Toch vergaderen na afgezegde ALV

Rechtbank Midden-Nederland 27 juli 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:3685

In deze vergadering wordt een ALV afgezegd afgezegd door het bestuur, een paar uur voordat deze zou plaatsvinden. Op initiatief van kritische leden wordt er toch vergaderd (en wordt het bestuur afgezet /geschorst en nieuw bestuur benoemd). Is dit besluit geldig?
De rechtbank oordeelt niet. 

” Deze [vergadering] is weliswaar uitgeroepen door het bestuur, maar evenzeer weer afgezegd […]. Dit brengt met zich dat voorshands moet worden aangenomen dat hij [A, de voorzitter] de ALV van 29 juni 2018 rechtsgeldig heeft kunnen afzeggen.
Nu evenmin gebleken is dat die bijeenkomst, als ware het een ALV, is opgeroepen op de wijze zoals in artikel 5.3.1. van de statuten  is bepaald [verzoek van 10% van de leden] en er geen vooraf bekend gemaakte agenda onder de leden is verspreid, is voorshands niet aannemelijk dat de bijeenkomst van 29 juni 2018 als een ALV heeft te gelden. Dit brengt tevens met zich dat de besluiten die op 29 juni 2018 zijn genomen, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet als rechtsgeldig zijn aan te merken, hetgeen zowel geldt voor de benoeming van de leden van het interim bestuur, als de schorsing van [A] (en anderen) in afwachting van een besluit tot diens royement als lid van [de vereniging] .” 

De rechtbank overweegt ook, tamelijk opmerkelijk, dat alle benoemingen van bestuursleden op een eerdere (geldige) ALV ongeldig zijn, omdat er tijdens die ALV niet gestemd is (er waren precies genoeg kandidaten, namelijk 7 kandidaten; naast deze 7 personen bestond het bestuur nog uit de voorzitter A die al eerder gekozen was). 
” Er is volgens de notulen in het geheel niet gestemd over de benoeming van de zes leden die naast [A, de voorzitter] het bestuur zouden gaan vormen. Door [de vereniging] wordt wel volgehouden dat de verkiezing bij acclamatie heeft plaatsgevonden, maar voor dit standpunt is geen steun te vinden in de notulen van die vergadering en door [de kritische leden] is ter zitting uitdrukkelijk betwist dat de benoeming de instemming van de tijdens die vergadering aanwezige leden had. Desgevraagd heeft [A] ter zitting ook niet kunnen bevestigen dat er op enig moment tijdens de vergadering uitdrukkelijk is gevraagd of de benoeming van de overige zes bestuurders, naast [A] , ‘en bloc’ op de goedkeuring van de leden kon rekenen. Voorshands is dan ook aannemelijk dat het benoemingsbesluit vernietigbaar is nu het is tot stand gekomen in strijd met de statuten en hetgeen is bepaald in artikel 2:15 BW. ” 

Daarom is volgens de rechter allen de voorzitter A geldig benoemd (op een nog eerdere ALV, waarbij wel gestemd is). 



Dat oordeel lijkt mij te hard in het licht van artikel 2:8 lid 2 BW (een in de statuten opgenomen regel is niet van toepassing, ” voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”).

2.2.

In de statuten van [eiseres] zijn, onder meer, de volgende bepalingen opgenomen:
 HET BESTUUR
Artikel 4
4.1.1.

Het bestuur van de Vereniging wordt gevormd door een oneven aantal van minimaal vijf (5) en maximaal zeven (7) door de Algemene Ledenvergadering uit haar midden gekozen leden.

5.2.3.

Plaats en tijdstip van de Algemene Ledenvergadering wordt door het bestuur bepaald. […] Het bestuur draagt tevens zorg voor de oproeping van de leden door de toezending van convocaties onder bijsluiting van de agenda met bijbehorende stukken voor deze vergadering.
[…]
5.3.1.

Minimaal tien procent (10%) van de stemgerechtigde leden kunnen schriftelijk, met handtekeningen, aan het bestuur te kennen geven een Bijzondere Algemene Ledenvergadering bijeen te doen roepen.
Het bestuur is verplicht deze vergadering binnen drie (3) weken bijeen te roepen.

