De democratische weg van het behalen van een meerderheid

Rb. Den Haag 14 februari 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:1737


In deze zaak hebben zes leden (eisers) grote kritiek op het bestuur en op de kascommissie. De rechter oordeelt echter dat: “De leden van de Vereniging zullen de democratische weg van het behalen van een meerderheid in de ledenvergadering moeten bewandelen. Wet en statuten bevatten voldoende bepalingen die het de leden van de Vereniging mogelijk maken langs deze weg in de besluitvorming van de Vereniging een rol te spelen.” 
In deze zaak komt ook aan de orde dat de statuten onder meer de bepaling bevatten dat ” Een ledenvergadering kan alleen besluiten nemen, wanneer tenminste zevenenzestig procent (67%) van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is”. De rechter oordeelt dat deze bepaling alleen ziet op buitengewone ledenvergaderingen, niet op gewone ALV’s. Daarom zijn niet alle besluiten van de ALV sinds 2009 ongeldig, zoals de zes leden hadden gesteld. 
[Zes leden], eisers,
tegen

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[de Vereniging] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde sub 2],
8. [gedaagde sub 8],
Eisers zullen hierna [eisende partij sub 1 c.s.] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk de Vereniging c.s. worden genoemd, gedaagde onder 1 de Vereniging en gedaagden 2 tot en met 8 gezamenlijk de bestuurders.

1De procedure

1.1.

[]

2De feiten

2.1.

De Vereniging is opgericht op 3 maart 1975. Voor zover hier van belang luiden haar huidige statuten (hierna ‘de Statuten’):
 REKENING EN VERANTWOORDING.
Artikel 16
1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging zodanig aantekening te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
2. Het bestuur brengt – behoudens verlenging door de Algemene ledenvergadering – binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar op een Algemene ledenvergadering zijn jaarverslag uit en doet, onder overlegging van een balans en een staat van baten en lasten, rekening en verantwoording over zijn in het afgelopen boekjaar gevoerd bestuur. Bij gebreke daarvan kan, na afloop van de termijn ieder lid deze rekening en verantwoording in rechte van het bestuur vorderen.
3. a. De Algemene ledenvergadering kiest uit haar midden jaarlijks een kascommissie,
bestaande uit drie leden en twee plaatsvervangende leden die geen deel mogen uitmaken van het bestuur.
b. De leden treden volgens een op te maken rooster af en zijn aansluitend slechts 
eenmaal herkiesbaar.
c. De kascommissie onderzoekt de rekening en verantwoording van het bestuur en brengt aan de Algemene ledenvergadering verslag van haar bevindingen uit.
(…)
6. Goedkeuring door de Algemene ledenvergadering van het jaarverslag en de rekening en verantwoording strekt het bestuur tot décharge.
LEDENVERGADERINGEN .
Artikel 17 .
1. Eénmaal per jaar vóór dertig juni wordt een gewone Algemene ledenvergadering gehouden, waartoe de leden tenminste vijftien dagen tevoren schriftelijk aan hun bij de vereniging bekende adressen worden bijeengeroepen. De wijze waarop deze vergadering wordt gehouden en de wijze van uitoefening van het stemrecht worden geregeld bij huishoudelijk reglement.
(…)
3. In de jaarlijkse Algemene ledenvergadering worden onder meer behandeld:
(…)
c. de rekening en verantwoording over het afgelopen verenigingsjaar en de décharge van de penningmeester;
d. de begroting voor het komende verenigingsjaar;
(…)
BUITENGEWONE LEDENVERGADERING .
Artikel 18.
Buitengewone ledenvergaderingen worden gehouden wanneer het bestuur of tenminste vijfentwintig stemgerechtigde leden dit nodig oordelen. In het laatste geval worden de te behandelen punten schriftelijk door bedoelde leden ingediend bij het bestuur, dat verplicht is binnen één maand na ontvangst daarvan de buitengewone ledenvergadering te beleggen. Geeft het bestuur aan zodanig verzoek geen gevolg dan hebben de bedoelde leden het recht zelf tot het beleggen van de verzochte vergadering over te gaan. De roeping voor de vergadering geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 17. lid 1.
Artikel 19 .
1. Een ledenvergadering kan alleen besluiten nemen, wanneer tenminste zevenenzestig procent (67%) van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is en slechts over onderwerpen, in de oproeping vermeld.
(…)
3. Is aan de vereisten, genoemd in het eerste lid niet voldaan, dan beslist een opzettelijk daartoe bijeengeroepen volgende ledenvergadering, welke niet later dan dertig dagen na de eerste vergadering wordt gehouden, met gewone meerderheid van de alsdan uitgebrachte geldige stemmen.”

2.2.

In ieder geval tot 2 april 2017 waren [eisende partij sub 1 c.s.] leden van de Vereniging. De contributie voor de Vereniging bedraagt € 10 per maand.

2.3.

Gedaagden onder zeven en acht zijn bestuurslid van de Vereniging. Tot de ledenvergadering van mei 2017 waren ook gedaagden onder twee tot en met zes bestuurder van de Vereniging. Op deze ledenvergadering zijn zij afgetreden als bestuurder.
2.4.

Op 5 februari 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een proces-verbaal van een minnelijke regeling opgemaakt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
…zal het bestuur van de Vereniging zich richten tot alle verenigingsleden met de mededeling dat de
financiën van de Vereniging voor de toekomst (lees: vanaf 1 januari 2003) in die zin geprofessionaliseerd zullen worden dat bijstand van een boekhouder zal worden ingeroepen en dat aan deze boekhouder opdracht zal worden gegeven om een openingsbalans van de Vereniging per 1 januari 2003 op te stellen. Deze aanschrijving aan de leden zal worden ondertekend door alle leden van het bestuur.

2.5.

Op 19 oktober 2014 hebben eisers onder 1, 4 en 5 inzage gekregen in een gedeelte van de financiële administratie van de Vereniging. Zij hebben hun bevindingen vastgelegd in een verslag waarin zij zich kritisch hebben uitgelaten over onder meer de ledenadministratie, het zwart betalen, zaalverhuur, de onduidelijkheid ten aanzien van de verdeling van zakaat gelden, verstrengelde belangen met de stichting [de Stichting] , de betaling aan imams, de mogelijkheid van fraude en verduistering van subsidiegelden en de kascommissie.
2.6.

