Wie zijn er het bestuur (Shaan-E-Islam)

Gerechtshof Den Haag 26 mei 2015
ECLI:NL:GHDHA:2015:1211


Zaak met alles erop en eraan. Voorzitter treedt af. “Bezorgde leden”  verzoeken om ALV, bestuur geeft geen gehoor, organiseert eigen ALV. De bezorgde leden organiseren een ALV op kennelijk dezelfde plaats en tijd. Een nieuw interim bestuur wordt gekozen, echter naar het hof oordeelt, is deze verkiezing ongeldig omdat de brief met het verzoek tot bijeenroeping door slechts één lid was ondertekend.
Nog een ALV, na een kort geding, waarbij de vergadering door beide kampen als geldige ALV wordt beschouwd, maar waarbij betwist wordt wat er besloten is. Het hof hakt de knoop door: de leden hebben de stellingen van de vereniging niet voldoende betwist en het hof volgt de lezing van de vereniging. Nog een ongeldige ALV bijeengeroepen door het interimbestuur. Door het (zittende) bestuur bijeengeroepen ALV is tot slot wel geldig ondanks enkele mogelijke schoonheidsfouten. 

Voor de praktijk is rov. 4.2 van belang: 

Besluiten tot het bijeenroepen van een algemene vergadering worden genomen door het bestuur (art. 2:41 lid 1 BW; art. 12 lid 2 van de statuten van de Vereniging) of, onder in de wet genoemde voorwaarden, door een groep leden die ten minste een tiende gedeelte van de stemmen in de algemene vergadering vertegenwoordigt (art. 2:41 lid 3 BW). Een vergadering waaraan niet een geldig besluit tot bijeenroeping door het bestuur of een groep leden als bedoeld in art. 2:41 lid 3 BW ten grondslag ligt, is geen algemene (leden)vergadering. Besluiten, genomen in een zodanige vergadering, zijn nietig (art. 2:14 lid 1 BW). Van de regels betreffende de bevoegdheid tot bijeenroeping zijn te onderscheiden de regels betreffende de wijze van bijeenroeping (ook wel aangeduid als ‘oproeping’). Niet-naleving van de regels voor oproeping leidt niet tot nietigheid maar tot vernietigbaarheid van de in de vergadering genomen besluiten, omdat die regels worden beschouwd als voorschriften die het tot stand komen van besluiten regelen (art. 2:15 lid 1 onder a BW). De bevoegdheid tot het vorderen van vernietiging vervalt een jaar na bekendmaking van de besluiten (art. 2:15 lid 5 BW).


arrest van 26 mei 2015
inzake
[naam], […]
hierna te noemen: [appellant 1] c.s.,
tegen

Vereniging Nederlandse Moslim Associatie Shaan-E-Islam, geïntimeerde,

hierna te noemen: de Vereniging,

Het geding

Bij exploot van 26 juni 2013 is [appellant 1] c.s. in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank Rotterdam, Afdeling privaatrecht, Team handel, tussen partijen gewezen vonnissen van 13 januari 2010 en 27 maart 2013. Bij exploot van 15 juli 2013 heeft de Vereniging aan [appellant 1] c.s. een vroegere roldatum aangezegd. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant 1] c.s. dertien grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft de Vereniging de grieven bestreden.

Vervolgens is arrest bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor zover de door de rechtbank vastgestelde feiten niet zijn weersproken, neemt ook het hof deze tot uitgangspunt. [appellant 1] c.s. heeft in (de toelichting op) zijn grief 1 aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte bepaalde feiten onvermeld heeft gelaten. Voor zover relevant zal het hof met die feiten in het navolgende rekening houden.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1.

Tussen (groepen van) leden van de Vereniging bestaat al enige jaren onenigheid (mede) naar aanleiding van bouwplannen voor een nieuwe moskee en de verkoop in september 2007 van de appartementsrechten [adres] te [plaats], waarvan de Vereniging rechthebbende was. Over de (on-)geldigheid van deze verkoop is een procedure gevoerd bij de rechtbank Rotterdam onder zaak- en rolnummer 302626 / HA ZA 08-622. In dit geding, waarin de Vereniging als eiseres optrad, heeft de rechtbank op 18 september 2013 vonnis gewezen. Daartegen is hoger beroep bij het hof ingesteld (zaaknummer 200.141.155/01).
2.2.

