De stembriefjes bewaren voor de rechter

Het kan handig zijn om bij omstreden besluiten zeer grondig bewijs te bewaren van de stemming en de uitslag. Ook als de uitslag 50 stemmen voor en 9 stemmen is, zoals hier.

“[De vereniging] heeft de presentielijst, de machtigingsformulieren, de ingevulde stembriefjes en verklaringen van de drie leden van de telcommissie overgelegd (producties 7 t/m 9 van de vereniging [dat wil zeggen: als bewijs).

Mogelijk gaat het om kopieën van de stembriefjes, dat weet ik niet zeker.

Voor erg grote verenigingen met een groot budget kan het handig zijn om een notaris de ALV te laten bijwonen en een proces verbaal van de vergadering te laten opmaken. Maar voor andere verenigingen lijkt me dit wel de meest degelijke manier: een telcommissie van drie leden, en bewaren van de presentielijst, de volmachten en de getelde stembriefjes.

Rechtbank Rotterdam 17 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9241

Is het bekrachtigingsbesluit van de ALV nietig of vernietigbaar?

4.7.

[eiseressen] hebben op de voet van artikel 8 lid 6 van de statuten bij de ALV beroep ingesteld tegen de ontzettingsbesluiten. Op de ALV van 15 juli 2024 is het beroep van [eiseressen] besproken en heeft er een stemming van de leden plaatsgevonden. Het resultaat was dat de ontzettingsbesluiten door de ALV zijn bekrachtigd. [eiseressen] stellen echter dat het bekrachtigingsbesluit nietig dan wel vernietigbaar is vanwege de onrecht- althans onregelmatige gang van zaken rondom de stemprocedure tijdens de vergadering. Zij wijzen op verschillende punten die volgens hen niet deugen. De vereniging heeft daar gemotiveerd verweer tegen gevoerd. Geoordeeld wordt als volgt.

4.8.

[eiseressen] voeren aan dat het bestuur van tevoren en zonder overleg al een telcommissie had aangewezen. Anders dan zij menen, is die handelwijze niet onrechtmatig en raakt die evenmin de geldigheid van de stemming. Het bestuur is op grond van artikel 11 van de statuten bevoegd om tijdelijke commissies in te stellen en op te heffen. De vereniging heeft, onder overlegging van verklaringen van een voormalig voorzitter en leden (haar producties 10 en 11), verklaard dat het vooraf instellen van een telcommissie sinds jaar en dag de gebruikelijke gang van zaken is als er wordt gestemd. [eiseressen] hebben daar niet althans onvoldoende op gereageerd. Bovendien heeft de vereniging onweersproken gesteld dat naar aanleiding van het protest van [eiseressen] tegen twee van de drie leden van de telcommissie, twee andere leden zijn aangewezen tegen wie [eiseressen] geen bezwaar hadden. De aldus nieuw samengestelde telcommissie heeft vervolgens het daadwerkelijke tellen voor haar rekening genomen.

4.9.

[eiseressen] menen dat de bestuurders van de vereniging vanwege een belangenverstrengeling niet hadden mogen stemmen en dat de vergadering had moeten worden voorgezeten door een onafhankelijk persoon, niet zijnde een bestuurslid. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Op grond van artikel 12 lid 12 van de statuten worden algemene vergaderingen geleid door de voorzitter. De bestuursleden zijn tevens lid van de vereniging en mogen als zodanig hun stemrecht uitoefenen op de ALV. Dat zij betrokken zijn bij de kwestie met [eiseressen], in die zin dat het hun autoriteit en reputatie was die door de coup werd aangetast, is geen grond om hun stemrecht te onthouden. Daarvoor is geen statutaire of wettelijke grondslag. Een bestuurslid mag alleen niet deelnemen aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging (artikel 2:44 lid 6 jo. lid 3 BW) en dat is hier niet aan de orde.

4.10.