Begin december 2014 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] het bestuur gevraagd een buitengewone ledenvergadering bijeen te roepen, teneinde hun bevindingen te bespreken.
2.7.

Tijdens een buitengewone ledenvergadering gehouden op 28 december 2014 is gepeild of de ledenvergadering leden moest royeren. Tijdens een buitengewone ledenvergadering van 18 januari 2015 is het besluit genomen eisers onder 1, 2, 4 en 5 als lid van de Vereniging te royeren. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft in een vonnis van 22 juni 2015 geoordeeld dat de besluitvorming ten aanzien van dit royement niet rechtsgeldig was en heeft het bestuur verboden aan de betreffende leden hun lidmaatschapsrechten te onthouden. In de agenda voor de eerste buitengewone ledenvergadering van 28 december 2014, was namelijk het agendapunt royement leden niet opgenomen, waardoor de vergadering van 18 januari 2015 niet kon dienen als tweede vergadering bedoelt in artikel 19 van de statuten.
2.8.

Na 22 juni 2015 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] met het bestuur van de Vereniging gecorrespondeerd, waarbij [eisende partij sub 1 c.s.] onder meer aan de orde hebben gesteld dat in de ledenvergadering van 7 juni 2015 de besluitvorming niet juist is geweest en dat derhalve nog rekening en verantwoording over 2014 moet worden afgelegd en dat de begroting nog ter goedkeuring aan de ledenvergadering moet worden voorgelegd.
2.9.

Bij brief van 28 september 2015 heeft de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] in een uitgebreide brief beschreven dat en waarom [eisende partij sub 1 c.s.] van het bestuur van de Vereniging meer openheid en transparantie eisen. In deze brief zijn twintig vragen, met deels subvragen, geformuleerd die [eisende partij sub 1 c.s.] beantwoord wensen te zien (hierna: de Vragen).
2.10.

[eisende partij sub 1 c.s.] hebben in 2016 een vordering aanhangig gemaakt tegen de Vereniging c.s. bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. In deze procedure hebben zij soortgelijke vorderingen ingediend als in deze procedure. Bij vonnis van 3 maart 2016 heeft de rechtbank de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] afgewezen.
2.11.

Na het uitbrengen van de dagvaarding in deze procedure heeft op 18 maart 2017 een buitengewone ledenvergadering plaatsgevonden, waarin is besloten [eisende partij sub 1 c.s.] als leden te royeren. Vanwege het ontbreken van het quorum heeft op 2 april 2017 een tweede buitengewone ledenvergadering plaatsgevonden waarin opnieuw het besluit is genomen [eisende partij sub 1 c.s.] te royeren. Bij brief van 14 april 2017 heeft het bestuur [eisende partij sub 1 c.s.] van het besluit tot royement op de hoogte gebracht.

3Het geschil

3.1.

[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de veroordeling van gedaagden onder 2 tot en met 8 in hun hoedanigheid van gezamenlijke bestuurders van de Vereniging én gedaagde onder 1 zijnde (het bestuur van) de Vereniging om binnen acht weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis de verplichtingen na te komen:
– om een door de gezamenlijke bestuurders ondertekend jaarverslag over de gang van zaken in 2014 en 2015 in de Vereniging en over het in 2014 en 2015 gevoerde beleid aan de Ledenvergadering van de Vereniging uit te brengen, waarin ook wordt ingegaan op de kwesties die aan de orde zijn gesteld in de Vragen;
– om het door de gezamenlijke bestuurders ondertekend volledige “financieel jaarverslag 2014” van 87 pagina’s en het volledige “financieel jaarverslag 2015”, waaronder begrepen de ondertekende balans en de ondertekende staat van baten en lasten (beide) met een
ondertekende toelichting, betreffende de Vereniging zodanig ter goedkeuring aan de Ledenvergadering van de Vereniging over te leggen, dat daarover tijdens een ledenvergadering een rechtsgeldig besluit door de Ledenvergadering kan worden genomen;
II. de veroordeling van gedaagden onder 2 t/m 8 in hun hoedanigheid van gezamenlijke bestuurders van de Vereniging en gedaagde onder 1 zijnde (het bestuur van) de Vereniging te veroordelen binnen acht weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis naar eer en geweten, waarheidsgetrouw en zo volledig mogelijk de Vragen te beantwoorden;
III. de veroordeling van (het bestuur van) de Vereniging binnen acht weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis de verplichting na te komen om de begroting voor de Vereniging voor het verenigingsjaar 2016 en voor het komende verenigingsjaar 2017 zodanig ter goedkeuring aan de Ledenvergadering van de Vereniging voor te leggen, dat daarvoor tijdens een ledenvergadering een rechtsgeldig besluit door de Ledenvergadering kan worden genomen;
IV. naar analogie van artikel 2:393 lid 3 BW een deskundigenonderzoek te bepalen
door een door de rechtbank met naam en toenaam te benoemen onafhankelijke accountant zoals bedoeld in artikel 2:393 BW, waarvan de kosten voor rekening komen van de Vereniging, welk onderzoek een aanvang neemt na afloop van de termijn van acht weken zoals genoemd in de hiervoorgaande vorderingen onder I, II en III, en welk onderzoek zich richt op:
– de financiële toestand van de Vereniging en de getrouwheid van de stukken, waaronder begrepen het door de gezamenlijke bestuurders ondertekende volledig “financieel jaarverslag 2014” van 87 pagina’s en het door de gezamenlijk bestuurders ondertekende volledig “financieel jaarverslag 2015”, waaronder steeds begrepen de (ondertekende)
balans en de (ondertekende) staat van baten en lasten (beide) met een (ondertekende) toelichting;
– de juistheid en volledigheid van de door de gezamenlijke bestuurders, althans (het bestuur van) de Vereniging afgelegde rekening en verantwoording over 2014 en 2015;
– de juistheid en volledigheid van de door de gezamenlijke bestuurders, althans (het bestuur van) de Vereniging beantwoorde Vragen;
– althans voor rekening van de Vereniging een zodanig onderzoek door een zodanige onderzoeker binnen een zodanige termijn te bepalen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
V. te bepalen dat deze accountant daarover naar analogie van artikel 2:393 lid 4 en 5 BW een verslag en een verklaring van haar/zijn bevindingen uitbrengt aan de ledenvergadering van de Vereniging en aan [eisende partij sub 1 c.s.] ;
VI. gedaagden onder 2 t/m 8 in hun hoedanigheid van gezamenlijke bestuurders van de Vereniging én gedaagde onder 1 zijnde (het bestuur van) de Vereniging te veroordelen opdracht te geven aan de door de rechtbank krachtens het gevorderde onder IV benoemde onafhankelijke accountant onmiddellijk na afloop van de onder I, II en III dezes gevorderde termijn van acht weken, voor rekening van de Vereniging een aanvang te maken met het door de rechtbank bepaalde deskundigenonderzoek;
VII. gedaagden onder 2 t/m 8 in hun hoedanigheid van gezamenlijke bestuurders van de Vereniging én gedaagde onder 1 zijnde (het bestuur van) de Vereniging te veroordelen aan voornoemd deskundigenonderzoek mee te werken door aan voornoemde accountant alle door deze accountant gewenste medewerking te verlenen en alle gevraagde inlichtingen te verschaffen en deze accountant desgewenst de kas en de waarden te tonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de Vereniging voor raadpleging beschikbaar te
stellen;
VIII. te bepalen dat gedaagden onder 2 t/m 8, zijnde de gezamenlijke bestuurders van de Vereniging én gedaagde onder 1 zijnde (het bestuur van) de Vereniging voor wat betreft de hiervoor onder I, II, VI en VII ingestelde vorderingen, en (het bestuur van) de Vereniging voorts voor wat betreft de hiervoor onder III ingestelde vordering, aan [eisende partij sub 1 c.s.] hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 250,– per (rechts)persoon per dag, bij overtreding van het door de rechtbank bepaalde, een en ander tot een maximum van € 50.000,– per (rechts)persoon is bereikt;
IX. te verklaren voor recht, althans vast te stellen dat alle besluiten van de Ledenvergadering sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
X. te verklaren voor recht, althans vast te stellen dat alle besluiten van de Ledenvergadering tot benoeming van bestuursleden sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
XI. te verklaren voor recht, althans vast te stellen dat alle besluiten van de Ledenvergadering tot goedkeuring van de rekening en verantwoording over het voorgaande verenigingsjaar en de décharge van de penningmeester sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
XII. te verklaren voor recht dat alle besluiten van de Ledenvergadering tot goedkeuring van de begroting voor het daaropvolgend verenigingsjaar sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
XIII. te verklaren voor recht dat alle besluiten van de Ledenvergadering tot benoeming/verkiezing van (de leden van) de Kascommissie sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
XIV. te verklaren voor recht, althans vast te stellen dat alle besluiten van het bestuur sedert in ieder geval 19 april 2009 nietig en derhalve non-existent zijn;
XV. met hoofdelijke veroordeling van de Vereniging c.s. in de kosten van deze procedure.

