stemden elf leden voor het ontslag van [eiser] en negen tegen. Drie leden hebben blanco gestemd.
De notulen van deze vergadering vermelden – voor zover relevant:
“Dit betekent, dat er een besluit is genomen dat de Hr. G [eiser] door een meerderheid van stemmen uit zijn functie wordt gezet als Secretaris van de vakbond Bewust Verder 2002.”

2.24. [persoon 1] heeft op 24 augustus 2011 namens het bestuur van Bewust Verder 2002 een brief aan de leden van Bewust Verder 2002 gestuurd. Deze brief luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Op dinsdagavond 23 augustus 2011 is er een algemene vergadering (ALV) geweest.
Op deze vergadering is er met een meerderheid van stemmen door de aanwezige leden een besluit genomen om afscheid te gaan nemen van de secretaris de heer G.R. [eiser].”

2.25. Op 7 september 2011 heeft [persoon 1] namens het bestuur van Bewust Verder 2002 een aangetekende brief aan [eiser] verstuurd met de volgende inhoud, voor zover relevant:
“Na zorgvuldig overleg kan het bestuur van Bewust Verder 2002 niet meer anders dan naar het zwaarste middel te grijpen en u te ontzetten/royeren, gelet op artikelen 6 en 7 van de Statuten.
De reden dat het bestuur heeft besloten om het zwaarste middel te moeten gaan inzetten is de volgende, wij tolereren uw gedrag niet langer, u weigert zich te houden aan het besluit dat democratisch is genomen, in de Algemene vergadering van 23 augustus 2011. In deze vergadering is besloten, dat u per direct uw functie als secretaris dient neer teleggen. Ondanks dit alles blijft u zich als secretaris profileren en post sturen.
Wij zijn van mening dat u leden benadeelt en schade berokkent door misbruik te maken van de e-mailbestanden van Bewust Verder 2002 en het openbaar maken en afstaan hiervan aan derden, wat overigens bij wet verboden is. Dit is u al meerdere malen bij woord en geschrift kenbaar gemaakt.”

2.26. [eiser] heeft bij brief van 4 oktober 2011 beroep aangetekend tegen het besluit waarin hij als lid is ontzet. Hij schrijft dat hij verwacht dat dit beroep – conform de statuten – door de algemene vergadering zal worden behandeld.

2.27. [persoon 1] heeft de leden van Bewust Verder 2002 op 10 oktober 2011 een brief gestuurd, waarin hij meedeelt dat afscheid is genomen van [eiser] als secretaris en hij tevens als lid zal worden geroyeerd/ontzet per 7 september 2011. Verder deelt [persoon 1] mede dat [persoon 6], [persoon 10] en [persoon 11] toetreden tot het bestuur van Bewust Verder 2002.

2.28. Op 14 november 2011 heeft Bewust Verder 2002 een algemene vergadering gehouden. De notulen van deze vergadering luiden – voor zover relevant – als volgt:
“Hierop heeft de heer J. [persoon 10] direct antwoord met de mededeling dat wat betreft het ontslag als secretaris dit een gepasseerd station is, dit is namelijk besloten in de Algemene Leden Vergadering van 23 augustus 2011, waar hij en zijn advocaat schriftelijk van op de hoogte zijn gebracht, op dit moment niet aan de orde is, hier wordt alleen maar gesproken over het ontzetten/royement, dit is ook duidelijk gemaakt in de uitnodiging voor deze vergadering aan de heer G.R. [eiser], en op wat voor gronden hij ontzet/geroyeerd, door het bestuur van Bewust Verder 2002. (…)
De heer J. [persoon 10] begint zijn uitleg met een opsomming van feiten en overtredingen waar de heer G.R. [eiser] zich volgens het bestuur van Bewust Verder 2002 zich aan schuldig heeft gemaakt en met sommige punten nog steeds mee bezig is, zoals het in diskrediet brengen van de vereniging.
De redenen van het ontzetten/royeren:
– Het verspreiden van onjuiste en opruiende mails
– Het schenden van artikel 10 van het huishoudelijk reglement door brieven te sturen waar “Vertrouwelijk” op rust.
– Het telkens negatieve uitlaten van reacties tegen over collega’s op de werkvloer. en het management.
– Het zich al meerdere malen uitspreken dat hij op persoonlijke titel verder gaat en geen binding meer heeft met de BV2002,
– Het misbruiken van e-mail adressen en het verstrekken aan dede van deze bestanden wat uit het oogpunt van privacy bij wet verboden is en tevens een strafbaar feit is.
– Het nog steeds illegaal gebruik maken van de spullen de toebehoren aan Bewust Verder 2002
– Het zich onttrekken aan de verantwoordelijkheden en taken als secretaris
(…)
De stelling luidt: zijn de leden het eens met het besluit van het bestuur om de heer G.R. [eiser] te ontzetten/royeren (…)
Hiermee is het besluit unaniem aangenomen.”