Op 2 september 2007 is [B] afgetreden als voorzitter van het bestuur van de Vereniging.
Op 6 november 2007 is in naam van het bestuur van de Vereniging een algemene ledenvergadering (ALV) bijeengeroepen op 18 november 2007, om 10 uur. Op de agenda stond onder meer “05 verkiezing voorzitter cq andere leden van het bestuur”.
Bij brief van 13 november 2007 aan de secretaris van de Vereniging heeft [K] namens een aantal (niet bij naam genoemde) “verontruste leden” (verder: de Actiegroep) de geldigheid van de oproeping voor de ALV bestreden op een aantal in de brief genoemde gronden. In de brief is voorts melding gemaakt van een 29 oktober 2007 “door de leden” aan de voorzitter en het bestuur van de Vereniging gerichte brief waarin “een Algemene Ledenvergadering is aangevraagd” en is gevraagd om toezending van de namen van de bestuursleden van de Vereniging. Op deze brief is geen reactie gekomen van het bestuur van de vereniging.
In een 14 november 2007 gedateerde brief heeft de Actiegroep de leden uitgenodigd tot het bijwonen van een ALV van de Vereniging, te houden op 18 november 2007. In de brief is uitsluitend vermeld dat “inloop” plaatsvindt van 09.30 – 10.30 uur. Op de agenda die in deze brief is opgenomen is onder meer vermeld:
“5 Ontslag alle huidige bestuursleden (…)
7 Benoeming bestuursleden/Voorzitter (…)”.
Op 18 november 2007 zijn beide agenda’s behandeld en is een besluit genomen tot ontslag van het zittende bestuur en van de beleidscommissie, en is een nieuw bestuur (ook wel genoemd: “interim-bestuur”) gekozen.
2.3.

De Vereniging heeft een kort geding aangespannen tegen vier personen die meenden het bestuur van deVereniging te vormen. Bij vonnis van 18 februari 2008 (zaak- en rolnummer 301496 / KG ZA 08-129) heeft de voorzieningenrechter in dat kort geding het volgende geoordeeld:
“Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting is voorshands binnen de reikwijdte van dit kort geding niet duidelijk geworden bij wie het bevoegd gezag van de vereniging ligt. Mitsdien kan niet worden vastgesteld of aan de vordering zoals thans door eiseres is geformuleerd een rechtsgeldig besluit van (het bevoegde gezag van) de vereniging ten grondslag ligt, hetgeen door gedaagden gemotiveerd wordt betwist. Derhalve zal eiseres niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het in de rede ligt dat de algemene vergadering als hoogste orgaan van de vereniging hierover duidelijkheid verschaft.”

2.4

Het interim-bestuur heeft op 9 maart 2008 een ALV belegd. Op 9 maart 2008 heeft mr. [M], notaris, een proces-verbaal opgemaakt. Relevante passages in dit proces-verbaal luiden als volgt:
“Voorts stelt de dagvoorzitter het voorstel aan de orde het bestuur en de beleidscommissie van de vereniging te kiezen. (…). De heren [appellant 1], [naam], [naam], [appellant 2] en [appellant 4] stellen zich verkiesbaar als bestuurslid. Voorts stellen de heren [appellant 3], [naam] en [naam] zich verkiesbaar als lid van de beleidscommissie. (…) De voorzitter brengt het voorstel (…) in stemming (…). Aan het slot van de vergadering constateert de voorzitter dat alle voorstellen zijn aangenomen (…).”

2.5.