3.2.

[eisende partij sub 1 c.s.] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Zij verwijten het bestuur gebrek aan openheid en transparantie, hebben bij een inzage in de financiële administratie in 2014 misstanden geconstateerd en vrezen de invloed in de Vereniging van de Hijazbeweging. Zij willen dat het bestuur op de juiste wijze rekening en verantwoording aflegt en dat de democratie in de Vereniging wordt hersteld. Er dient openheid en transparantie te komen zodat de leden kunnen zien wat er speelt en zodat de leden op basis van feiten en deugdelijke informatie keuzes kunnen maken en de toekomst van de Vereniging mede kunnen bepalen.
Meer sprecifiek leggen zij aan de afzonderlijke onderdelen van het petitum het volgende ten grondslag.
I en III. De stukken voor de ledenvergaderingen van 7 juni 2015, 29 mei 2016 en 2 oktober 2016 zijn niet tijdig toegestuurd, niet volledig aan de leden beschikbaar gesteld en voldoen niet aan de wettelijke vereisten. Voorts is bij de besluitvorming ten onrechte niet voldaan aan de quorumeis van artikel 19 van de statuten;
II. Artikel 2:48 BW verplicht het bestuur van de Vereniging de ondertekende balans met een toelichting aan de ledenvergadering voor te leggen, bij welke toelichting de Vragen mede dienen te worden beantwoord. Artikel 16 lid 2 van de statuten verplicht de Vereniging rekening en verantwoording af te leggen en ook daartoe behoort het beantwoorden van de Vragen. Voorts nopen de vereisten van behoorlijk bestuur ertoe dat de gezamenlijke bestuurders gehouden zijn de Vragen te beantwoorden. Ook uit de redelijkheid en billijkheid vloeit deze gehoudenheid voort.
IV tot en met VII. Nu het vertrouwen in het bestuur is verdwenen, dienen de door het bestuur nog af te leggen rekening en verantwoording en de door het bestuur gegeven antwoorden op de Vragen te worden gecontroleerd door een door de rechtbank benoemde deskundige. Andere grondslag voor deze vordering is het gebrekkig functioneren van de kascommissie, die in strijd met de statuten is benoemd en die eerder als verlengde van het bestuur functioneert dan als commissie die namens de ledenvergadering het bestuur controleert;
IX tot en met XIV. Bij de besluitvorming in de ledenvergaderingen wordt niet het in artikel 19 van de statuten voorgeschreven quorum toegepast, waardoor alle besluiten van de ledenvergaderingen van de Vereniging vanaf in ieder geval 2009 nietig zijn. Dit betekent eveneens dat het bestuur van de Vereniging in die periode niet rechtsgeldig is benoemd en derhalve ook geen besluiten heeft kunnen nemen. Hetzelfde geldt voor de leden van de kascommissie.

3.3.

De Vereniging c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

ontvankelijkheid [eisende partij sub 1 c.s.]

4.1.