2.29. [persoon 6], [persoon 10], Jankipersadsing, [persoon 7] en [per[persoon 12] (hierna: [persoon 12]) zijn per 14 november 2011 als bestuurders van Bewust Verder 2002 ingeschreven in het handelsregister.

2.30. Op 15 november 2011 stuurt [persoon 1] namens het bestuur van Bewust Verder 2002 een brief aan [eiser], waarin hij meedeelt dat de vergadering unaniem heeft besloten achter het besluit van het bestuur te gaan staan om [eiser] te ontzetten/royeren als lid van Bewust Verder 2002.

3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
? het besluit inhoudende dat [eiser] als bestuurslid van Bewust Verder 2002 werd ontslagen te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW en Bewust Verder 2002 te veroordelen [eiser] in al zijn rechten als secretaris van Bewust Verder 2002 te herstellen en dit ook aan alle andere leden schriftelijk kenbaar te maken zulks binnen drie dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat Bewust Verder 2002 in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag; en
? het besluit waarmee [eiser] uit het lidmaatschap van Bewust Verder 2002 werd ontzet te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW en Bewust Verder 2002 te veroordelen [eiser] in al zijn rechten als lid van Bewust Verder 2002 te herstellen en dit ook aan alle andere leden schriftelijk kenbaar te maken, zulks binnen drie dagen na de dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat Bewust Verder 2002 in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag; en
? te verklaren voor recht dat de benoemingen door het bestuur van Bewust Verder 2002 van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13], [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] tot bestuurslid nietig zijn en dat deze personen derhalve geen deel uitmaken van het bestuur van Bewust Verder 2002; en
? Bewust Verder 2002 te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:
a. de kosten van de algemene vergadering van 28 juli 2011 van € 68,70 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening; en
b. een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van de door Bewust Verder 2002 geleden c.q. nog te lijden schade, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en
c. een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 714,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; en
d. een bedrag van € 131,- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,- in geval van betekening, aan nakosten, als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente verschuldigd is; en
e. de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd.

3.2. Bewust Verder 2002 voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

In reconventie

3.4. Bewust Verder 2002 vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling van € 77,80 als vergoeding voor de postzegels en enveloppen die [eiser] volgens haar in zijn bezit heeft en tot betaling van € 251,50 voor de kosten van twee ledenvergaderingen op 23 augustus 2011 en 14 november 2011, beide bedragen vermeerderd met de proceskosten.

3.5. [eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
in conventie
4.1. De vordering van [eiser] ziet op het besluit tot ontslag als bestuurslid, op het besluit tot ontzetting als lid van Bewust Verder 2002, op de benoeming van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] en op verschillende kosten- en schadeposten.
Het besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder van Bewust Verder 2002

4.2. [eiser] betwist allereerst dat er een rechtsgeldig besluit is genomen waarmee hij is ontslagen als bestuurder van Bewust Verder 2002. Voor zover dit besluit wel rechtsgeldig zou zijn genomen, is het besluit volgens hem vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid.

4.3. Een besluit tot ontslag van een bestuurslid van een vereniging wordt op grond van artikel 2:37 lid 6 en 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genomen door hetzelfde orgaan dat de bestuurslid heeft benoemd: de algemene vergadering. Hiervan kan bij statuten worden afgeweken.
Artikel 7 van de statuten van Bewust Verder 2002 bepaalt, als aanvulling op de wettelijke bepalingen, dat een bestuurder te allen tijde door de algemene vergadering kan worden ontslagen, waarbij vereist is dat ten minste de helft van de leden aanwezig is. Indien niet het vereiste aantal leden aanwezig is, wordt binnen vier weken een nieuwe vergadering gehouden. In deze vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige leden, een besluit worden genomen.
De algemene vergadering heeft op 23 augustus 2011 gestemd over het ontslag van [eiser] als bestuurder van Bewust Verder 2002. Van de 22 leden die hebben deelgenomen aan de stemming hebben elf leden vóór en negen leden tegen het ontslag van [eiser] gestemd. Twee leden hebben blanco gestemd; deze stemmen tellen – op grond van artikel 10 van de statuten – niet mee. De meerderheid van stemmen wordt gevormd door de helft vermeerderd met één. (Noot, dit is onjuist, bijv. bij 11 stemmen voor, 10 tegen, is er wel een meerderheid voor, maar niet de helft + 1) In dit geval waren er dus vereist tien (de helft van de twintig uitgebrachte stemmen) plus één, dus elf stemmen. Het besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder is dan ook rechtsgeldig.