Op 22 juni 2008 heeft mr. [R], notaris, een proces-verbaal opgemaakt. Relevante passages in dit proces-verbaal luiden als volgt:
“De voorzitter brengt in herinnering de vergadering van achttien november tweeduizend zeven (…).
Daar is een interimbestuur uit voortgekomen. Vervolgens hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met de inmiddels ingestelde verzoeningscommissie welke geen enkel resultaat hebben opgeleverd.
Vervolgens is de vergadering van negentien februari tweeduizend acht uit geroepen door de heer [appellant 1] voorafgaande aan welke vergadering een kort geding procedure is aangespannen waarbij de rechter heeft beslist dat de vergadering moest doorgaan maar gebruik moest worden om een adempauze in te lassen en in feite terug te gaan naar de situatie van voor achttien november tweeduizend zeven.
In de vergadering van negentien februari tweeduizend acht is over geen van de door de heer [appellant 1] ingebrachte voorstellen een besluit genomen en indachtig de tussen de advocaten van betrokkenen uigewisselde standpunten door de algemene vergadering een verkiezingscommissie ingesteld die de volgende algemene ledenvergadering moest voorbereiden en daarvoor de agenda moest vaststellen. (…)
Daarna (…) is besloten een informatieve ledenvergadering te houden op negen maart tweeduizend acht. (…) In de tussentijd had de heer [appellant 1] zelfstandig op diezelfde dag negen maart tweeduizend acht zonder de verkiezingscommissie een vergadering bijeengeroepen waarbij onder voorzitterschap van hem zelf een nieuw bestuur is gevormd. (…)
Vervolgens gaat de voorzitter over tot het in stemming brengen van de voorstellen zoals vermeld op de agenda.
Nadat de verkiezingscommissie de stembiljetten heeft gecontroleerd deelt de voorzitter mede dat er zes en negentig stemmen zijn uitgebracht en de uitslag van de stemming als volgt is:
1. [naam] bestuurslid/voorzitter; vier en negentig stemmen voor en twee tegen
2. [naam] vier en negentig stemmen voor en twee blanco
3. de heer [naam] vijf en negentig stemmen voor en een stem blanco
4. de heer [naam] vier en negentig stemmen voor en twee stemmen tegen.
5. de heer [naam] zes en negentig stemmen voor
6. de heer [naam] vier en negentig stemmen voor en twee stemmen tegen.
7. De heer [naam], zes en negentig stemmen voor.
De voorzitter constateert dat alle bestuursleden zijn verkozen.”
2.6.

Verschillende personen beschouwen zichzelf thans als bestuurder van de Vereniging en beleggen uit dien hoofde algemene ledenvergaderingen waar besluiten worden genomen.
2.7.

[appellant 1] c.s. heeft in eerste aanleg nietigverklaring dan wel vernietiging gevorderd van de volgende besluiten van de Vereniging, met veroordeling van de Vereniging in de proceskosten:
– het besluit van 22 juni 2008 tot ontslag van het tot dan zittende bestuur;
– het besluit van 22 juni 2008 tot benoeming tot bestuurslid en inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de volgende personen:
[naam], voorzitter;
[naam], secretaris;
[naam], penningmeester;
[naam], bestuurslid;
[naam], bestuurslid;
[naam], bestuurslid;
– het besluit van het nieuwe bestuur tot beëindiging van de procedures die door mr. [X] en mr. [Y] werden gevoerd en waarvan kennis werd gegeven op 1 juli 2008 (de procedure bij de rechtbank Rotterdam onder zaak- en rolnummer 302626 / HA ZA 08-622);
– de beslissing tot benoeming van bestuursleden buiten de ALV om (dit betreft [naam]);
– de beslissing om een algemene ledenvergadering voor 12 oktober 2008 uit te schrijven en andere algemene ledenvergaderingen, met name nadien;
– de beslissing tot omzetting van de vereniging in een stichting (voor zover deze beslissing is genomen, al dan niet op de voor 12 oktober 2008 uitgeschreven algemene ledenvergadering);
– de beslissing tot weigering van de toegang aan de leden van de vereniging tot de ruimte aan de [adres].
2.8.

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [appellant 1] c.s. in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank was van oordeel dat [appellant 1] c.s. zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd en voorts dat nu de gang van zaken voorafgaand en tijdens de algemene ledenvergadering van 22 juni 2008 in de toen gegeven omstandigheden het maximaal haalbare was, mede in het licht van art. 2:8 BW, de tijdens die algemene ledenvergadering genomen beslissingen rechtmatig zijn genomen.
3. In hoger beroep vordert [appellant 1] c.s. dat het hof de vonnissen van 13 januari 2010 en 27 maart 2013 vernietigt en, naar het hof begrijpt, de in eerste aanleg ingestelde vordering alsnog toewijst, met veroordeling van de Vereniging in de kosten van beide instanties.