[eiseressen] betogen dat er sprake is van een onrechtmatige gang van zaken, althans een gang van zaken die de geldigheid van de stemming aantast, als het gaat om de wijze waarop de stemming heeft plaatsgevonden. Zij wijzen erop dat de stembriefjes willekeurig werden uitgedeeld terwijl iedereen door elkaar liep, dat de ingevulde stembriefjes in een grote envelop gingen, dat de namen van [eiseressen] samen op één stembriefje stonden, dat de stemmen achter gesloten deuren werden geteld, dat er stembriefjes tijdens het stemmen verscheurd werden en door het bestuur nieuwe werden uitgedeeld, dat leden monddood werden gemaakt en [eiseressen] na de stemming geen bezwaar mochten maken.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat de wet en de statuten geen bijzondere regels op dit punt bevatten. Het is aan de voorzitter om erop toe te zien dat elk lid ordentelijk zijn of haar stem kan uitbrengen, maar verdere formaliteiten gelden niet. Tegen die achtergrond heeft de vereniging toegelicht dat de stemming zo is verlopen dat voor iedereen duidelijk was waarover werd gestemd en dat de stemmen behoorlijk konden worden uitgebracht. Zij heeft gemotiveerd en onderbouwd gereageerd op ieder van de punten van [eiseressen] Zij heeft de presentielijst, de machtigingsformulieren, de ingevulde stembriefjes en verklaringen van de drie leden van de telcommissie overgelegd (producties 7 t/m 9 van de vereniging). [eiseressen] hebben vervolgens andere feiten aangedragen die de telling volgens hen ondeugdelijk maken, maar hebben dit verder niet onderbouwd. Met de voorliggende stukken hebben [eiseressen] voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de wijze waarop er is gestemd, ondeugdelijk is. Voorshands is voldoende gewaarborgd dat elk lid naar behoren kon stemmen en dat de stemmen zorgvuldig, per persoon over wier ontzetting kon worden gestemd, zijn geteld. Desgewenst kunnen [eiseressen] hun bezwaren in de bodemprocedure, waar anders dan in dit kort geding gelegenheid is om bewijs te leveren, nader onderbouwen en bewijzen.

4.11.

[eiseressen] zetten vraagtekens bij het aantal stemmen waarop het bekrachtigingsbesluit is gebaseerd en stellen dat sommige leden van de vereniging in strijd met de statuten twee keer hebben gestemd en meer volmachten hebben ingediend dan is toegestaan. De vereniging heeft daartegen aangevoerd dat een aantal leden een dubbel-lidmaatschap heeft. Dat systeem dateert van 2018 toen de vereniging is samengegaan met een andere vereniging. Sommige leden van die andere vereniging (met een nutstuin) waren tevens lid van de vereniging (met een verblijfstuin). Op de ALV van 17 maart 2018 is toen besloten dat die leden bij de overheveling van het lidmaatschap een dubbel-lidmaatschap kregen. Dat wil zeggen dat zij met hun twee tuinen twee keer op de ledenlijst staan, twee keer contributie betalen en dubbel stemrecht hebben. Het bestuur heeft ervoor gekozen om dat besluit, in aanvulling op de statuten, als addendum in het huishoudelijk reglement op te nemen. Daarbij is besloten een uitsterfbeleid te hanteren, dat wil zeggen dat dit alleen geldt voor de leden met een volkstuin en een verblijfstuin in het kader van de overname, en totdat hun lidmaatschap eindigt.