4.4. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het besluit tot zijn ontslag op grond van artikel 2:15 BW vernietigbaar is, omdat er geen (concrete) redenen of goede gronden zijn die het ontslag kunnen rechtvaardigen. De rechtbank overweegt dat het besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder blootstaat aan nietigverklaring wegens strijd met redelijkheid en billijkheid die bij de totstandkoming van het besluit in acht moeten worden genomen. De toetsing van het besluit aan de eisen van redelijkheid en billijkheid is een marginale. De rechtbank dient slechts te beoordelen of de algemene vergadering in de omstandigheden van het geval in redelijkheid tot het besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder van Bewust Verder 2002 heeft kunnen komen. In het onderhavige geval heeft het bestuur van Bewust Verder 2002 op 31 mei 2011 aan alle leden medegedeeld dat het geen vertrouwen meer had in [eiser]. Verder staat vast dat [eiser] – kort nadat hij op 21 mei 2011 van de overige bestuursleden van Bewust Verder 2002 had vernomen dat het vertrouwen in hem werd opgezegd – alle e-mailadressen van de leden doorgestuurd aan [persoon 9]. Daarnaast is door beide partijen gesteld dat in de periode voorafgaand aan het ontslag tussen hen meningsverschillen zijn geweest. Hoewel deze volgens [eiser] zijn opgelost, kunnen deze er wel aan hebben bijgedragen dat het vertrouwen in hem afnam. Uit de e-mailwisselingen en uit het besprokene op de comparitie van partijen is gebleken dat de verhoudingen tussen [eiser] enerzijds en de andere bestuursleden anderzijds onwerkbaar waren geworden. Deze omstandigheden maken dat de algemene vergadering in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het ontslag van [eiser].
De rechtbank zal niet ingaan op de betwiste stelling van Bewust Verder 2002 dat [eiser] als secretaris slecht heeft gefunctioneerd. De algemene vergadering heeft immers reeds op basis van de hiervoor geschetste omstandigheden in redelijkheid en billijkheid tot het besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder van Bewust Verder 2002 kunnen komen.

Het besluit tot ontzetting van [eiser] als lid van Bewust Verder 2002

4.5. [eiser] is bij het besluit van het bestuur van 7 september 2011 als lid van Bewust Verder 2002 ontzet. Het beroep van [eiser] tegen dit besluit is behandeld tijdens de algemene vergadering op 14 november 2011. De algemene vergadering heeft unaniem het besluit van het bestuur bekrachtigd. In deze procedure stelt [eiser] dat het besluit van de algemene vergadering waarin hij is ontzet als lid van Bewust Verder 2002 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Volgens [eiser] had het bestuur met concrete feiten en omstandigheden moeten komen die dermate zwaarwegend zijn dat zij het ontzettingsbesluit rechtvaardigen, had het bestuur moeten openstaan voor een inhoudelijke discussie over de valse beschuldigingen en had de algemene vergadering over zijn ontzetting als lid moeten stemmen waar hij bij was.

4.6. Artikel 3:37 (lees: 3:35) lid 3 BW bepaalt dat ontzetting van een lid alleen mag worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Hiervan kan niet worden afgeweken in de statuten.
Bewust Verder 2002 heeft ter onderbouwing van haar besluit aangevoerd dat [eiser] de e-mailadressen van leden op 31 mei 2011 heeft doorgezonden aan [persoon 9], terwijl dit vertrouwelijke informatie was. Verder heeft [eiser] onjuiste en opruiende e-mailberichten verstuurd aan de leden van Bewust Verder 2002 en derden.