4.1

Partijen houdt in de kern verdeeld of rechtsgeldige en onaantastbare benoemingen tot bestuurder hebben plaatsgevonden op 9 maart 2008 dan wel op 22 juni 2008. Volgens [appellant 1] c.s. was dit wel het geval op 9 maart 2008 maar niet op 22 juni 2008, terwijl volgens de Vereniging de benoemingen op 22 juni 2008 geldig en onaantastbaar zijn en die van 9 maart 2008 niet. Het hof ziet aanleiding om, alvorens specifiek op de grieven in te gaan, de geldigheid van de benoemingen op 9 maart 2008 en 22 juni 2008 te onderzoeken. Omdat daarvoor mede van belang is de geldigheid van de besluitvorming in vergaderingen op 18 november 2007 en 19 februari 2008, zal het hof ook daarop ingaan.
4.2

Besluiten tot het bijeenroepen van een algemene vergadering worden genomen door het bestuur (art. 2:41 lid 1 BW; art. 12 lid 2 van de statuten van de Vereniging) of, onder in de wet genoemde voorwaarden, door een groep leden die ten minste een tiende gedeelte van de stemmen in de algemene vergadering vertegenwoordigt (art. 2:41 lid 3 BW). Een vergadering waaraan niet een geldig besluit tot bijeenroeping door het bestuur of een groep leden als bedoeld in art. 2:41 lid 3 BW ten grondslag ligt, is geen algemene (leden)vergadering. Besluiten, genomen in een zodanige vergadering, zijn nietig (art. 2:14 lid 1 BW). Van de regels betreffende de bevoegdheid tot bijeenroeping zijn te onderscheiden de regels betreffende de wijze van bijeenroeping (ook wel aangeduid als ‘oproeping’). Niet-naleving van de regels voor oproeping leidt niet tot nietigheid maar tot vernietigbaarheid van de in de vergadering genomen besluiten, omdat die regels worden beschouwd als voorschriften die het tot stand komen van besluiten regelen (art. 2:15 lid 1 onder a BW). De bevoegdheid tot het vorderen van vernietiging vervalt een jaar na bekendmaking van de besluiten (art. 2:15 lid 5 BW).
De vergadering op 18 november 2007
4.3