De Vereniging c.s. hebben aangevoerd dat [eisende partij sub 1 c.s.] niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu zij in de buitengewone ledenvergadering van 2 april 2017 zijn geroyeerd als lid van de Vereniging en derhalve geen beroep meer kunnen doen op de rechten die voorvloeien uit het lidmaatschap van de Vereniging. Dit verweer wijst de rechtbank af, nu het in deze procedure met name gaat om besluitvorming van het bestuur en de ledenvergaderingen van de Vereniging in een periode dat [eisende partij sub 1 c.s.] in ieder geval lid waren van de Vereniging. Besluitvorming in de periode na 2 april 2017 is in deze procedure niet aan de orde. Door dit lidmaatschap hebben zij belang bij een oordeel over de besluitvorming in deze periode: werd de vereniging vertegenwoordigd door een rechtsgeldig gekozen bestuur en heeft dit bestuur op rechtsgeldige wijze verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid? Het bestuur heeft immers in deze periode beschikt over de door [eisende partij sub 1 c.s.] betaalde contributie.
vorderingen IX tot en met XIV

4.2.

De rechtbank zal allereerst de vorderingen bespreken tot nietigverklaring van de besluiten van de ledenvergaderingen van de Vereniging sedert 19 april 2009.
4.3.

De nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de besluiten van rechtspersonen is geregeld in artikelen 2:14 en 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In de literatuur en rechtspraak wordt algemeen aangenomen dat het ontbreken van een voorgeschreven quorum een vergadering onbevoegd maakt om besluiten te nemen en dat een besluit dat desondanks is genomen nietig is op grond van artikel 2:14 BW.
4.4.

Artikel 19 van de statuten bevat een quorumeis en bepaalt onder meer dat de ledenvergadering van de Vereniging alleen besluiten kan nemen, wanneer tenminste zevenenzestig procent (67%) van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is.
[eisende partij sub 1 c.s.] doen een beroep op dit artikel en stellen dat de in dit artikel opgenomen quorumeis van toepassing is op de besluitvorming in zowel de algemene als de buitengewone ledenvergaderingen van de Vereniging.

4.5.

De Vereniging c.s. hebben betoogd dat artikel 19 van de statuten alleen geldt voor buitengewone ledenvergaderingen omdat het direct geplaatst is na artikel 18 over buitengewone ledenvergaderingen zonder dat het een nieuw, eigen kopje heeft gekregen. Het is ook logisch dat dit vereiste alleen voor buitengewone ledenvergaderingen geldt, omdat in deze vergaderingen buitengewone besluiten worden genomen, waarvoor een quorumeis terecht is. Bovendien was dit de bedoeling van de leden van de Vereniging, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat sinds de oprichting van de vereniging bij algemene ledenvergaderingen de quorumeis niet is toegepast, aldus de Vereniging c.s.
4.6.

De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op de verschillende stellingen van partijen ten aanzien van de toepassing van de quorumeis in artikel 19 van de statuten, dient de rechtbank artikel 19 uit te leggen. In beginsel kan worden aangenomen dat voor statuten geldt dat zij zich in het spectrum dat de vloeiende overgang tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm weergeeft, bevinden in het gebied waarin de uitleg op basis van de CAO-norm prevaleert, zodat objectieve maatstaven bij de uitleg van de statuten in beginsel centraal dient te staan (Hof Arnhem-Leeuwarden 28 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3094). De statuten zijn immers bedoeld voor een groot aantal personen, die zich op basis van de tekst van de statuten een beeld moeten kunnen vormen van de regels die binnen de vereniging gelden.
4.7.

In de tekst van artikel 19 van de statuten is vermeld ledenvergaderingen. Er wordt geen beperking aangebracht ten aanzien van het soort ledenvergadering waarvoor dit quorum heeft te gelden. Het artikel volgt op artikel 18 met als kopje “Buitengewone ledenvergadering” en heeft geen eigen kopje, zoals ook de Vereniging c.s. hebben aangevoerd.
Artikel 17, met als kopje “Algemene Ledenvergadering” bevat de bepalingen over de algemene ledenvergaderingen en bepaalt onder meer dat een algemene ledenvergadering één keer per jaar wordt gehouden voor 30 juni. Voorts bepaalt dit artikel welke onderwerpen in de jaarlijkse algemene ledenvergadering worden behandeld, zoals de vaststelling van een huishoudelijke reglement en andere reglementen, het verslag over het afgelopen verenigingsjaar, de rekening en verantwoording, de begroting en verkiezingen, ter voorziening in vacatures.

4.8.

Daarnaast geldt het volgende:
( i) de wetgever heeft geen quorum voorgeschreven bij besluitvorming van leden van een vereniging. Het kan, maar het is niet gebruikelijk dat statuten van een vereniging een quorum voorschrijven voor alle ledenvergaderingen. Voor de Vereniging, met haar omvang van ongeveer 1.000 leden, is een dergelijke quorumeis voor alle ledenvergaderingen ook niet goed werkbaar, in die zin dat dit zal inhouden dat waarschijnlijk steeds twee ledenvergaderingen zullen moeten worden gehouden om tot rechtsgeldige besluitvorming te komen. Het is namelijk niet waarschijnlijk dat bij ledenvergaderingen van de Vereniging meer dan 670 leden aanwezig zijn, nu uit de overgelegde notulen blijkt dat per vergadering minder dan 100 leden de ledenvergadering van de Vereniging bezoeken.
(ii) de Vereniging is opgericht in 1967. In de procedure zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de Vereniging in haar bestaan bij algemene ledenvergaderingen ooit de quorumeis heeft toegepast.
(iii) uit de overgelegde stukken volgt dat de Vereniging de quorumeis wel heeft proberen toe te passen bij de buitengewone ledenvergaderingen van december 2014 en januari 2015. Tijdens de buitengewone ledenvergadering van januari 2015 is onder meer het besluit genomen om eisers onder 1, 2, 4 en 5 als lid te royeren. In het vonnis van de voorzieningenrechter van 22 juni 2015 is geoordeeld dat dit besluit niet rechtsgeldig is genomen omdat deze vergadering van januari 2015 niet als tweede buitengewone ledenvergadering kon gelden als bedoeld in artikel 19 van de statuten. In de agenda van de buitengewone ledenvergadering van december 2014 was namelijk het agendapunt royement van deze leden, niet opgenomen;
(iv) er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat tijdens een ledenvergadering van de Vereniging, die door het bestuur als een buitengewone ledenvergadering is uitgeschreven, besluiten zijn genomen zonder althans te proberen de quorumeis toe te passen;
( v) niet weersproken door de Vereniging, hebben [eisende partij sub 1 c.s.] gesteld dat in de ledenvergadering van 7 juni 2015 bezwaar is gemaakt tegen het niet toepassen van de quorumeis. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat [eisende partij sub 1 c.s.] of andere leden op enig moment voor 7 juni 2015 bezwaar hebben gemaakt tegen het niet toepassen van een quorumeis tijdens algemene ledenvergaderingen of tegen de handelwijze van de Vereniging waarbij meerdere algemene ledenvergaderingen per jaar werden uitgeschreven, waarin dan geen quorum werd aangehouden voor de besluitvorming. Niet is gesteld, noch is anderszins gebleken dat de betreffende leden op 7 juni 2015 voor het eerst een algemene ledenvergadering bijwoonden.
4.9.