De rechtbank overweegt dat uit hetgeen is gesteld en gebleken niet kan worden afgeleid dat door het openbaar maken aan een lid van Bewust Verder 2002 van de e-mailadressen van de leden, Bewust Verder 2002 op onredelijke wijze is benadeeld. Ook het stemgedrag van leden over het ontslag van [eiser] is er niet door beïnvloed. Over onjuiste en opruiende e-mailberichten die volgens Bewust Verder 2002 door [eiser] zouden zijn verstuurd aan leden en derden overweegt de rechtbank dat deze stelling door [eiser] is betwist, maar op geen enkele wijze is onderbouwd door Bewust Verder 2002. Het is daardoor voor de rechtbank niet bekend om welke e-mailberichten het gaat en welke schade Bewust Verder 2002 hierdoor heeft opgelopen. Deze stelling zal worden gepasseerd.
Bewust Verder 2002 voert verder aan dat [eiser] haar is blijven dwarszitten. Zij onderbouwt echter niet waaruit dit dwarszitten heeft bestaan. Voor zover Bewust Verder 2002 erop doelt dat [eiser] tegen de besluiten van het bestuur en de algemene vergadering van Bewust Verder 2002 in beroep is gekomen, kan dit hem niet worden verweten.
Gelet op het voorgaande heeft het bestuur op basis van de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid niet kunnen komen tot het besluit [eiser] als lid te ontzetten. Deze omstandigheden kunnen de beslissing niet dragen en het besluit zal worden vernietigd.
De gevorderde dwangsom – op de vordering [eiser] binnen drie dagen na dit vonnis in zijn rechten als lid te herstellen en dit ook aan de andere leden kenbaar te maken – is niet door Bewust Verder 2002 betwist en zal worden toegewezen, zij het gemaximaliseerd tot € 5.000,-. Gelet op de korte termijn van drie dagen zal de hierna in het dictum te noemen termijn worden bepaald.

Het besluit tot benoeming van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6]

4.7. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat de benoemingen van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] tot bestuurslid nietig zijn en dat deze personen derhalve geen deel uitmaken van het bestuur van Bewust Verder 2002. De besluiten waarmee zij tot bestuurders zijn benoemd zijn volgens hem nietig, omdat zij zijn genomen door het bestuur en niet door de algemene vergadering. Bewust Verder 2002 voert aan dat voornoemde personen wel door de algemene vergadering zijn benoemd, maar dat van die betreffende vergadering(en) door toedoen van [eiser] geen verslagen gemaakt zijn. Daarnaast blijkt uit het handelsregister dat zij bestuurders zijn, aldus Bewust Verder 2002.

4.8. In de statuten van Bewust Verder 2002 staat geen afwijking van de in artikel 3:37 lid 2 BW opgenomen hoofdregel dat de benoeming van haar bestuurders geschiedt door de algemene vergadering. [eiser] heeft – in tegenstelling tot hetgeen Bewust Verder 2002 heeft aangevoerd – belang bij deze verklaring voor recht, nu hij als lid van Bewust Verder 2002 aan de besluitvorming hierover moet kunnen deelnemen.
Hoewel Bewust Verder 2002 zich op het standpunt stelt dat de algemene vergadering wel degelijk een besluit heeft genomen over de benoeming van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6], zijn hiervoor onvoldoende aanknopingspunten terug te vinden in haar stellingen en de door haar overgelegde stukken. Zo heeft zij niet gesteld tijdens welke algemene vergadering deze besluiten zouden zijn genomen. Wel is in het handelsregister ingeschreven dat de desbetreffende bestuursleden per 14 november 2011 in functie zijn getreden. In de notulen van deze op deze datum gehouden algemene vergadering is hierover echter niets vermeld en inschrijving in het handelsregister schept geen recht. Bewust Verder 2002 heeft haar stelling dat door de algemene vergadering besluiten zijn genomen tot benoeming van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] daarmee onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal in haar verdere beoordeling als uitgangspunt nemen dat de algemene vergadering geen benoemingsbesluiten heeft genomen.
Zij verwerpt daarbij het verweer van Bewust Verder 2002 dat [eiser] de notulen niet goed heeft opgesteld. Zorgvuldige notulering van ter algemene vergadering genomen benoemings- en ontslagbesluiten van bestuurdersleden is een taak die het gehele bestuur aangaat en derhalve valt onder de collectieve verplichting van het bestuur.
Bewust Verder 2002 stelt dat [eiser] zelf de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] als “het bestuur” meerdere malen heeft aangeschreven. De in artikel 2:37 lid 2 BW genoemde regel is echter dat de benoeming van een bestuurder van een stichting (sic!) geschiedt door de algemene vergadering. Dit brengt met zich mee dat niet kan worden aanvaard dat degene die, ondanks het ontbreken van een dergelijk besluit, de werkzaamheden van een bestuurder is gaan uitoefenen zonder dat dit voor de leden verborgen is gebleven en zonder dat zij tegen de vervanging bezwaar hebben gemaakt als bestuurder van de stichting (sic!) moet worden aangemerkt.
De door Bewust Verder 2002 gestelde besluiten tot benoeming van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] als bestuurslid zijn in strijd met artikel 2:37 lid 2 BW genomen en daarmee nietig op grond van artikel 2:14 BW. De vordering van [eiser] zal worden toegewezen.