Tijdens de op 18 november 2007, op initiatief van de Actiegroep gehouden vergadering is besloten tot ontslag van het bestuur van de Vereniging en benoeming van het interim-bestuur, waarvan [appellant 1] deel uitmaakte. Binnen de Vereniging is discussie ontstaan over de vraag of de vergadering door het vereiste aantal leden was bijeengeroepen en de oproep correct was gedaan. De vraag of de oproepingstermijn in acht was genomen is niet meer van belang, aangezien niet binnen een jaar een vordering tot vernietiging van de benoeming is ingesteld. Indien evenwel de bijeenroeping niet door het vereiste aantal leden is geschied, is de benoeming van het interim-bestuur nietig. [appellant 1] c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijeenroeping in overeenstemming met art. 2:41 lid 3 BW heeft plaatsgevonden. De Vereniging betwist dit.
Het hof stelt vast dat [appellant 1] c.s. het bestuur bij aangetekende brief van 29 oktober 2007 heeft gevraagd een ALV bijeen te roepen. In deze brief vroeg [appellant 1] c.s. om een opgave van het minimaal vereiste aantal leden om een verzoek als bedoeld in art. 2:41 lid 2 BW (rechtsgeldig) te kunnen doen. De brief zelf behelsde dus nog geen ALV-verzoek, temeer niet waar de brief alleen is ondertekend door [K] namens niet bij naam genoemde “verontruste leden”. Toen het bestuur niet op de brief reageerde, heeft voornoemde [K] op 18 november 2007, wederom namens “verontruste leden”, een oproep doen uitgaan voor een ALV op 18 november 2007.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van deze gang van zaken niet de conclusie worden getrokken dat door [K] in overeenstemming met art. 2:41 lid 2 en 3 BW een rechtsgeldige bijeenroeping heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat het toenmalige bestuur niet heeft gereageerd op de brief van 29 oktober 2007 geeft geen grond de bijeenroeping door [K] wel – eventueel met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 lid 2 BW) rechtsgeldig te achten. Uit de brief van 29 oktober bleek immers geenszins hoe groot de groep “verontruste leden” was en wie daartoe behoorden. 
De omstandigheid dat het toenmalige bestuur eveneens op 18 november 2007 een algemene ledenvergadering heeft bijeengeroepen brengt niet mee dat de besluitvorming op basis van de agenda, vermeld in de brief van [K] van 14 november 2007, wel tot (in beginsel rechtsgeldige) besluiten in een ALV heeft geleid. [appellant 1] c.s. heeft weliswaar gesteld dat [appellant 1] c.s. en een groep leden rond (oud)-voorzitter [B] “op de ALV besloten samen te gaan en één ALV te vormen”. In de kennelijk door [appellant 1] c.s. opgemaakte notulen van de vergadering op 18 november 2007 is echter het navolgende vermeld:
“Om 11.00 uur besluiten het zittend bestuur en de beleidscommissie hun vergadering te beëindigen. Dit wordt officieel bekend gemaakt door de secretaris op een vraag van (…). De secretaris zegt tevens dat de leden nu hun vergadering kunnen beleggen.”
Tegen deze achtergrond is [appellant 1] c.s. zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet te volgen in zijn stelling (zoals het hof die begrijpt) dat op 18 november 2007 in wezen van één en dezelfde vergadering sprake is geweest. De conclusie is daarom dat besluiten die op 18 november 2007 zijn genomen op initiatief van de Actiegroep, nietig zijn en dat derhalve het toen zittende bestuur niet is ontslagen en geen nieuw (interim-)bestuur is verkozen. Nadien genomen besluiten van dit interim-bestuur zijn evenzo nietig.

De vergaderingen op 19 februari 2008 en 9 maart 2008
4.4

Op 19 februari 2008 vond een vergadering plaats waarvan in deze procedure niet in geschil is dat deze als een (geldige) ALV heeft te gelden. Naar het hof begrijpt, was naar aanleiding van het in r.o. 2.3 bedoelde kort geding bij alle betrokkenen de bereidheid ontstaan om te proberen gezamenlijk een uitweg uit de impasse te vinden.
4.5

Tussen partijen staat vast dat de vergadering op 19 februari 2008 op verzoek van het interim-bestuur is bijgewoond door notaris [R] en voorts dat de vergadering tumultueus is verlopen en dat geen besluiten zijn genomen over hetgeen geagendeerd was. De Vereniging heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat de notaris in de vergadering de suggestie heeft gedaan om een verkiezingscommissie te benoemen onder zijn voorzitterschap teneinde uit de impasse te raken en de agendapunten voor een volgende vergadering vast te stellen. Die suggestie is met algemene stemmen aangenomen, aldus de Vereniging, waarna met algemene stemmen de vier leden van de verkiezingscommissie, waaronder [appellant 1], zijn gekozen. Deze stellingen vinden steun in de pleitaantekeningen van mr. Rammeloo in een tegen notaris [R] gevoerd kort geding (productie 14 bij conclusie van antwoord). Naar aanleiding hiervan heeft [appellant 1] c.s. over notaris [R]opgemerkt: “Hij heeft (…) ingegrepen in het proces door zich te bemoeien met (…) wat er op de volgende bijeenkomst van de leden aan de orde zou komen en bemoeienis gehad met de vorming van een commissie” (memorie van grieven, p. 9). Daarmee heeft [appellant 1] c.s. de stellingen van de Vereniging omtrent de op 19 februari 2008 genomen besluiten niet gemotiveerd betwist, zodat de gestelde feiten ten processe vaststaan.
4.6