2.4.

In de notulen van de Algemene Ledenvergadering (hierna te noemen: ALV) van 27 maart 2018 staat, onder meer, het volgende:
 Bestuursverkiezing
7 leden hebben zich kandidaat gesteld en aangezien er eerder in de vergadering is vastgesteld dat het bestuur uit 7 leden mag bestaan, hoeft er niet gestemd te worden”.

2.5.

Het bestuur heeft een volgende ALV uitgeroepen voor 29 juni 2018. Een paar uur voor aanvang daarvan heeft het bestuur een e-mail naar de leden gestuurd dat de ALV geen doorgang zal vinden.
2.6.

Gedaagde sub 2 (hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ) heeft hierop het volgende e-mailbericht aan alle leden gestuurd:
“Geachte leden,

U heeft zojuist een mail ontvangen waarin de ALV wordt afgelast.

Ik zou hedenavond namens meer dan 20 medetuinders een punt van orde inbrengen wat heel erg belangrijk is. Dit heeft ermee te maken dat de vereniging geen legitiem bestuur heeft.

Om bovenstaande reden willen we u uitdrukkelijk verzoeken om vanavond om 20.00 uur naar de vereniging te komen. We komen bijeen bij de [locatie] . Wij zullen dan het hele verhaal uit de doeken doen.”

2.7.

Uit naam van het bestuur van [eiseres] is op 30 juni 2018 een e-mail naar de leden gestuurd waarin, onder meer, het volgende staat:
“Op dit moment is er veel onrust en commotie op de tuin. Er is een groep die zegt dat ze het interim bestuur zijn. Er is geen algemene vergadering uitgeroepen conform de statuten, daarom zijn de besluiten die daar genomen zijn niet rechtsgeldig. Er is formeel geen sprake van interim bestuur. Het interim bestuur wordt niet erkend. Het zittend bestuur is een legitiem gekozen bestuur. Dit is vastgelegd in de notulen. Het bestuur is ingeschreven bij de KVK.”

2.8.

Met een brief van 4 juli 2018 is [A] , net als de andere bestuursleden, met uitzondering van [gedaagde sub 3] , meegedeeld dat in de vergadering van 29 juni 2018 door de leden middels schriftelijke stemming is besloten tot zijn schorsing, in afwachting van royement als lid van [eiseres] . De brief is ondertekend door gedaagde sub 1 (hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ), in hoedanigheid van voorzitter van de vereniging.






4. De beoordeling

4.1.

Van een spoedeisend belang bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken.
4.2.

De kern van het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. is, dat het door [A] voorgezeten bestuur in de ALV van 27 maart 2018 niet op rechtsgeldige wijze is verkozen.
Er is tijdens die ALV immers niet voor hun benoeming gestemd, noch voor het bestuur als geheel, noch individueel per kandidaat – zoals de statuten voorschrijven – en er is ook niet gevraagd of verkiezing met algemene stemmen akkoord was.
Daarbij zijn zij van mening dat de verkiezing van het interim bestuur op 29 juni 2018 – hoewel strikt genomen ook niet in overeenstemming met de statuten – wel rechtsgeldig is, aangezien dit bestuur de steun geniet van de leden die tijdens die vergadering aanwezig waren en zij gedwongen waren om in het belang van de vereniging als zodanig te handelen, gezien de onrust en tweespalt die er heerst.
4.3.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan [gedaagde sub 1] c.s. worden gevolgd in haar standpunt dat de verkiezing van de bestuurders van [eiseres] tijdens de ALV van 27 maart 2018 niet in overeenstemming met de statuten heeft plaatsgevonden.
Er is volgens de notulen in het geheel niet gestemd over de benoeming van de zes leden die naast [A] het bestuur zouden gaan vormen. Door [eiseres] , althans [A] , wordt wel volgehouden dat de verkiezing bij acclamatie heeft plaatsgevonden, maar voor dit standpunt is geen steun te vinden in de notulen van die vergadering en door [gedaagde sub 1] c.s. is ter zitting uitdrukkelijk betwist dat de benoeming de instemming van de tijdens die vergadering aanwezige leden had. Desgevraagd heeft [A] ter zitting ook niet kunnen bevestigen dat er op enig moment tijdens de vergadering uitdrukkelijk is gevraagd of de benoeming van de overige zes bestuurders, naast [A] , ‘en bloc’ op de goedkeuring van de leden kon rekenen. Voorshands is dan ook aannemelijk dat het benoemingsbesluit vernietigbaar is nu het is tot stand gekomen in strijd met de statuten en hetgeen is bepaald in artikel 2:15 BW.
Het voorgaande laat evenwel onverlet dat aan de verkiezing van [A] , tijdens een eerdere ALV, geen bezwaren kleven, althans daarvan is niet gebleken. De voorzieningenrechter houdt het er voorshands op dat [A] daarom thans als (enig) bestuurder van [eiseres] kan worden aangemerkt en [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] niet. Voor dit laatste is het volgende redengevend.
4.4.