De kosten- en schadeposten

4.9. [eiser] vordert € 68,70 aan kosten die hij heeft gemaakt voor de algemene vergadering op 28 juli 2011. Deze vordering wordt door Bewust Verder 2002 betwist. Hoewel Bewust Verder 2002 in de conclusie van antwoord aanvoerde een gedeelte van dit bedrag (€ 60,-) te zullen voldoen, heeft zij dit tijdens de comparitie van antwoord aangevuld met de opmerking dat dit alleen zou gelden, als zij van [eiser] de postzegels en enveloppen (waarvoor in reconventie een vergoeding wordt gevorderd) zou terugkrijgen. Nu [eiser] deze niet aan Bewust Verder 2002 heeft overhandigd, betwist zij de gehele vordering van € 68,70.
De rechtbank overweegt over de kosten betrekking hebben op een door [eiser], volgens hem namens een/tiende deel van de leden, bijeengeroepen algemene vergadering op 28 juli 2011 als volgt. [eiser] stelt dat het bestuur van Bewust Verder 2002 verplicht was tot het bijeenroepen van een algemene vergadering binnen vier weken na het verzoek daartoe van zijn advocaat van 24 juni 2011 en het bestuur dit niet heeft gedaan. Hij was vervolgens namens een/tiende van de leden bevoegd een algemene vergadering te plannen. Deze kosten dienen door Bewust Verder 2002 te worden gedragen.
De statuten vermelden in artikel 9 dat het bestuur van Bewust Verder 2002 verplicht is een algemene vergadering bijeen te roepen op een termijn van niet langer dan vier werken, wanneer tenminste een/tiende deel der leden een daartoe strekkend verzoek bij het bestuur heeft ingediend. In de brief van 24 juni 2011 verzoekt de advocaat van [eiser] inderdaad om het plannen van een algemene vergadering, maar uit deze brief kan niet worden afgeleid dat dit verzoek namens tenminste een/tiende deel van de leden wordt gedaan. Pas bij zijn brief van 7 juli 2011 vermeldt de advocaat dat hij een verzoek namens een/tiende deel van de leden doet. Hoewel het bestuur vanaf dat moment twee weken de tijd had om daaraan gevolg te geven, heeft [eiser] al voor het aflopen van deze termijn een uitnodiging voor een algemene vergadering verzonden. [eiser] was op grond van de statuten op dat moment nog niet bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen, zodat de kosten door hem dienen te worden gedragen.
De vordering van € 68,70 zal worden afgewezen.

4.10. Verder vordert [eiser] € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade wegens schending van zijn naam en reputatie. Volgens hem komt dit bedrag hem toe, omdat het opzeggen van het vertrouwen door het bestuur en de bekendmaking daarvan beschadigend voor zijn goede naam zijn. Bewust Verder 2002 heeft deze vordering betwist.
De rechtbank overweegt dat voor het toewijzen van een schadevergoeding – kennelijk op grond van een onrechtmatige daad – in elk geval de schade voldoende moet worden onderbouwd. [eiser] heeft echter slechts gesteld dat de schade bestaat uit de negatieve gevolgen van de aantasting van zijn naam en reputatie voor (het in aanmerking komen voor en) de uitoefening van posities in de ondernemingsraad (en zijn commissies) en in de vakbondswereld. Hij heeft de schade op geen enkele wijze onderbouwd.
De vordering van € 2.500,- voor immateriële schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.

4.11. [eiser] heeft vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd voor een bedrag van € 714,-. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert zijn brieven die zijn advocaat heeft geschreven aan het bestuur en de advocaat van Bewust Verder 2002 en de aanwezigheid van zijn advocaat bij de behandeling van het beroep tegen het ontzettingsbesluit. Dit zijn kosten die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, te weten een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen op het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Verder overweegt de rechtbank dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan redelijk is (doordat het in het Rapport Voor-Werk II gehanteerde forfaitaire tarief dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht niet te boven gaat). Aan de betwisting van Bewust Verder 2002 gaat de rechtbank voorbij, nu deze op geen enkele manier is onderbouwd.
De wettelijke rente over deze buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal als onbetwist worden toegewezen.