[appellant 1] c.s. heeft gesteld dat aan het eind van de vergadering van 19 februari 2008 uitdrukkelijk is aangegeven door het interim-bestuur en ook door de notaris zelf, herhaald door de aanwezigen, dat er op 9 maart 2008 een ALV gehouden zou worden (memorie van grieven, p. 9). De Vereniging heeft daarentegen betoogd dat [appellant 1] de vergadering van 9 maart 2008 “geheel op eigen initiatief en buiten medeweten van de leden en zelfs in strijd met hetgeen met algemene stemmen tijdens de vergadering van 19 februari 2008 is besloten” heeft gepland (conclusie van antwoord, nr. 41). Uit de stellingen van [appellant 1] c.s. volgt naar het oordeel van het hof niet dat op 19 februari 2008 (of nadien) door een daartoe bevoegd orgaan bijeenroeping van een ALV, te houden op 9 maart 2008, heeft plaatsgevonden. Het interim-bestuur was daartoe niet bevoegd, de notaris evenmin. In dit licht kan in het midden blijven of de notaris – die dat zelf blijkens de pleitnota van zijn advocaat, gebruikt in het kort geding op 3 februari 2009, betwist – op 19 februari 2008 heeft verklaard dat op 9 maart 2008 een ALV zou plaatsvinden. Gesteld noch gebleken is dat de vergadering van 9 maart 2008 is te beschouwen als een voortzetting van de ALV van 19 februari 2008. Integendeel, blijkens de oproepingen voor de vergadering van 9 maart 2008 door het interim-bestuur (prod. 19 en prod. 21, bijlage, bij memorie van grieven) was sprake van een nieuwe vergadering met een nieuwe agenda. Besluiten, genomen op 9 maart 2008, zijn om die reden als nietig aan te merken.
De vergadering van 22 juni 2008.
4.7

[appellant 1] c.s. stellen zich op het standpunt dat de bijeenroeping van de vergadering van 22 juni 2008 niet op de voorgeschreven wijze – door het bestuur – had plaatsgevonden terwijl ook niet alle leden zijn opgeroepen. Voorts ontbrak volgens [appellant 1] c.s. een vooraf toegezonden agenda, was de voorzitter geen lid van de Vereniging en is in strijd met de statuten over personen niet schriftelijk gestemd. Volgens de Vereniging is de vergadering van 22 juni 2008 op rechtmatige wijze bijeengeroepen en zijn in die vergadering rechtsgeldige besluiten genomen. De vergadering is, naar het hof begrijpt, een uitvloeisel van de werkzaamheden van de op 19 februari 2008 – met algemene stemmen – ingestelde verkiezingscommissie om uit de impasse te raken, waartoe de verkiezingscommissie had samengewerkt met de beleidscommissie als bedoeld in art. 13 van de statuten.
4.8

Met betrekking tot de bezwaren van [appellant 1] c.s. overweegt het hof als volgt. Tot de taken die in art. 13 van de statuten aan de beleidscommissie zijn toegekend behoort het organiseren, alsmede toezicht houden op verkiezingen, alsmede (via artikel 13, kopje Beleidscommissie, onder i, juncto artikel 12 lid 2 van de statuten) het uitschrijven van een algemene vergadering in het geval het bestuur, door welke omstandigheden ook, wegvalt. De beleidscommissie was daarom in de gegeven omstandigheden, waarin binnen de Vereniging grote onenigheid bestond over de vraag door welke personen het bestuur werd gevormd en de Vereniging vleugellam was, bevoegd tot het bijeenroepen van de vergadering van 22 juni 2008. Dat geldt te meer waar de bijeenroeping plaatsvond door de beleidscommissie en de op 19 februari 2008 benoemde verkiezingscommissie gezamenlijk. Dat een vooraf toegezonden agenda ontbrak heeft [appellant 1] c.s. onvoldoende onderbouwd in het licht van de door hem als productie 18 bij memorie van grieven overgelegde nadere oproeping van 16 juni 2008, die wel degelijk een agenda bevat, terwijl die brief voorts verwijst naar een eerdere oproep van 6 juni 2008. Met betrekking tot de stelling dat in de vergadering over personen niet schriftelijk is gestemd, heeft [appellant 1] c.s. niet duidelijk gemaakt waarom dat zou moeten leiden tot vernietigbaarheid, nu hij niet heeft gesteld, althans onderbouwd, dat stemming uitsluitend schriftelijk mogelijk was, hetgeen naar het oordeel van het hof op zijn weg had gelegen, gelet op de omstandigheid dat volgens art. 18 lid 5 van de statuten besluitvorming (kennelijk ook bij stemming over personen) ook mogelijk is bij acclamatie. In het bijzonder is gesteld noch gebleken dat ter vergadering de personen over wier kandidatuur werd gestemd of de aanwezige stemgerechtigden hebben verlangd dat schriftelijk zou worden gestemd.
4.9