Voorshands kan er niet van worden uitgegaan dat de bijeenkomst op 29 juni 2018 de status van een ALV had. Deze is weliswaar uitgeroepen door het bestuur, maar evenzeer weer afgezegd en in het voorgaande is reeds geoordeeld dat destijds in ieder geval [A] bestuurder van [eiseres] was en derhalve bevoegd was tot afzegging van de ALV. Hoewel de statuten een bestuur van vijf of zeven leden voorschrijven, betekent het hiervoor reeds genoemde gegeven dat [A] alléén als bestuurder fungeert niet dat hij om die reden bestuursbevoegdheid ontbeert. Dit brengt met zich dat voorshands moet worden aangenomen dat hij de ALV van 29 juni 2018 rechtsgeldig heeft kunnen afzeggen.
Nu evenmin gebleken is dat die bijeenkomst, als ware het een ALV, is opgeroepen op de wijze zoals in artikel 5.3.1. van de statuten is bepaald en er geen vooraf bekend gemaakte agenda onder de leden is verspreid, is voorshands niet aannemelijk dat de bijeenkomst van 29 juni 2018 als een ALV heeft te gelden. Dit brengt tevens met zich dat de besluiten die op 29 juni 2018 zijn genomen, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet als rechtsgeldig zijn aan te merken, hetgeen zowel geldt voor de benoeming van de leden van het interim bestuur, als de schorsing van [A] (en anderen) in afwachting van een besluit tot diens royement als lid van [eiseres] . Ook het gegeven dat [A] als bestuurder niet aanwezig was om deze vergadering voor te zitten, draagt bij aan dit voorlopig oordeel.
De voorzieningenrechter komt hiermee tot de slotsom dat het gevorderde verbod voor [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om zich (individueel en gezamenlijk als het interim bestuur) voor te doen als bestuurders van [eiseres] toewijsbaar is. Ook het onder 3.1. b) gevorderde is voor een deel toewijsbaar, op de hierna te vermelden wijze.

4.5.

Het voorgaande brengt met zich dat het gevorderde onder 3.1. f) en g) (grotendeels) toewijsbaar is. Nu [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] niet kunnen worden aangemerkt als bestuurders van [eiseres] , is hun inschrijving als zodanig in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onterecht en zijn zij tevens onterecht gemachtigd bij de bank. Dit zullen zij ongedaan moeten maken. Gelijktijdig zal [A] daar weer moeten worden ingeschreven en gemachtigd. Dit geldt niet voor de overige zes bestuursleden die, zoals hiervoor bij 2.3. staat weergegeven, ook ingeschreven stonden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hun benoeming in de ALV van 27 maart 2018 immers in strijd met de statuten geweest en is derhalve voorshands niet aannemelijk dat zij op dit moment zijn aan te merken als bestuursleden van [eiseres] .
4.6.

Als een, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, noodzakelijke stimulans voor [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om aan deze veroordelingen te voldoen, zal de gevorderde dwangsom worden toegewezen. Deze zal echter op de hierna te vermelden wijze worden gemaximeerd.
4.7.

De vorderingen onder 3.1. c) en e) zullen evenwel worden afgewezen. Zonder nadere toelichting – die evenwel ontbreekt – is voorshands niet duidelijk op welke bescheiden en bestanden wordt gedoeld door [eiseres] . De vordering is derhalve onvoldoende objectief bepaalbaar om te kunnen worden toegewezen, zoals is gevorderd. Daarbij komt dat voorshands ook niet goed is in te zien dat geen gebruik gemaakt zou mogen worden van een e-mailbestand van de leden van [eiseres] , nu gedaagden 1 tot en met 3 – mogelijk met uitzondering van [gedaagde sub 2] – zelf ook lid van de vereniging zijn.
4.8.

De vordering tot het verwijderen van de affiches voor de bijeenkomst van 30 juli 2018 zal eveneens worden afgewezen. Nog daargelaten of de vergadering de status van een ALV heeft (en of daarin, afhankelijk van het antwoord op die vraag, rechtsgeldige besluiten genomen kunnen worden), hebben de leden van [eiseres] het recht om bijeen te komen en te vergaderen. Dit kan (het bestuur van) [eiseres] haar leden langs de weg van een juridische procedure, bovendien in kort geding, niet verbieden.
4.9.

[gedaagde sub 1] c.s. heeft in algemene bewoordingen betwist dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 2] zich schuldig hebben gemaakt aan agressief gedrag en vernielingen van eigendommen van [eiseres] . Volgens [gedaagde sub 1] c.s. wordt [gedaagde sub 4] als zondebok gebruikt en zoekt het bestuur van de vereniging naar spijkers op laag water.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat niet in de vereiste mate aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 4] zich daadwerkelijk aan het gestelde gedrag schuldig heeft gemaakt, noch wat de eventuele rol van [gedaagde sub 2] hierin is geweest. Nadere bewijslevering, bijvoorbeeld door middel van getuigenverklaringen, is hiervoor aangewezen en binnen de beperkte kaders van het kort geding is hiervoor geen plaats. Bovendien is onduidelijk of [gedaagde sub 2] thans (nog) lid is van de vereniging. Vast staat dat zij haar lidmaatschap van [eiseres] heeft opgezegd op een wijze die strijdig is met de statuten, maar dat deze opzegging destijds door de vereniging is geaccepteerd. Naar eigen zeggen zou [gedaagde sub 2] echter later op haar beslissing zijn teruggekomen en bovendien is zij, eveneens naar eigen zeggen, samen met haar echtgenoot huurder van één of meer tuintjes op het tuinencomplex en als zodanig ook lid. Ook hiervoor geldt dat één en ander binnen het bestek van dit kort geding onvoldoende duidelijk is geworden. De vordering onder 3.1. i) zal om deze redenen worden afgewezen.

4.10.

In de omstandigheid dat partijen over en weer voor een deel in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten op de hierna te vermelden wijze te compenseren.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

– verbiedt gedaagden sub 1 tot en met 3 met onmiddellijke ingang om zich voor te doen als waren zij het bestuur van [eiseres] ,
– veroordeelt gedaagden sub 1 tot en met 3 om, binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis, de leden van [eiseres] per e-mail onderstaande tekst, in reguliere opmaak en zonder toevoegingen, toe te sturen:
“Geachte leden van de vereniging,

Wij zijn in kort geding veroordeeld om ons niet langer voor te doen als bestuur van de vereniging.

Met vriendelijke groet,

[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3] ”,

– beveelt gedaagden sub 1 tot en met 3 om, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, al het nodige in het werk te stellen om de inschrijving van bestuurslid [A] van [eiseres] bij de Kamer van Koophandel te doen herstellen,
– beveelt gedaagden sub 1 tot en met 3 om, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, al het nodige in het werk te stellen om de machtiging van bestuurslid [A] van [eiseres] bij de bankrelatie van [eiseres] te doen herstellen,
– bepaalt dat gedaagden sub 1 tot en met 3 hoofdelijk een dwangsom van € 1.000,00 per dag verbeuren voor elke dag dat zij nalaten om aan het hiervoor genoemde te voldoen, tot dat een maximum van € 30.000,00 zal zijn bereikt,
– compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
– verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
– wijst het meer of anders gevorderde af.