De onder 4.7 en 4.8. genoemde omstandigheden, in onderling verband beschouwd, rechtvaardigen het oordeel dat de quorumeis in de statuten van de Vereniging alleen geldt voor besluiten van buitengewone ledenvergaderingen. Bij dit oordeel acht de rechtbank doorslaggevend dat deze uitleg van artikel 19 door de plaatsing direct na artikel 18 en zonder eigen kopje wellicht niet de meest voor hand liggende uitleg is, nu wordt verwezen naar ledenvergaderingen, maar wel mogelijk is en dat de Vereniging kennelijk in haar bestaan deze uitleg altijd heeft gevolgd, zonder dat dit tot de ledenvergadering van 7 juni 2015 tot vragen bij leden heeft geleid. Het grote aantal personen dat bij de Vereniging is betrokken, heeft kennelijk vanaf 1967 de statuten niet anders uitgelegd dan dat de quorumeis beperkt dient te worden toegepast. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de statuten thans anders uit te leggen dan de Vereniging kennelijk jarenlang heeft gedaan.
4.10.

Gelet op dit een en ander, dienen de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] onder IX tot en met XIV te worden afgewezen.
vordering I

4.11.

Wet en statuten kennen een samenstel van regels over de wijze waarop een verenigingsbestuur rekening en verantwoording dient af te leggen. Zo dient het bestuur rekening en verantwoording af te leggen aan de ledenvergadering over het door haar gevoerde beleid. [eisende partij sub 1 c.s.] stellen dat (het bestuur van) de Vereniging in 2015 en in 2016 niet aan de op dit punt geldende regelgeving heeft voldaan. Het gevolg hier van is, aldus [eisende partij sub 1 c.s.] , dat ieder lid van de Vereniging het recht heeft in rechte nakoming van voernoemde verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording te vorderen van het bestuur.
4.12.

Zij leggen de volgende stellingen hieraan ten grondslag:
( i) het ontbreken van een huishoudelijk reglement. Hierdoor zijn geen regels vastgesteld over de contributie die leden moeten voldoen en geen regels over de wijze waarop ledenvergaderingen worden gehouden, tijdens ledenvergaderingen moet worden gestemd en op welke wijze stukken voor de ledenvergadering moeten worden verspreid;
(ii) het bestuur heeft het jaarverslag, de balans, de staat van baten en lasten, de toelichting op de balans en de toelichting op de staat van baten en lasten in strijd met artikel 2:48 BW zonder opgave van redenen niet ondertekend;
(iii) het jaarverslag van het bestuur over 2014 en over 2015 is te summier, hetgeen ook geldt voor de staat van baten en lasten. Het bestuur dient de volledige financiële jaarverslagen aan de leden ter hand te stellen;
(iv) de ledenvergadering dient de quorumeis van artikel 19 in acht te nemen bij besluitvorming ten aanzien van de rekening en verantwoording;
( v) de rekening en verantwoording over 2015 is te laat afgelegd, namelijk niet binnen de termijn van zes maanden die daarvoor in de statuten is opgenomen. Dit is ook in eerdere boekjaren gebeurd;
(vi) de agenda’s voor de ledenvergaderingen in 2015 en 2016 bevatten niet de juiste onderwerpen;
4.13.

De Vereniging c.s. hebben aangevoerd dat het bestuur heeft voldaan aan haar wettelijke en statutaire verplichtingen voor wat betreft het afleggen van de rekening en verantwoording.
4.14.

De rechtbank oordeelt als volgt. Het enkel ontbreken van een huishoudelijk reglement betekent niet dat geen verantwoording kan worden afgelegd omdat ledenvergaderingen ook kunnen worden georganiseerd zonder dat de regels hiervoor schriftelijk zijn vastgelegd in een dergelijk reglement. De Vereniging functioneert immers al sinds haar oprichting zonder dit reglement.
4.15.

Aan een jaarverslag worden voorts geen vormvereisten gesteld; het kan ook mondeling worden uitgebracht. Dat ligt slechts anders in geval van een vereniging in de zin van artikel 2:49 BW in samenhang met artikel 360 lid 3 BW. Gesteld noch gebleken is dat de Vereniging daartoe behoort. [eisende partij sub 1 c.s.] kunnen derhalve geen aanspraak maken op een ondertekend jaarverslag. Verder is van belang dat het bestuur van de Vereniging op grond van de artikelen 2:48 lid 1 BW en 16 lid 2 van de statuten enkel gehouden is een balans en een staat van baten en lasten met een toelichting aan de ALV te verstrekken. Aan deze verplichting heeft het bestuur in 2015 en in 2016 voldaan. Het bestuur is niet verplicht om het volledige – 87 pagina’s omvattende – Financieel jaarverslag 2014, waarvan de balans en de winst- en verliesrekeningen deel uitmaken, over te leggen, noch dat over 2015.
4.16.