4.12. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, zoals in het dictum vermeld.

in reconventie
4.13. Bewust Verder 2002 vordert € 77,80 als vergoeding voor de postzegels en enveloppen die [eiser] volgens haar in zijn bezit heeft. [eiser] betwist dat hij deze zaken in zijn bezit heeft.
De rechtbank overweegt dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat [eiser] de postzegels en enveloppen in zijn bezit heeft. Het zijn van secretaris van een vereniging brengt dat niet automatisch met zich mee. Bewust Verder 2002 stelt wel dat [eiser] post verstuurde, maar zegt slechts dat [eiser] de postzegels en enveloppen in bezit zou hebben voor “eventueel” te verzenden post. Gelet op deze magere stelling en de betwisting door [eiser], had het op de weg van Bewust Verder 2002 gelegen haar vordering nader te onderbouwen. Door dit na te laten, heeft zij haar vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering van € 77,80 zal dan ook worden afgewezen.

4.14. Bewust Verder 2002 vordert tevens € 251,50 voor de kosten van twee ledenvergaderingen op 23 augustus 2011 en 14 november 2011. Bewust Verder 2002 heeft door de volgens haar onrechtmatige gedragingen van [eiser] deze extra vergaderingen moeten inplannen en vordert de kosten van deze vergaderingen terug.
Deze vordering zal worden afgewezen. [eiser] heeft tijdens deze algemene vergaderingen de mogelijkheid gekregen om te protesteren tegen zijn ontslag als bestuurder en zijn ontzetting als lid. Van Bewust Verder 2002 mag worden verwacht dat zij [eiser] deze mogelijkheid biedt. De vergaderingen vallen onder de activiteiten van een vereniging en dienen dan ook door Bewust Verder 2002 te worden betaald.

4.15. Bewust Verder 2002 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De vorderingen in reconventie hangen dermate samen met de vorderingen in conventie, dat de proceskosten in reconventie van [eiser] op nihil worden begroot.

5. De beslissing
De rechtbank

in conventie
5.1. vernietigt het besluit inhoudende dat [eiser] uit zijn lidmaatschap van Bewust Verder 2002 is ontzet;

5.2. veroordeelt Bewust Verder 2002 om [eiser] in al zijn rechten als lid van Bewust Verder 2002 te herstellen en dit ook aan de andere leden kenbaar te maken, zulks binnen vijftien dagen na de dagtekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat Bewust Verder 2002 hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;

5.3. verklaart voor recht dat de besluiten tot benoeming door het bestuur van Bewust Verder 2002 van de heren [persoon 10], [persoon 7], [persoon 13] en [persoon 12] en van mevrouw [persoon 6] tot bestuurslid nietig zijn en dat deze personen derhalve geen deel uitmaken van het bestuur van Bewust Verder 2002;

5.4. veroordeelt Bewust Verder 2002 in het bedrag van € 714,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.6. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie
5.8. wijst de vorderingen af;

5.9. veroordeelt Bewust Verder 2002 in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil. 

Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Sarlemijn

Twee besturen, twee notulen van ALV

Rb. Almelo, 9-8-2010, LJN  B3599, Culturele Verenging Islam

Op een ALV waar een nieuw bestuur moet worden gekozen gaat het mis, er ontstaan twee besturen (oud en nieuw bestuur) met elk eigen notulen. In kort geding kan niet worden bepaald wie er bestuur is, en kunnen ook niet voorzieningen worden gegeven die de facto het bestuur aanwijzen.

2.4. Op 30 mei 2010 zijn in de algemene ledenvergadering verkiezingen gehouden voor (onder meer) een nieuw bestuur van de Vereniging en de Stichting. Tot in ieder geval
30 mei 2010 vormden eisers het bestuur van de Vereniging en de Stichting.

4. De beoordeling

4.1. Tussen eisers en gedaagden is in geschil wie het bestuur vormt van de CultureleVereniging voor de Islam en de Stichting Ayasofia en Kultureel Centrum.

4.2. Op 30 mei 2010 heeft een Algemene Ledenvergadering (ALV) plaatsgevonden.
Tijdens die ALV is gestemd over een nieuw bestuur. Gedaagden stellen dat de leden hen tijdens die vergadering tot nieuw bestuur hebben gekozen. Eisers betwisten de rechtsgeldigheid van een dergelijk besluit van de ALV en stellen nog altijd als bestuur in functie te zijn.



