De gemeentecommissie c.q. vereniging

“De gemeente Emmen heeft Erkende Overlegpartners, waarvan Erkende Overlegpartner Dorpsraad Zwartemeer (hierna: commissie) er één is. In 2016 is de vereniging Dorpsraad Zwartemeer (hierna: de vereniging) opgericht om uitvoering te geven aan de besluiten van de commissie.” “Een democratisch gekozen lid van de commissie is ook lid van de vereniging.”

Het betreft een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, dus zonder notariële statuten. Daardoor zijn tamelijk creatieve constructies mogelijk.

“[eisers] zijn in [xxxx] in [woonplaats] komen wonen. Op 15 maart 2023 zijn zij door de kiesgerechtigde inwoners van [woonplaats] verkozen als leden van de commissie. Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen zijn [eisers] op 24 maart 2023 benoemd als leden van de commissie.”

“[eisers] hebben een vergadering van de vereniging op 18 oktober 2023 vroegtijdig verlaten, nadat de gemoederen hoog waren opgelopen vanwege meningsverschillen tussen de leden. Bij de eerstvolgende vergadering, gehouden op 14 november 2023 waren [eisers] niet aanwezig.”

“Op 16 november 2023 heeft de heer [naam] , destijds voorzitter van de vereniging, aan [eisers] laten weten dat zij uit de vereniging zijn gezet. [eisers] is diezelfde dag uit de WhatsApp-groep verwijderd.”

De voorzieningenrechter: “[eisers] zijn op 15 maart 2023 door de kiesgerechtigde inwoners van [woonplaats] verkozen als leden van de commissie. Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen zijn [eisers] op 24 maart 2023 benoemd tot leden van de commissie. Niet gesteld of gebleken is dat leden van de commissie andere leden uit de commissie kunnen zetten. De vereniging heeft aangegeven dat er geen reglement of statuten van de commissie zijn die deze mogelijkheid bieden. Voor zover met de mededeling van de heer [naam] aan [eisers] op 16 november 2023 is bedoeld dat [eisers] uit de commissie en/of de vereniging zijn gezet, oordeelt de voorzieningenrechter dat de heer [naam] deze mededeling niet heeft kunnen doen. Er bestond immers geen regel op basis waarvan hij [eisers] uit de commissie danwel de vereniging kon zetten. Blijkens artikel 5 van de statuten van de vereniging kan een lid worden ontzet uit het lidmaatschap van de vereniging wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Ontzetting geschiedt door een besluit van het bestuur van de vereniging, waarna het lid in beroep kan gaan bij de algemene ledenvergadering. Niet is gesteld of gebleken dat het bestuur een dergelijk besluit heeft genomen en dat de procedure van artikel 5 lid 4 van de statuten is gevolgd. Bovendien heeft de ontzetting van een lid uit het lidmaatschap van de vereniging geen gevolg voor het lidmaatschap van de commissie. De conclusie is dat [eisers] nog steeds lid van de commissie en de vereniging zijn. Zij hebben recht op alle voorzieningen die zij nodig hebben om hun taak als (bestuurs)lid van de vereniging uit te voeren. De voorzieningenrechter zal de vorderingen – waarbij de hierna volgende overwegingen zullen worden meegenomen – toewijzen.”

De proceskostenveroordeling voor de vereniging is EUR 1352.

De vereniging is ingeschreven bij de KvK, dus de bestuurders zijn niet direct hoofdelijk aansprakelijk, maar slechts als de vereniging niet aan de proceskostenveroordeling voldoet (artikel 2:30 lid 4 BW). Hoofdelijk = elk voor het geheel, de betalende bestuurder kan proberen het aandeel van de overige bestuurders vergoed te krijgen (art. 6:7 en 6:10 BW). Mogelijk echter dat de vereniging voldoende vermogen heeft om aan de proceskostenveroordeling te voldoen.