Dat de oproep voor de vergadering niet alle leden heeft bereikt en dat op de vergadering ook niet-leden aanwezig waren, zoals [appellant 1] c.s. heeft aangevoerd, acht het hof niet voldoende zwaarwegend voor een beroep op vernietigbaarheid, indien voldoende aannemelijk is dat de Vereniging, zoals zij gemotiveerd heeft gesteld, zo goed als mogelijk was heeft geprobeerd om vast te stellen wie haar leden waren en iedereen van wie vermoed werd dat zij lid was, is aangeschreven met de vraag of hij/zij zich als lid beschouwde. [appellant 1] c.s. heeft dienaangaande aangevoerd dat geen oproep is ontvangen door een groot aantal van de leden die zich achter hem hebben geschaard en in ieder geval niet door de leden van het interim-bestuur. Het hof acht deze betwisting, voor zover deze betrekking heeft op “een groot aantal van de leden” in de gegeven omstandigheden onvoldoende specifiek en zal daaraan om die reden voorbijgaan. Als de leden van het interim-bestuur geen oproep hebben ontvangen, zoals de Vereniging op zichzelf niet heeft weersproken, is de oproeping in zoverre gebrekkig. In hetgeen de Vereniging heeft aangevoerd ligt, naar het hof begrijpt, evenwel besloten dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de besluiten die zijn genomen in de vergadering van 22 juni 2008 op grond van dit gebrek zouden worden vernietigd. Uit de stelling van de Vereniging dat de oproeping voor de vergadering rechtmatig heeft plaatsgevonden, leidt het hof af dat volgens de Vereniging in de verenigingsruimte overeenkomstig art. 12 lid 5 van de statuten een duidelijke aankondiging van de vergadering was gedaan, zodat ook [appellant 1] c.s. van de vergadering van 22 juni 2008 op de hoogte konden zijn. Gesteld noch gebleken is dat [appellant 1] c.s. van de vergadering niet tevoren op de hoogte waren. Het gebrek in de oproeping acht het hof daarom, gelet op de omstandigheden van het geval waaronder in het bijzonder de impasse die al geruime tijd bestond en waardoor de Vereniging stuurloos was geworden en de onduidelijkheid over de identiteit en het aantal van haar leden, van zodanig beperkt gewicht dat vernietiging op die grond van de besluiten die in de vergadering van 22 juni 2008 zijn genomen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Bespreking van de grieven
4.10

Grief 1 klaagt dat de rechtbank ten onrechte bepaalde feiten niet heeft vastgesteld en daardoor onvoldoende heeft onderbouwd. Nu het hof de relevante feiten zelfstandig heeft vastgesteld en rekening heeft gehouden met hetgeen [appellant 1] c.s. heeft aangevoerd, heeft [appellant 1] c.s. bij deze grief geen belang. Volgens grief 2 had de rechtbank aan het ontbreken van een conclusie van repliek niet de conclusie mogen verbinden dat de vorderingen van [appellant 1] c.s. onvoldoende waren onderbouwd. Deze grief faalt bij gebrek aan belang, nu [appellant 1] c.s. zijn vorderingen in hoger beroep nader heeft kunnen onderbouwen. Grief 3 houdt in dat de rechtbank niet had mogen voorbijgaan aan het door [appellant 1] c.s. gedane bewijsaanbod. Deze grief faalt omdat de rechtbank niet gehouden was om [appellant 1] c.s. toe te laten tot bewijs van stellingen die onvoldoende waren onderbouwd en, voor zover [appellant 1] het oog heeft op andere stellingen, onvoldoende duidelijk is op welke feiten hij doelt.
4.11