4.3. De omstandigheid dat zowel eisers als gedaagden menen dat zij het bestuur vormen -en die opvatting ook uitdragen- heeft ertoe geleid dat bij de bank en de Kamer van Koophandel sprake is (geweest) van onduidelijkheid wie bevoegd is de vereniging te vertegenwoordigen.

4.4. In juli 2010 is tussen partijen een kort geding gevoerd. Gedaagden (toen eisers) vorderden -kort samengevat- overdracht van de administratie en sleutels en een verbod aan eisers (toen gedaagden) bestuurshandelingen te verrichten. Tevens werd medewerking gevorderd om gedaagden als bestuur in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.
De voorzieningenrechter heeft die vorderingen afgewezen en daartoe overwogen dat in een kort gedingprocedure niet kan worden vastgesteld of het nieuwe bestuur rechtsgeldig is gekozen.

4.5. De vordering in het onderhavige kort geding vertoont sterke gelijkenis met de vordering van gedaagden in het vorige kort geding. Ook deze vordering heeft betrekking op de vermelding in de registers van de Kamer van Koophandel, de bevoegdheid te beschikken over de bankrekeningen, de afgifte van sleutels en het zich (niet) als bestuurder gedragen.
4.6. Bij dagvaarding hebben eisers, onder verwijzing naar het eerdere kort gedingvonnis, aangevoerd zij -in ieder geval totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist- het rechtsgeldige bestuur vormen. Die conclusie volgt evenwel niet uit dit eerdere vonnis.
Uit de overweging van de voorzieningenrechter -dat in een kort gedingprocedure niet kan worden vastgesteld of het nieuwe bestuur rechtsgeldig is gekozen- volgt niet welk van de twee besturen als het rechtsgeldige bestuur heeft te gelden. Enerzijds kan worden betoogd dat het oude bestuur nog in functie is, nu het niet rechtsgeldig is opgevolgd. Anderzijds kan worden betoogd dat het nieuw verkozen bestuur in functie blijft zolang niet in een bodemzaak is geoordeeld dat het besluit van de ALV -strekkende tot die benoeming- geen stand houdt.

4.7. Hetgeen eisers vorderen komt er, kort gezegd, op neer dat zij bij de Kamer van Koophandel en de bank als bevoegd bestuur vermeld willen staan en dat zij gerechtigd worden bestuurshandelingen te verrichten, terwijl dat laatste aan gedaagden wordt verboden. Aldus kan worden geconcludeerd dat eisers de facto vorderen dat de voorzieningenrechter uitspreekt dat eisers, en niet gedaagden, het bestuur vormen. De voorzieningenrechter handhaaft zijn overweging uit het vorige vonnis, te weten dat in een kort gedingprocedure niet kan worden vastgesteld of het nieuwe bestuur rechtsgeldig is gekozen. Dat impliceert de mogelijkheid (niet minder, maar ook niet meer) dat het nieuwe bestuur wel rechtsgeldig is gekozen.

4.8. Het is niet aan de voorzieningenrechter om een rechtstoestand of rechtsverhoudingen vast te stellen, doch om voorzieningen te treffen, welke gelden voor de tijd dat de bodemrechter nog niet heeft vastgesteld welke toestand rechtens is of wat tussen partijen geldt. In die tussentijd kan het nodig zijn ordenend in te grijpen. Daartoe biedt de wet aan de voorzieningenrechter de bevoegdheid om in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, een voorziening te geven.

Dit brengt mee dat de thans gevorderde voorzieningen, die er in algemene zin op zijn gericht de bevoegdheid te verkrijgen om (met uitsluiting van de andere partij) alle betalingen en alle bestuurshandelingen te mogen verrichten, niet voor honorering in aanmerking komen.
Dat neemt niet weg dat de voorzieningenrechter desgevorderd een voorlopige voorziening zou kunnen treffen voor concrete bestuurshandelingen (daaronder begrepen bepaalde specifieke betalingen), uiteraard mits er sprake is van spoedeisendheid en ook overigens aan alle vereisten voor het treffen van een voorlopige voorziening is voldaan.

4.9. Vorenstaande overwegingen leiden dan ook tot de conclusie dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen.

VAHON

Rb. Den Haag 17-8-2010, LJN BN4145, VAHON
Hoger beroep: Gerechtshof Den Haag 20 januari 2015 (bevestigend)


Soms kunnen niet correct benoemde bestuurders blijven zitten, omdat dat in het belang van de vereniging is.