Uit de overgelegde notulen van de ledenvergaderingen van 7 juni 2015 en 2 oktober 2016 volgt bovendien dat het financiële verslag van het bestuur van de Vereniging over 2014 is besproken en dat aan de penningmeester hiervoor decharge is verleend. Onder 4.9. heeft de rechtbank al overwogen dat de besluitvorming op deze ledenvergaderingen niet nietig is omdat niet is voldaan aan de quorumeis. Een andere grond voor de nietigheid van de besluitvorming van deze ledenvergaderingen hebben [eisende partij sub 1 c.s.] niet aan hun vordering ten grondslag gelegd. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben evenmin tijdig de vernietiging van deze besluitvorming van de algemene ledenvergadering gevorderd. Hieruit volgt dat het besluit van de algemene ledenvergadering van 7 juni 2015 om het door het bestuur afgelegde verslag over de financiële gang van zaken over 2014 goed te keuren en de penningmeester hiervoor decharge te verlenen tussen partijen thans vaststaat. De verwijten die [eisende partij sub 1 c.s.] het bestuur en de Vereniging ten aanzien van deze vergadering maken, behoeven dan ook geen verdere bespreking.
Hetzelfde geldt voor de besluitvorming tijdens de ledenvergadering van 2 oktober 2016, tijdens welke ledenvergadering is besloten tot goedkeuring van de rekening en verantwoording over 2015 en tot decharge.

4.17.

Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat het bestuur van de Vereniging te veroordelen opnieuw een jaarverslag over de gang van zaken in 2014 en 2015 en over het gevoerde beleid aan de ledenvergadering uit te brengen of om het bestuur te veroordelen om een volledig financieel jaarverslag over 2014 en 2015 ter goedkeuring aan de ledenvergadering voor te leggen. De vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] op dit punt zal de rechtbank dan ook afwijzen.
vordering II

4.18.

[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen de beantwoording door het bestuur van de Vereniging van 20 vragen zoals geformuleerd in een brief van 28 september 2015 (hierna: de Vragen).
4.19.

Rekening en verantwoording over het gevoerde beleid legt het bestuur af aan de leden in de ledenvergadering. Zoals ook al geoordeeld in het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 mei 2016 heeft een individueel lid geen recht om van het bestuur te verlangen dat deze aan hem afzonderlijk informatie verstrekt. Tijdens de comparitie van partijen heeft het bestuur gezegd dat ze bereid is vragen die in de ledenvergadering over het gevoerde beleid worden gesteld, te beantwoorden. Op de vraag van de rechtbank of de Vragen tijdens een ledenvergadering aan het bestuur zijn gesteld hebben [eisende partij sub 1 c.s.] in eerste instantie ontkennend geantwoord, en vervolgens gezegd dat niet alle Vragen tijdens ledenvergaderingen zijn gesteld. Sommige vragen of onderdelen ervan zijn tijdens (een) ledenvergadering(en) aan de orde gekomen, aldus [eisende partij sub 1 c.s.] Zij hebben echter niet specifiek gesteld welke van de Vragen aan de orde zijn geweest en welke van de Vragen het bestuur heeft geweigerd te beantwoorden en wat de overige aanwezige leden hiervan vonden, noch hebben zij gewezen op passages in de notulen van de ledenvergaderingen van de Vereniging waarin is opgenomen dat zij Vragen hebben gesteld, die het bestuur geweigerd heeft te antwoorden. Aldus is tussen partijen onvoldoende komen vast te staan dat en welke Vragen het bestuur op de Ledenvergadering heeft geweigerd te beantwoorden. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat het daarvoor aangewezen gremium niet volledig is benut om de Vragen te stellen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond het bestuur tot beantwoording van deze vragen te veroordelen.
4.20.

In de volgende, door [eisende partij sub 1 c.s.] aan hun vordering tot het beantwoorden van de Vragen ten grondslag gelegde, omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit punt anders te oordelen. Daarbij zal zij eerst het bezwaar van [eisende partij sub 1 c.s.] formuleren, voor zover dit hiervoor niet al aan de orde is gesteld, en vervolgens motiveren waarom dit bezwaar niet leidt tot een verplichting van het bestuur de Vragen te beantwoorden.
( i) de ledenadministratie klopt volgens [eisende partij sub 1 c.s.] niet, waardoor niet zeker is hoeveel stemgerechtigde leden er zijn. 
Dit bezwaar dienen [eisende partij sub 1 c.s.] aan de orde te stellen in het kader van de besluitvorming binnen de Vereniging en kan als los bezwaar niet als grondslag dienen om het bestuur te verplichten buiten de ledenvergadering om vragen van individuele leden te beantwoorden. Daarbij komt nog dat [eisende partij sub 1 c.s.] hun bezwaar op dit punt, tegenover het gemotiveerde verweer van het bestuur dat grote inspanningen worden geleverd om het ledenbestand correct en up-to-date te houden, geen concrete voorbeelden heeft kunnen noemen van fouten in de ledenadministratie, waardoor zij haar besluit feitelijk onvoldoende heeft onderbouwd.
(ii) het bestuur vraagt voor bepaalde besluiten niet de voorafgaande goedkeuring van de ledenvergadering.
Dergelijke bestuursbesluiten zouden nietig of vernietigbaar kunnen zijn omdat het bestuur dan niet bevoegd is deze besluiten te nemen, echter een vordering tot vernietiging van bestuursbesluiten op deze grond is niet aan de rechtbank voorgelegd.
(iii) door het ontbreken van een huishoudelijk reglement, ontbreken interne “huisregels” over de gang van zaken binnen de Vereniging, waaronder de gang van zaken tijdens een ledenvergadering. 
Door het ontbreken van een huishoudelijke reglement voldoet de Vereniging niet aan de bepalingen zoals die in de Statuten zijn opgenomen. De sanctie hierop is echter niet dat het bestuur van de Vereniging rechtstreeks, buiten de ledenvergadering om, vragen van individuele leden dient te beantwoorden. 
Uit de overgelegde notulen van ledenvergaderingen kan overigens worden opgemaakt dat dit onderwerp ook de aandacht van het bestuur heeft. Daarbij valt op dat [eisende partij sub 1 c.s.] stellen dat op twee door het bestuur belegde bijeenkomsten waar leden input konden geven voor het huishoudelijk reglement, behoudens [eisende partij sub 1 c.s.] , twintig respectievelijk vijf van de 1000 leden aanwezig waren, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat dit onderwerp niet bij alle leden leeft. Voorts kunnen [eisende partij sub 1 c.s.] , als zij de opstelling en vaststelling van een huishoudelijk reglement wensen, het bestuur verzoeken daartoe een bijzondere ledenvergadering bijeen te roepen met als agendapunt de opdracht aan het bestuur om op korte termijn een huishoudelijk reglement op te stellen. Indien dan de meerderheid van de vergadering hiervoor stemt, is het bestuur ook langs die weg gehouden een huishoudelijk reglement aan de vergadering voor te leggen.
(iv) [eisende partij sub 1 c.s.] uiten beschuldigingen over een dictatoriaal beleid, nepotisme, vriendjespolitiek, een gemanipuleerde meerderheid, intimidatie en angst voor represailles, hetgeen noopt tot een vergaande plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording. Concrete voorbeelden van het gedrag dat het bestuur wordt verweten, met uitzondering van een aangifte die is gedaan, worden echter niet genoemd. Daartegenover stelt de Vereniging dat eisers met zijn zessen zijn en dat niet is gebleken dat zij door een grotere groep leden worden ondersteund in hun bezwaren tegen het bestuur en tegen de gang van zaken binnen de Vereniging. Nu [eisende partij sub 1 c.s.] deze stelling onvoldoende heeft toegelicht, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
( v) de kascommissie reageert niet op vragen van leden waaronder [eisende partij sub 1 c.s.] 
Mocht dit inderdaad zijn voorgevallen, dan is het bestuur hiervoor niet primair verantwoordelijk maar zijn dit de leden van de kascommissie zelf. Voorts is niet gesteld, noch is anderszins gebleken dat [eisende partij sub 1 c.s.] de leden van de kascommissie hierop hebben aangesproken. Ook is niet gesteld of anderszins gebleken dat [eisende partij sub 1 c.s.] het bestuur hiervan op de hoogte hebben gesteld. Een grond om het bestuur te verplichten de Vragen te beantwoorden, ziet de rechtbank hierin niet.
(vi) Ondanks een verzoek daartoe, heeft het bestuur een door [eisende partij sub 1 c.s.] gevraagd agendapunt niet op de agenda van een buitengewone ledenvergadering gezet of is aan de behandeling van dit punt in een volgende vergadering niet toegekomen.
Ook hier was de aangewezen weg dat [eisende partij sub 1 c.s.] het bestuur, in overeenstemming met hetgeen daarover in de statuten is bepaald, andermaal hadden verzocht dit punt te agenderen, zodat democratische besluitvorming hierover tijdens een ledenvergadering kon plaatsvinden. Bovendien voorzien de statuten in de mogelijkheid dat leden zelf een buitengewone ledenvergadering organiseren, als het bestuur hiertoe niet overgaat. Bezwaren tegen de handelwijze van het bestuur op dit punt, leiden er dan ook niet toe dat het bestuur verplicht kan worden om buiten de ledenvergadering om de Vragen aan [eisende partij sub 1 c.s.] te beantwoorden.