4.11.1.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het huishoudelijk reglement niet in strijd mag zijn met de statuten. Is dat wel het geval, dan zijn de bepalingen in de statuten leidend (artikel 2:14 lid 1 BW). De vraag is of het addendum een aanvulling is op de statuten (volgens de vereniging) of daarmee in strijd is (volgens [eiseressen]). In artikel 4 lid 4 van de statuten is bepaald dat aan een lid slechts één tuin in gebruik kan worden gegeven; dat is in overeenstemming met artikel 4 lid 2. In artikel 12 lid 5 van de statuten is vermeld dat een lid in de ALV één stem kan uitbrengen. Gezien de bewoordingen en de strekking van deze statutaire bepalingen, is het op deze wijze creëren van een dubbel-lidmaatschap met daarbij behorend twee stemmen in de ALV daarmee in strijd. Dat het bestuur heeft bepaald dat het gaat om een tijdelijke situatie waarvoor een uitsterfbeleid geldt, is een aanwijzing dat de vereniging zich dat ook realiseert. Die situatie duurt nu echter al 6 jaar en leidt ertoe dat het evenwicht in de vereniging, waar het gaat om de stemverhouding, is verstoord. De regeling in het huishoudelijk reglement kan dus op dit punt niet de regeling in de statuten opzij zetten. Daarmee is het geschil over de vraag of die regeling in het huishoudelijk reglement destijds volgens de regels tot stand is gekomen zonder belang.

4.11.2.

Dat brengt met zich dat de leden die een dubbele stem hebben uitgebracht, dat niet mochten doen. Verder hebben sommige van die leden kennelijk niet alleen zelf twee stemmen uitgebracht, maar ook gestemd op basis van twee volmachten, wat niet is toegestaan ingevolge artikel 12 lid 6 van de statuten.

Nu het bekrachtigingsbesluit tot stand is gekomen in strijd met artikel 12 leden 5 en 6 van de statuten – een statutaire bepaling die het tot stand komen van besluiten regelt – is het bekrachtigingsbesluit vernietigbaar op de voet van artikel 2:15 lid 1 sub a BW.

4.11.3.

De vereniging heeft, met een beroep op artikel 2:15 lid 3 sub a BW, echter aangevoerd dat [eiseressen] geen redelijk belang hebben bij hun beroep op de naleving van die verplichting, omdat hun beroep alsnog door de meerderheid van de leden ongegrond zou zijn verklaard, zelfs als geen rekening zou worden gehouden met de ongeldige stemmen van de leden met een dubbel-lidmaatschap. De vereniging maakt hier een terecht punt. Uit productie 12 van de vereniging (met facturen waarin contributie en kosten in rekening zijn gebracht) kan worden opgemaakt dat er slechts drie leden zijn met een dubbel-lidmaatschap ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]). Dit blijkt ook uit de presentielijst van de ALV, waarin de leden met de tuinnummers staan vermeld. Deze drie leden hebben ieder twee keer gestemd, terwijl zij maar één stem hadden. En twee van deze leden ([naam 2] en [naam 3]) hebben daarnaast nog tweemaal gestemd op basis van een volmacht, terwijl ieder lid slechts eenmaal kan worden gemachtigd. Dat betekent dat vijf van de door hen uitgebrachte stemmen ongeldig zijn. De telcommissie heeft 50 stemmen voor ongegrondverklaring van het beroep van [eiseressen] en 9 stemmen voor gegrondverklaring geteld. Ook na correctie van de dubbelstemmen kan worden aangenomen dat nog steeds de meerderheid van de op de ALV aanwezige leden voor ontzetting van [eiseressen] heeft gestemd. Een quorumvereiste is er niet.

4.12.

In de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld in hoeverre de door [eiseressen] gestelde onrechtmatigheden komen vast te staan en, als dat het geval is, of die onrechtmatigheden zodanig ernstig zijn dat het bekrachtigingsbesluit moet worden vernietigd wegens strijd met de statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen en/of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.

