Opzegging door vereniging zonder statuten (procedureel)

Rb Middelburg 14 september 2005, LJN AY8005 (I)


Een interessante uitspraak over opzegging van het lidmaatschap in een koor. Het koor is een informele vereniging zonder schriftelijke statuten. Er bestaan dus geen interne procedurele regels waaraan voldaan moest zijn. Volgens de rechtbank is het bestuur volledig vrij in de wijze waarop zij het lidmaatschap van eiser beëindigde. Een stemming van de (toevallig) aanwezige leden tijdens een repetitie is voldoende. Dat is opvallend, want een repetitie kan toch moeilijk worden beschouwd als een vergadering van enig orgaan van de vereniging.


De post van gisteren ging over het vastleggen van de statuten van deze vereniging in een notariële akte. De volgende post gaat over de inhoudelijke criteria.




2. De feiten


(Het koor is een informele vereniging zonder schriftelijke statuten, maar met een eigen boekhouding en eens per jaar een ledenvergadering)

2.3 Eiser was tot 17 maart 2004 lid van het koor “Het Veerse Scheepstuig”. Tussen eiser en het koorlid [dhr. H.] ontstond onenigheid. Deze onenigheid had haar weerslag op de sfeer tijdens de repetities en optredens van het koor.

2.4 Omstreeks 10 maart 2004 heeft het bestuur van het koor met eiser en [dhr. H.] de afspraak gemaakt dat zij binnen het koor niet meer over hun geschil zouden spreken. Desondanks werden opnieuw koorleden bij het geschil tussen eiser en [dhr. H.] betrokken en liep de spanning in het koor op. Op 17 maart 2004 stemden de tijdens een koorrepetitie aanwezige leden, na discussie over de ontstane situatie, over het voortduren van het lidmaatschap van eiser. De meerderheid van de aanwezige koorleden stemde vóór opzegging van het lidmaatschap. Vervolgens werd het lidmaatschap van eiser met onmiddellijke ingang opgezegd.

3. Het geschil

3.1 [Eiser] voert hiertoe aan dat de wijze waarop het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van eiser tot stand is gekomen in strijd is met de goede vergaderorde. Hij stelt daartoe dat de stemming op 17 maart 2004 niet vooraf bekend gemaakt is aan alle leden. Derhalve hebben niet alle leden hun stem kunnen uitbrengen. Bovendien zijn de leden die op 17 maart 2004 aanwezig waren niet in de gelegenheid gesteld om inhoudelijk hun mening over de eventuele beëindiging van het lidmaatschap kenbaar te maken. Ook is eiser niet in de gelegenheid gesteld zich tegen de aantijgingen te verweren. Daarbij beschikte het koor op 17 maart 2004 niet over statuten, een oprichtingsakte of een huishoudelijk reglement op basis waarvan het lidmaatschap van eiser beëindigd kon worden of een stemming daaromtrent belegd kon worden.

3.2 (…) Gedaagde voert subsidiair aan dat het koor ten tijde van het lidmaatschap van eiser geen formele vereniging was, dat wil zeggen niet was opgericht bij notariële akte. Het bestuur had derhalve de bevoegdheid het lidmaatschap van eiser onmiddellijk op te zeggen in geval het redelijkerwijs niet van de vereniging gevergd kon worden het lidmaatschap te laten voortduren. 

4.3 De rechtbank komt vervolgens toe aan de vordering van eiser gedaagde te bevelen hem op zijn eerste verzoek na betekening van het vonnis toe telaten als lid van gedaagde. De rechtbank komt daarbij allereerst toe aan de stelling van eiser dat gedaagde bij het nemen van het besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap in strijd met de goede vergaderorde heeft gehandeld. Hij wijst daarbij op de wijze waarop de stemming omtrent de beëindiging van zijn lidmaatschap is verlopen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. 

Blijkens het hierboven onder 4.1 overwogene was het koor “Het Veerse Scheepstuig” ten tijde van de opzegging van het lidmaatschap van eiser een informele vereniging. De vereniging had geen statuten opgesteld. Zij had evenmin op andere wijze afspraken gemaakt omtrent de handelwijze bij opzegging van een lidmaatschap door de vereniging. Het bestuur was bij de opzegging van eisers lidmaatschap dan ook niet aan bijzondere spelregels gebonden en derhalve vrij in de wijze waarop zij het lidmaatschap van eiser beëindigde. De wijze waarop de stemming onder de koorleden omtrent eisers lidmaatschap is verlopen kan naar het oordeel van de rechtbank ook door de beugel.

Geschorst tot aan ALV (oud)

Rb. Breda, 27-6-1983, LJN AH0022, KG 1983, 227

Het lidmaatschap van een lid wordt opgezegd door het bestuur vanwege dringende redenenen. Het lid stelt beroep in bij de ALV, die maar een keer per jaar bijeenkomt. Moet er een extra ALV worden uitgeschreven? Het antwoord is ” ja”, volgens de rechtbank.