4.21.

Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] het bestuur te verplichtingen de Vragen te beantwoorden, dient te worden afgewezen. De omstandigheid dat de ledenvergadering van 2 april 2017 het besluit heeft genomen [eisende partij sub 1 c.s.] als leden te royeren behoeft ten aanzien van deze vordering dan ook geen verdere bespreking.
vordering III

4.22.

Ook de vordering tot het opmaken van een begroting voor de jaren 2016 en 2017 wijst de rechtbank af. Besluitvorming hierover heeft plaatsgevonden tijdens de ledenvergadering van 2 oktober 2016. De rechtbank heeft onder 4.9 al overwogen dat voor de besluitvorming op deze vergadering de quorumeis niet geldt.
vordering IV tot en met VII benoeming van een deskundige

4.23.

[eisende partij sub 1 c.s.] stellen dat ook indien het bestuur wordt veroordeeld (i) tot het opnieuw afleggen van rekening en verantwoording over 2014 en 2015, (ii) het volledige jaarverslag te overleggen en (iii) de Vragen te beantwoorden, bij hen het vertrouwen ontbreekt dat deze rekening en verantwoording werkelijk openheid en transparantie ten aanzien van de verenigingsfinanciën oplevert. Bestuurders zullen hun misstappen en feilen niet willen toegeven en blijven camoufleren. Echte antwoorden zullen niet worden gegeven.
4.24.

Voorts stellen zij dat er bezwaren zijn tegen het functioneren van de kascommissie van de Vereniging:
( i) De besluiten van de ledenvergadering tot benoeming van de kascommissie zijn nietig omdat de quorumeis niet in acht is genomen;
(ii) Voor het boekjaar 2014 zijn geen plaatsvervangende leden van de kascommissie benoemd, waardoor de kascommissie in 2014 slechts uit twee leden heeft bestaan omdat één lid aftrad. Hierdoor heeft deze kascommissie geen rechtsgeldig verslag uitgebracht;
(iii) De kascommissie kent geen rooster van aftreden. Een lid van de kascommissie kan voor drie jaar worden benoemd en is slechts één keer herkiesbaar. De voorzitter van de kascommissie is echter al onafgebroken lid van de commissie sinds 2004. Tijdens de algemene vergadering van 7 juni 2015 is wederom dezelfde voorzitter van de kascommissie benoemd. Als plaatsvervangende leden zijn benoemd een nichtje van de penningmeester en een zwager van de voorzitter.
(iv) De kascommissie schermt met de betrokkenheid van een accountant, maar heeft de naam van deze accountant nooit willen noemen. Pas tijdens de comparitie van partijen is de naam van de accountant genoemd.
( v) De kascommissie functioneert als een verlengde van het bestuur. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat de voorzitter van de kascommissie zich tijdens ledenvergaderingen meer manifesteert als penningmeester dan de werkelijke penningsmeester. Hij is degene die vragen aan het bestuur over financiële aangelegenheden beantwoordt. Voorts blijkt dit uit de omstandigheid dat een lid van de kascommissie de begroting over 2015 heeft opgesteld en niet de penningmeester.
Het gevolg hiervan is dat er geen kascommissie is die het Financieel Jaarverslag over 2014 en over 2015 heeft onderzocht en daarover rechtsgeldig verslag heeft uitgebracht aan de ledenvergadering, aldus [eisende partij sub 1 c.s.]
4.25.