1.1. VAHON voert een basisschool die is opgericht en in stand wordt gehouden op liberaal Hindoelevensbeschouwelijke grondslag. De school heeft een eigen directie, bestaande uit twee directeuren.

1.2. [A] c.s. zijn bestuurslid (geweest) van VAHON. Binnen het bestuur van VAHON is onenigheid ontstaan die heeft geleid tot een tweedeling binnen het bestuur.

3.4. Kern van het geschil betreft de vraag of de uitschrijvingen van [A] c.s. uit het handelsregister en de inschrijvingen van de onder 1.4. genoemde personen als nieuwe bestuurders van VAHON in het handelsregister op rechtsgeldige wijze zijn geschied.

3.5. Vaststaat dat er al jarenlang bestuurlijke problemen (hebben) bestaan binnen VAHON en de school die door haar in stand wordt gehouden. Het door VAHON gepretendeerde bestuurheeft op eigen initiatief stappen ondernomen om de ontstane problemen te verhelpen. Dit heeft onder meer geleid tot inmenging van de Inspectie van het Onderwijs en het inschakelen van een extern bureau om onderzoek te verrichten naar de vraag hoe het bestuur van VAHON versterkt zou kunnen worden. Verder is op 8 april 2010 de onder 1.7. genoemde Commissie Van Driel opgericht die ten doel heeft het voeren van gesprekken met verschillende geledingen van de school en naar aanleiding daarvan aanbevelingen te doen aan het bestuur ter verbetering van de verhoudingen binnen het bestuur. Het gepretendeerde bestuur van VAHON heeft vervolgens getracht het ledenbestand in kaart te brengen, onder ouders van de leerlingen leden te werven en deze leden opgeroepen om deel te nemen aan de algemene ledenvergadering van 28 april 2010. Tijdens die algemene ledenvergadering zijn onder meer destatuten gewijzigd en zijn de onder 1.4. genoemde bestuursleden benoemd. Vaststaat dat [A] c.s. niet (actief) bij voornoemde ontwikkelingen betrokken zijn geweest.

3.6. Ingevolge de statuten geschiedt de benoeming van een bestuurslid voor een tijdvak van drie jaar, welke periode, steeds na goedkeuring door de algemene vergadering, twee maal kan worden verlengd. Vaststaat dat de maximale benoemingstermijn van [A] c.s. van in totaal negen jaar inmiddels verstreken is, zodat zij, gelijk VAHON betoogt, in beginsel geen aanspraak meer kunnen maken op een bestuursfunctie. In zoverre hebben zij geen belang bij de door hen ingestelde vordering tot ongedaanmaking van hun uitschrijving uit het handelsregister als bestuurder van VAHON en komen hun daarop gerichte vorderingen in beginsel reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking.

3.7. Het verstrijken van de hiervoor bedoelde benoemingstermijn geldt echter evenzeer voor drie van de zeven door VAHON gepretendeerde bestuursleden, die voorheen met [A] c.s. het bestuur van VAHON vormden. Daarbij komt dat de benoeming van de nieuwe bestuursleden ook niet is geschied conform de in de statuten opgenomen bepalingen. Daarin is immers bepaald dat het bestuur benoemd wordt uit de leden door de algemene vergadering op een nader in het huishoudelijk reglement aan te geven wijze. Aangenomen moet worden dat VAHON tot voor kort geen leden kende conform de in de statuten voorgeschreven wijze. Iedere ledenadministratie ontbrak. Benoeming van het bestuur op de voorgeschreven wijze was daardoor niet mogelijk. Hierdoor is een soort vacuüm ontstaan, waar vanuit het voor VAHON vrijwel onmogelijk werd op de voorgeschreven wijze (bestuurs)besluiten te nemen. VAHON heeft dit onderkend en heeft getracht daarin verandering te brengen op de in 3.5. genoemde wijze. Nog daargelaten de vraag of dit formeel gezien volledig op de juiste wijze door VAHON is opgepakt, ziet de voorzieningenrechter in de gegeven situatie geen aanleiding de door [A] c.s. gewenste ordemaatregelen op te leggen. Daarvoor is redengevend dat het belang van voortzetting van de vereniging zich hiertegen verzet. VAHON heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een vernieuwingsproces voorstaat dat het belang van de school dient, welk proces mede wordt ondersteund door de medezeggenschapsraad en de ouderraad van de school en waarbij toezicht wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs. Daarin thans in te grijpen acht de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden ongepast.