Geen klachtplicht bij wanbestuur

De Hoge Raad hakt, in een beknopt arrest, een knoop door: “Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat aan een bestuurder ter afwering van zijn aansprakelijkheid op de voet van art. 2:9 BW jegens de rechtspersoon, geen beroep kan toekomen op art. 6:89 BW. Dit vloeit voort uit de aard van de rechtsverhouding tussen bestuurder en rechtspersoon (zie hiervoor in 3.2) en uit de omstandigheid dat een rechtspersoon bezwaarlijk kan worden tegengeworpen dat de bestuurder tijdens zijn aanstelling ter zake van onbehoorlijke taakvervulling door hemzelf als bestuurder tegenover de rechtspersoon, nalaat namens die rechtspersoon te protesteren bij zichzelf.4 Het voorgaande geldt eveneens voor de ingevolge art. 2:9 lid 2 BW hoofdelijk met die bestuurder verbonden medebestuurders nu onder meer de collegiale verhoudingen binnen het bestuur kunnen bemoeilijken dat binnen bekwame tijd wordt geprotesteerd tegen onbehoorlijke taakvervulling van een medebestuurder.5

Met andere woorden: als je er als bestuurder een zooitje van maakt, kan het nieuwe bestuur je namens de vereniging aansprakelijk stellen. Je kan dan geen beroep doen op art. 6:89 BW, waarin de algemene regel is dat je tijdig moet klagen als iemand anders – denk een aannemer – niet goed presteert bij het uitvoeren van een overeenkomst (of iets breder: bij het nakomen van een verbintenis).

De termijn voor de vereniging om een rechtszaak te starten is in beginsel 6 maanden na het aftreden van de bestuurder in kwestie (artikel 3:321 lid 1, aanhef en onder d, BW).

Hoge Raad 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:681


Vlg. voor de verlenging van de verjaring van een vordering op de voet van art. 2:9 BW: art. 3:321 lid 1, aanhef en onder d, BW en Parl. Gesch. Boek 3, p. 938.


Vgl. HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1413, rov. 3.3.

De verkoopopbrengst van het pand verdelen onder de resterende leden

n de periode 1975 – 1985 heeft deze vereniging (in twee delen) de onroerende zaak gelegen aan de [adres+plaats] in eigendom verkregen, voor een koopsom van in totaal fl. 16.000,00 (omgerekend € 7.260,48). In de jaren daarna is deze onroerende zaak in gebruik genomen als verenigingsgebouw en door de leden van de vereniging opgeknapt, verbouwd en onderhouden.

Bij notariële akte van 16 mei 2007 is de vereniging omgezet in een stichting,

Bij notariële akte van 5 september 2018 is de stichting omgezet in een vereniging,

Artikel 23 lid 3 van de statuten van verzoekster luidt als volgt:

‘Het batig saldo na vereffening vervalt aan degenen die ten tijde van het besluit tot ontbinding lid waren. Ieder van hen ontvangt een gelijk deel. Bij het besluit tot ontbinding kan echter ook een andere bestemming van het batig saldo worden gegeven. Het vermogen dat de vereniging bezat bij omzetting van de stichting in een vereniging en de vruchten daarvan mogen slechts met toestemming van de rechter anders worden besteed dan op de wijze zoals voor de omzetting in de statuten van de stichting was voorgeschreven.’. [te weten: “een batig saldo te alle tijde ten goede dient te komen aan een of meer culturele doelen in de gemeente [plaats] ’.”]

Het eigen vermogen van verzoekster bedraagt ongeveer € 326.000,00. Daarin is ook de opbrengst van de verkoop en levering (op 11 augustus 2023) van de hiervoor genoemde onroerende zaak begrepen. De onroerende zaak is verkocht voor € 265.000,00.

Op 1 januari 2023 had verzoekster nog 26 leden.

Het verzoek strekt tot het geven van goedkeuring om het batige vermogen van verzoekster onder de leden te mogen verdelen

In artikel 2:18 lid 6 BW is het volgende bepaald:

‘Na omzetting van een stichting moet uit de statuten blijken dat het vermogen dat zij bij de omzetting heeft en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven. Hetzelfde geldt voor de statuten van een rechtspersoon voor zover dit vermogen en deze vruchten daarop krachtens fusie of splitsing zijn overgegaan.’.