O. dat ingevolge art. 6 lid 1 sub c van de statuten van gedaagde het lidmaatschap onder meer eindigt door opzegging zijdens de vereniging wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren; dat voorts in art. 6 lid 3 wordt bepaald dat binnen een maand na kennisgeving van een zodanige opzegging beroep open staat op de algemene vergadering en dat het lid gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is geschorst;


O. dat naar Ons voorlopig oordeel het schrijven van het bestuur van gedaagde aan eiser d.d. 30 maart 1983 is aan te merken als een opzegging van het lidmaatschap zijdens de vereniging als vorenbedoeld, nu als reden is opgegeven dat het lidmaatschap van eiser de continuiteit binnen de bestuursactiviteiten in gevaar dreigt te brengen;
O. dat ter terechtzitting is gebleken dat een lid van het bestuur, die van de toelating van eiser als lid onkundig was gebleven, nadat hij zulks had vernomen op grond van persoonlijke bezwaren jegens eiser heeft aangekondigd dat hij, indien eiser lid van gedaagde blijft, zijn bestuursfunctie zal neerleggen en als lid zal uittreden, waarop een aantal andere bestuursleden heeft aangekondigd in dat geval ook hun functie te zullen neerleggen;
O. dat eiser bij schrijven d.d. 27 april 1983 beroep op de algemene vergadering heeft gedaan;
O. dat gedaagde heeft gesteld, zakelijk weergegeven, dat een algemene vergadering in het najaar gehouden pleegt te worden en dat het bestuur er niet voor voelt om ter behandeling van de zaak van eiser eerder een algemene vergadering bijeen te roepen, omdat men niet midden in het windsurf-seizoen het risico wil lopen dat, ingeval van gegrondverklaring van eisers beroep, het bestuur uiteenvalt;
O. dat de goede trouw welke het bestuur bij haar beleid ten aanzien van de leden in acht behoort te nemen, naar Ons voorlopig oordeel meebrengt dat het beroep van eiser ten spoedigste wordt behandeld, waarbij eiser, juist omdat het windsurf-seizoen reeds is aangevangen, een alleszins redelijk belang heeft, terwijl het aan de ledenvergadering is voorbehouden te beslissen of zich ten deze een situatie voordoet waarin van de vereniging redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij het lidmaatschap van eiser laat voortduren;
O. dat Wij niet bevoegd zijn in k.g. het besluit van het bestuur van gedaagde d.d. 30 maart 1983 te vernietigen, zodat het eerste deel van eisers primaire vordering niet toewijsbaar is;
O. dat eiser, gelijk vorenoverwogen, thans ingevolge de statuten verkeert in een positie van te zijn geschorst tot de algemene vergadering op zijn beroep uitspraak zal hebben gedaan;
O. dat die schorsing naar Ons voorlopig oordeel onrechtmatig is jegens eiser indien en voorzover gedaagde door geen algemene ledenvergadering bijeen te roepen, deze nodeloos laat voortduren;

Opzeggen lidmaatschap

Rb. Middelburg, 3-6-2010, LJN BN8700


In deze uitspraak een voorbeeld van een vereniging waarin, zonder succes, geprobeerd was uit te sluiten dat leden hun lidmaatschap konden opzeggen.


Het betrof een recreatiepark waarbij geprobeerd was een VvE te construeren door in 1992 de “Coöperatieve vereniging van eigenaren in rekreatiepark [A] U.A.,” op te richten.


4.1. Artikel 28 van de statuten van [partij A] bepaalt dat een lid zijn lidmaatschap slechts door opzegging kan beëindigen, indien een ander met ingang van de dag waartegen is opgezegd in zijn plaats treedt en tegelijkertijd eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde van een bouwkavel/bungalow is geworden. Die bepaling is in strijd met de artikelen 2:35, lid 1 onder b, BW en art. 2:36, lid 1 tweede volzin, BW. Voorop staat de vrijheid om uit te treden uit een vereniging. Art. 28 van de statuten beperkt deze vrijheid zodanig dat daar in feite niets van overblijft. Art. 28 van de statuten staat niet toe op te zeggen tegen het einde van een boekjaar, terwijl dat ex art. 2:36, lid 1, BW in ieder geval mogelijk is.


De kantonrechter overweegt verder dat de vereniging geen coöperatie volgens 2:53 lid 1 kon zijn, omdat de vereniging geen bedrijf uitoefende, en dat de rechtsvorm van een vereniging niet gebruikt kan worden om een soort van vereniging van eigenaars te bereiken.



(Bijgewerkt 11 december 2014)