Grief 4 klaagt dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat [B] gerechtigd was om de algemene ledenvergadering op 22 juni 2008 uit te schrijven en de oproep te versturen en voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de oproep niet is verzonden door [B] maar door […] en […]. Zoals het hof in r.o. 4.10 heeft vastgesteld, is de vergadering van 22 juni 2008 bijeengeroepen door de verkiezingscommissie en de beleidscommissie en derhalve niet door [B]. Om die reden heeft [appellant 1] c.s. bij de grief geen belang. De oproep is inderdaad verzonden door […] namens de verkiezingscommissie en […], namens de beleidscommissie. Grief 5 houdt in dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de juistheid van de stelling van de Vereniging dat teruggegaan moest worden naar de situatie van voor 18 november 2007. Het is het hof niet duidelijk tegen welke overweging of beslissing van de rechtbank de grief is gericht. Om die reden faalt de grief.
4.12

Grief 6 houdt in dat de rechtbank ten onrechte impliciet ervan is uitgegaan dat voor de vergadering van 18 november 2007 op niet rechtsgeldige wijze is opgeroepen en dat geen rechtsgeldige besluiten zijn genomen. De grief faalt op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de bijeenroeping door de Actiegroep en de (nietigheid van de) op initiatief van deze groep genomen besluiten.
4.13

[appellant 1] c.s. klaagt met grief 7 dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat de algemene ledenvergadering van 22 juni 2008 op rechtmatige wijze is bijeengeroepen. Deze grief faalt omdat, zoals in r.o. 4.9-4.11 is overwogen, de algemene ledenvergadering op 22 juni 2008 wel rechtsgeldig is bijeengeroepen en de aan de oproeping klevende gebreken zodanig beperkt zijn dat vernietiging van de in de vergadering genomen besluiten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Grief 8 houdt in dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van door notaris [R] van de vergadering van 22 juni 2008 opgemaakte proces-verbaal. De grief faalt, omdat uit de toelichting niet blijkt dat het proces-verbaal volgens [appellant 1] c.s. een onjuiste of onvolledige weergave van de vergadering inhoudt. Grief 9 keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat degenen die hebben opgeroepen voor de vergadering van 22 juni 2008 zo goed mogelijk hebben geprobeerd alle hun bekende leden aan te schrijven. Uit hetgeen hiervoor in r.o. 4.11 is overwogen, volgt dat deze grief niet kan slagen.
4.14

Grief 11 is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat art. 2:8 BW kan meebrengen dat [appellant 1] c.s. zich erbij neerlegt dat sprake is van een feitelijke splitsing. Deze grief faalt, omdat de bedoelde overweging niet onjuist is. Daaraan doet niet af dat, zoals in de toelichting op de grief wordt betoogd, ook de Vereniging zich had te gedragen overeenkomstig hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Volgens grief 12 voert de rechtbank ten onrechte ten voordele van de Vereniging aan dat zij een aantal lijsten met handtekeningen in het geding heeft gebracht. De grief faalt bij gebrek aan belang, nu de rechtbank aan de lijsten slechts de gevolgtrekking verbond dat een aanmerkelijk deel van de leden van oordeel is dat de op 22 juni 2008 genomen besluiten rechtmatig zijn en die gevolgtrekking als zodanig door [appellant 1] c.s. niet wordt bestreden. Grief 13 houdt in dat de rechtbank ten onrechte impliciet ten voordele van de Vereniging heeft overwogen dat het op 22 juni 2008 benoemde bestuur sedertdien staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze grief faalt, omdat uit het vonnis van 27 maart 2013 niet blijkt dat de rechtbank de bedoelde inschrijving ten voordele van de Vereniging heeft doen strekken.
Slotsom
4.15

Nu geen feiten te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere uitkomst zouden leiden, zal het hof aan het bewijsaanbod van [appellant 1] c.s. als niet ter zake dienend voorbijgaan.
4.16

De grieven falen. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. [appellant 1] c.s. zal als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als hierna te melden.

Beslissing

Het hof:

– bekrachtigt de vonnissen van 13 januari 2010 en 27 maart 2013;
– veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Vereniging tot op heden begroot op € 299,- aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
– verklaart dit arrest wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.