Vóór de omzetting van de stichting gold dat een batig saldo ten goede diende te komen aan een of meer culturele doelen in de gemeente [plaats] . Een verdeling van een batig saldo onder de leden is daarmee niet in overeenstemming. Daarom is toestemming van de rechter vereist.

De leden menen, achteraf bezien, dat zij in 2007 niet goed zijn voorgelicht door de notaris. Na voortschrijdend inzicht (geen aanwas van nieuwe leden en de vrees voor verlies van het bezit van de oude vereniging), is de stichting in 2018 omgezet in een vereniging.

Uit de overgelegde stukken blijkt verder, zoals ter zitting ook is toegelicht, dat de (meeste) leden die per 1 januari 2023 lid waren van de vereniging ook al lid waren ten tijde van de verkrijging van het verenigingsgebouw en dat zij al die jaren het beheer en onderhoud voor hun rekening hebben genomen. Zij hebben er dus tijd en wellicht ook eigen geld in gestoken. Niet gebleken is dat zij in de loop van de jaren een beroep hebben gedaan op subsidies of fondsen ter ondersteuning van hun activiteiten dan wel ter dekking van kosten. Tegen deze achtergrond vindt de rechtbank het op zijn plaats dat het batig saldo in de vereniging ook ten goede komt aan de leden. De leden hebben ter zitting voldoende toegelicht dat hun vereniging geen bestaansrecht meer heeft en dat de vereniging enkel in stand gehouden zou worden vanwege het vermogen. Gelet hierop acht de rechtbank een verdeling van het batig saldo onder de leden gerechtvaardigd.

De uitspraak is lastig te begrijpen. Een factor zou kunnen zijn dat de statuten van de eerste vereniging gewijzigd hadden kunnen worden om de bestemming van het saldo bij ontbinding vast te stellen als verdeling onder de leden terwijl het vermogen na de omzetting in de stichting ‘vast’ zat in de stichting. Aan de andere kant is mij onduidelijk of de genoemd aankoopprijs in 1975 marktconform was, en wat toen de financiering was.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2024:402

Ruzie (50plus)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9236

De zaak wordt gedomineerd door interne tegenstellingen binnen het bestuur van de politieke partij, de vereniging 50Plus. [naam 1] en [naam 2] aan de ene kant en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de andere kant hebben ieder voor zich getracht alleenheerschappij binnen de vereniging te krijgen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben [naam 1] op non-actief gesteld als bestuurslid. [naam 2] heeft zich geschaard aan de zijde van [naam 1] . [naam 1] en [naam 2] hebben getracht een ledenvergadering te beleggen waarin getracht is [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te ontslaan als bestuurders. Dit kort geding spitst zich toe op de vraag of [naam 1] en [naam 2] toegang moeten krijgen tot het partijbureau en tot de administratie en informatie van het bestuur.

Het verenigingsrecht kent als uitgangspunt een collegiaal bestuur. De statuten kunnen, zoals hier het geval is, kwaliteiten toekennen aan sommige bestuursleden (voorzitter, vice-voorzitter, penningmeester en secretaris) waarmee bepaalde taken primair worden toebedeeld aan individuele leden maar dat maakt nog niet dat gewone bestuursleden in informatie en zeggenschap achtergesteld kunnen worden bij andere bestuursleden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] menen niettemin niet gehouden te zijn [naam 1] en [naam 2] toe te laten tot de bestuurlijke omgeving omdat zij vrezen voor misbruik van informatie door [naam 1] en [naam 2] waarbij zij wijzen op hun pogingen de algemene vergadering naar hun hand te zetten. Om die reden willen [[gedaagde 1] en [gedaagde 2] ] niet ingaan op het verzoek van [naam 1] en [naam 2] tot inzage in de ledenlijst uit vrees dat door [naam 1] en [naam 2] opnieuw een algemene vergadering bijeen wordt geroepen.

