Geen intern beroep ingesteld dus niet ontvankelijk

Rb. Limburg 31 augustus 2016
De rechter besluit dat een lid dat geen gebruik maakt van beroep bij de ALV tegen een besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap, niet ontvankelijk is in zijn vorderingen bij de burgerlijke rechter.


Vonnis van 31 augustus 2016
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,tegen
de vereniging DE BAEKER POTTENTAOTE,

Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en DBP genoemd worden.

2De feiten

2.1.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is sinds 19 jaar lid van DBP. DBP is een te Beek gevestigde carnavalsvereniging die sedert 1886 bestaat.
2.2.

Op 21 april 2015 is tijdens een extra ingelaste ledenvergadering (ook wel Raad van Elf genoemd), waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aanwezig was, besloten het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te beëindigen. Reden daarvoor is onder meer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens DBP tijdens een bezoek aan zustervereniging Heilig Wammes te Maaseik op 17 januari 2015 de middelvinger naar een bestuurslid van DBP zou hebben opgestoken en op 30 januari 2015 aan de voorzitter, tijdens een bezoek aan een voetbalwedstrijd, een ijsbeentje zou hebben uitgedeeld. Achtergrond van deze voorvallen is volgens DBP een overmatig gebruik van alcohol door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ; DBP kan dat niet tolereren. Bij brief van 22 april 2015 is dit aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] medegedeeld.

3Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is van mening dat voormeld besluit de toets der kritiek niet kan doorstaan en heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair, de opzegging van het lidmaatschap te vernietigen ex art. 2:15 BW en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in staat te stellen zijn lidmaatschap voort te zetten;
  • subsidiair voor recht te verklaren dat zijn lidmaatschap niet is geëindigd;
  • DBP te veroordelen om ten titel van dwangsom aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen € 500,- voor iedere dag dat DBP weigert aan het bevel om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weer in staat te stellen zijn lidmaatschap voort te zetten, te voldoen met een maximum van € 100.000,-;
  • met veroordeling van DBP in de kosten.
3.2.

DBP heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
in (voorwaardelijke) reconventie

3.3.

Stellende dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , na beëindiging van zijn lidmaatschap, nog een aantal eigendommen van DBP onder zich houdt, heeft DBP – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot teruggave van alle verenigingseigendommen, waaronder begrepen twee medailles en een ceremoniestok, op straffe van een dwangsom van € 150,- per dag tot een maximum van € 4.500,-;
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot teruggave van een steek, dan wel in plaats daarvan tot betaling van een bedrag van € 100,- op straffe van een dwangsom;
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4De beoordeling

in conventie

4.1.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zich met name geconcentreerd op de procedurele gang van zaken: het besluit tot beëindiging van zijn lidmaatschap vertoont zodanige formele gebreken dat het juridisch niet existeert, althans – zo dat wel het geval is – niet in kan stand blijven. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet met zoveel woorden betoogd dat de opgegeven redenen het besluit niet kunnen dragen, al betwist hij het uitdelen van het ijsbeentje en heeft hij begrip gevraagd voor de middelvinger: het opsteken daarvan moet bezien worden binnen de ‘carnavaleske setting’ van dat moment.
4.2.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft erop gewezen dat de leden bij emailbericht van 19 april 2015 om 14.41 uur zijn ingelicht over de te houden vergadering. Op de agenda stond slechts één agendapunt: ‘Hoe verder te gaan met onze vereniging’. Uit de notulen blijkt achteraf dat er meerdere agendapunten waren. Indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had geweten dat er meerdere agendapunten waren – waaronder de beëindiging van zijn lidmaatschap – was [eiser in conventie, verweerder in reconventie] naar de vergadering gekomen of zou hij hebben verzocht de vergadering uit te stellen. De notulen zijn ook deels onjuist. Er staan aanwezigen vermeld die er niet waren en vice versa. Voorts zijn de notulen onvolledig. Tijdens de vergadering hebben enkele leden hun lidmaatschap opgezegd; dat staat niet in de notulen. De volgens de notulen gehouden stemming deugt evenmin; er waren niet acht personen aanwezig, maar slechts zeven, waarvan er zes hebben gestemd (met een onthouding). Het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is nietig, nu geen hoor en wederhoor is toegepast, art. 22 van het huishoudelijk reglement is overtreden, alsmede omdat van de dertien leden, maar zes hebben gestemd en derhalve niet voldaan is aan art. 6 lid 2 van het huishoudelijk reglement waaruit volgt dat drievierde van de stemgerechtigden aanwezig moet zijn bij de stemming. Indien het besluit niet ex art. 2:14 BW nietig mocht zijn, is het vernietigbaar op grond van art. 2:15 BW. Rechtens is noch sprake van een opzegging (art. 2:36 BW) noch van een ontzetting (art. 2:35 BW). De brief van het bestuur d.d. 22 april 2015 spreekt namelijk alleen over ‘beëindiging’ en ‘ontbinding’.
4.3.