De onder 4.23. en 4.24. opgesomde omstandigheden zijn, aldus nog steeds [eisende partij sub 1 c.s.] , voldoende zwaarwegend om over te gaan tot het toewijzen van de, ook in de ogen van [eisende partij sub 1 c.s.] onorthodoxe, vordering tot benoeming van een deskundige.
4.26.

De rechtbank stelt het volgende voorop. Afgezien van het verweer tegen de werking van de quorumeis, heeft de Vereniging geen verweer gevoerd tegen de door [eisende partij sub 1 c.s.] gestelde bezwaren tegen het functioneren van de kascommissie. Zij heeft enkel gesteld dat naast de huidige voorzitter van de kascommissie niemand zich beschikbaar heeft gesteld zodat het bestuur van de Vereniging hem steeds wel als voorzitter moe(s)t voordragen.
4.27.

Artikel 2:48 BW, dat ook op de Vereniging van toepassing is, bepaalt dat bij het ontbreken van een raad van commissarissen of een accountantsverklaring, de algemene vergadering jaarlijks twee leden benoemt [noot: de wet spreekt van een commissie van ten minste twee leden], die geen bestuurslid mogen zijn. Deze twee leden onderzoeken de financiële stukken die het bestuur aan de ledenvergadering dient te overleggen en brengen van dit onderzoek verslag uit aan de ledenvergadering. Artikel 16 van de statuten bevat de bepalingen die voor de Vereniging gelden voor wat betreft deze kascommissie.
Bij het afleggen van de rekening en verantwoording door het bestuur aan de ledenvergadering speelt deze door de ledenvergadering benoemde kascommissie een belangrijke rol. Zij kan in meer detail de financiële stukken bestuderen, heeft vaak de daartoe benodigde financiële achtergrond en kan met het bestuur voorafgaand aan de ledenvergadering in discussie over deze stukken. Van haar werkzaamheden brengt zij verslag uit aan de ledenvergadering. De kascommissie is tot dit alles beter in staat dan de ledenvergadering van de Vereniging, waarbij potentieel 1.000 leden aanwezig kunnen zijn en waarvan niet iedereen over de benodigde financiële bagage zal beschikken om de financiële stukken te begrijpen.
Wil de ledenvergadering op de kascommissie kunnen vertrouwen, dan dient deze commissie overeenkomstig de daarvoor geldende regels te zijn samengesteld. Tevens dient zij op voldoende afstand van het bestuur te staan, teneinde een controlerende rol te kunnen vervullen.

4.28.

De enige grond die [eisende partij sub 1 c.s.] ten grondslag hebben gelegd aan hun vordering tot nietigverklaring van de besluiten tot benoeming van de kascommissie is dat niet is voldaan aan de quorumeis. Ten aanzien van dit gedeelte van de vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] heeft de rechtbank onder 4.9. al overwogen dat deze zal worden afgewezen.
Voor het overige hebben [eisende partij sub 1 c.s.] slechts geconcludeerd dat de verwijten die zij het bestuur en de Vereniging maken voor wat betreft de kascommissie ertoe moeten leiden dat de rechtbank een deskundige benoemd die de jaarstukken van de Vereniging moet onderzoeken en hierover moet rapporten. Deze vorderingen baseren zij tevens op het gebrek aan vertrouwen ten aanzien van het handelen van het bestuur. Dit betekent dat de rechtbank het functioneren van de kascommissie alleen in het licht van deze vorderingen behoeft te beoordelen.

4.29.

De wet noch de statuten bevatten een bepaling die het voor individuele verenigingsleden – die tezamen ongeveer 0,6% van de stemmen binnen een ledenvergadering vertegenwoordigen – mogelijk maakt te vorderen dat een deskundige wordt benoemd die op kosten van de Vereniging onderzoek doet naar het reilen en zeilen van het bestuur en de door het bestuur afgelegde rekening en verantwoording. Artikelen 2:344 en verder BW en artikel 2:393 lid 3 BW zijn op de Vereniging niet van toepassing. Artikel 2:48 lid 2 regelt de benoeming van een kascommissie en artikel 2:16 lid 4 van de statuten verwijst naar een deskundige die de kascommissie kan inschakelen om haar bij te staan in haar werkzaamheden. Beide artikelen geven niet de leden van de Vereniging het recht om een financieel deskundige te laten benoemen.
4.30.

Ook de tegen het functioneren van de kascommissie genoemde bezwaren rechtvaardigen niet de benoeming van een deskundige. De omstandigheid dat [eisende partij sub 1 c.s.] zich niet kunnen vinden in het beleid van de Vereniging en het bestuur wantrouwen, maken dit oordeel niet anders.
De leden van de Vereniging zullen de democratische weg van het behalen van een meerderheid in de ledenvergadering moeten bewandelen. Wet en statuten bevatten voldoende bepalingen die het de leden van de Vereniging mogelijk maken langs deze weg in de besluitvorming van de Vereniging een rol te spelen. Zo kunnen 25 leden van de Vereniging op grond van artikel 18 van de statuten het bestuur vragen een buitengewone ledenvergadering bijeen te roepen op welke ledenvergadering het bestuur de door de 25 leden aangedragen onderwerpen dient te agenderen. Niet gesteld noch is anderszins gebleken dat het bestuur artikel 18 van de statuten niet naleeft. Daarnaast hebben de leden de mogelijkheid de nietigheid van besluiten te vorderen die in strijd met wet en statuten zijn genomen dan wel de vernietiging van besluiten op grond van artikel 2:15 BW.
De rechtbank zal dan ook de vordering tot het benoemen van een deskundige afwijzen.
Gelet hierop behoeft de omstandigheid dat de ledenvergadering van 2 april 2017 het besluit heeft genomen [eisende partij sub 1 c.s.] als leden te royeren geen verdere bespreking.

vordering VIII opleggen dwangsom

4.31.

Nu de rechtbank de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] onder I, II, III, VI en VII afwijst, ziet de rechtbank ook geen grond aan het bestuur en de Vereniging een dwangsom op te leggen. Ook dit gedeelte van de vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] wijst de rechtbank dan ok af.
4.32.

Nu alle vorderingen worden afgewezen, behoeft de stelling van de Vereniging dat de vorderingen tegen bestuurders onder 2 tot en met 6 niet ontvankelijk is omdat zij in mei 2017 zijn afgetreden geen bespreking.