Het (verenigings)recht biedt waarborgen tegen een onbehoorlijke vervulling van bestuurstaken. De ledenvergadering kan gevraagd worden in te grijpen en er kunnen in kort geding ordemaatregelen worden gevorderd. In plaats van die wegen te bewandelen hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich evenals [naam 1] en [naam 2] schuldig gemaakt aan het nemen c.q. uitlokken van maatregelen zonder bevoegdheid daartoe.

Uitgangspunt moet daarom ook thans nog zijn dat het collegiale bestuur waarin ieder lid persoonlijk verantwoordelijkheid draagt voor een behoorlijke functievervulling, gerespecteerd wordt door elk individueel bestuurslid. De voorzieningenrechter zal om die reden de primaire vordering van [naam 1] en [naam 2] toewijzen echter zo gemodificeerd dat daarmee niet de indruk wordt gewekt alsof [naam 1] en [naam 2] exclusieve rechten verwerven met uitsluiting van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] want daarvan kan geen sprake zijn omdat de overige bestuursleden nog in functie zijn.

Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat ondanks de verstoorde verhoudingen, ieder lid gehouden is in open en zakelijke samenwerking met de andere bestuursleden het bestuur te blijven voeren en zich te onthouden van solo-optredens op bestuurlijk vlak.

Bestuurders van informele vereniging moeten betalen

Om een vereniging op te richten hoef je niet naar de notaris. Je kan het gewoon doen. Artikel 2:30 BW ziet op een vereniging die geen notariële statuten heeft, en bepaalt onder meer dat de bestuurders hoofdelijk naast de vereniging verbonden voor schulden uit een rechtshandeling die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. Zulke verenigingen worden aangeduid als verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid omdat ze, ook volgens artikel 2:30 BW, geen registergoederen kunnen verkrijgen (dus geen eigenaar van een gebouw kunnen zijn). In deze zaak is een subsidie toegekend aan zo’n vereniging voor projecten, die niet door zijn gegaan.
“Op het moment dat het voor [gedaagde sub 1] [bestuurder] duidelijk werd dat het niet mogelijk was voor VBSS om alle evenementen te organiseren doordat teveel voor levensonderhoud was ingeteerd op de verstrekte gelden heeft hij een poging ondernomen om de gelden langs een andere weg terug te krijgen, namelijk door het doen van investeringen in Antares en in NFT’s. [gedaagde sub 2] was het met deze besluiten niet eens maar had niet de beslissingsmacht om [gedaagde sub 1] , die zelfstandig bevoegd was, te weerhouden van deze investeringen. [gedaagde sub 1] is helaas niet in zijn opzet geslaagd. “
De bestuurders erkennen dat zijn een bedrag van ongeveer van € 66.000 moeten terugbetalen “omdat zij (op grond van artikel 2:30 BW naar de rechtbank begrijpt) als bestuurders gehouden zijn de verplichtingen van VBSS uit de met NJi gesloten overeenkomsten na te komen.”

De bankrekening van de vereniging is leeg en de vereniging is ontbonden.

De rechtbank: “Verder geldt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een gezamenlijke huishouding voeren, dat de met voorschotten gedane uitgaven ook ten gunste van [gedaagde sub 2] zijn gekomen en dat er bedragen van de ontvangen voorschotten ook naar haar privérekening zijn overgemaakt. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens NJi een onrechtmatige daad hebben gepleegd, die hen beiden kan worden toegerekend. Dat volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de voorschotten aan privédoeleinden zijn opgegaan als gevolg van omstandigheden waarop zij totaal geen invloed hadden, zoals Corona en het niet kunnen voorzien hun levensonderhoud, doet niet af aan het toerekenbaar onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens NJi.”

“Hoofdelijk” betekent, overigens, elk voor het geheel.

Het is me niet duidelijk of de vereniging meer leden had dan de twee bestuursleden. Dat is overigens geen bestaansvereiste voor een vereniging.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:7458