DBP heeft voorop gesteld dat zij onder geen beding meer met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wenst voort te gaan: hoewel zij respect heeft uitgesproken voor de wijze waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich jarenlang voor DBP heeft ingezet, kan zij het deraillerend gedrag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
– met de gewraakte twee incidenten als dieptepunt – niet meer tolereren. DBP wijt een en ander aan het nuttigen van een overdaad aan alcoholische versnaperingen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , waarbij zij aantekent dat dit gedrag niet past binnen de waardige uitstraling van de Raad van Elf (overigens bestaande uit dertien personen). Wat daar verder ook van zij, in de optiek van DBP gaat het hier wel degelijk om een besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dat per brief van 22 april 2015 door het bestuur van DBP aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter kennis is gebracht. Nu art. 6 lid 7 van de statuten van DBP bepaalt dat van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap voor een betrokkene binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving beroep openstaat bij de algemene vergadering, en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] die termijn ongebruikt heeft laten verstrijken, moet hij in de onderhavige vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.4.

Het verweer van DBP treft doel. Wat er ook zij van de procedurele gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van het besluit, een redelijke uitleg van de brief van 22 april 2015 luidt dat het bestuur van DBP het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond van onwelvoeglijk gedrag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft opgezegd. De brief is ondertekend door het bestuur van DBP en ofschoon inderdaad ook de woorden ‘beëindiging’ en ‘ontbinding’ worden gebezigd, laat de brief geen andere redelijke uitleg toe dan dat beoogd wordt namens de vergadering het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op te zeggen omdat van DBP redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat lidmaatschap te laten voortduren (als bedoeld in art. 6 lid 1 onder c van de statuten). Ook [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet geacht worden dit uit de brief te hebben begrepen.
Ingevolge art. 6 lid 2 van de statuten is het bestuur het tot opzegging van het lidmaatschap bevoegde orgaan. Dat de ‘routing’ naar dat besluit toe niet geheel vlekkeloos is verlopen moge zo zijn, maar dat doet aan de rechtsgeldigheid van het besluit op zichzelf genomen niets af. De ledenvergadering (of Raad van Elf) was hier immers niet het bevoegde orgaan. Voor het tot stand komen van een geldig bestuursbesluit hoefde [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet ter vergadering uitgenodigd te worden. Het kan zo zijn dat de gang van zaken ter ledenvergadering niet geheel comme il faut is geweest, maar dat aan het bestuursbesluit gebreken kleven, is gesteld noch gebleken.
4.5.

Het is vervolgens ook juist, zoals DBP heeft betoogd, dat voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingevolge art. 6 lid 7 van de statuten binnen een maand na kennisgeving van het besluit beroep bij de algemene vergadering heeft opengestaan. Anders dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meent, is deze bepaling niet in strijd met de wet. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zoals vaststaat, heeft nagelaten van het daarin vervatte beroepsmiddel gebruik te maken, kan hij in zijn vorderingen inderdaad niet door de rechter worden ontvangen.
4.6.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden verwezen in de proceskosten.
in (voorwaardelijke) reconventie

4.7.

De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld – te weten: afwijzing van de vordering in conventie – moet voor vervuld worden gehouden.
4.8.

Volgens DBP houdt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog enkele verenigingseigendommen onder zich, te weten twee medailles, een steek en een ceremoniestok, welke aan DBP dienen te worden teruggegeven. Voor wat betreft de steek bestaat er binnen devereniging de afspraak dat bij beëindiging van het lidmaatschap het lid de keuze heeft om de steek terug te geven, of te behouden tegen een evenredige bijdrage; voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is dat € 100,-.
4.9.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat op grond van art. 9 van het huishoudelijk reglement slechts de ketting/medaille ‘Raad van Elf’ en de medaille ‘Grote Kebejjer’ verenigingseigendommen zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is bereid – mocht zijn vordering in conventie worden afgewezen – om deze medailles aan DBP te retourneren. Het is onnodig aan een veroordeling daartoe een dwangsom te verbinden; [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal uit eigen beweging tot teruggave overgaan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat ook de steek – volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook wel ‘de patsch’ genoemd – en de ceremoniestok eigendom van DBP zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 31 augustus 2013 twee maal € 111,- aan de penningmeester betaald, samen € 222,-, waarmee hij de eigendom van de steek heeft verkregen.
4.10.

Tussen partijen staat vast dat de steek kan worden aangekocht en vast staat eveneens, blijkens een overgelegde kwitantie, dat er door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een betaling van € 222,- voor ‘de patsch’ is gedaan, waarmee het bewijs voorshands is geleverd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de eigendom van de steek heeft verkregen. Nu DBP daartegenover geen tegenbewijs heeft aangeboden, ligt de vordering tot afgifte van de steek voor afwijzing gereed. Ten aanzien van de ceremoniestok heeft DBP – nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had betoogd dat het hier privé-eigendom betreft – niet nader uit de doeken gedaan wat de grondslag is voor haar eigendomspretentie, zodat zij op dat punt niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Ook de desbetreffende vordering zal worden afgewezen. De medailles ten slotte zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dienen te retourneren nu hij erkent dat deze eigendom zijn van DBP. De rechtbank zal, aangezien zij niet voetstoots kan uitgaan van de bereidwilligheid van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot teruggave, aan de veroordeling tot teruggave van deze medailles een dwangsom verbinden, maar zij zal deze matigen op hierna te melden wijze.

4.11.

Nu ieder van partijen deels in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.

verklaart [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
5.2.

veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van de Baeker Pottentaote tot op heden begroot op € 619,00 aan griffierecht en € 1.152,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.

veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen een week na betekening van dit vonnis tot afgifte van twee medailles (ketting/medaille ‘Raad van Elf’ en medaille ‘Grote Kebejjer’), bij partijen genoegzaam bekend, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag voor iedere dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarmee in gebreke blijft met een maximum tot € 1.000,-,
5.5.

verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad,