Tuchtrecht (KNVB)

Rechtbank Midden-Nederland 2 september 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:6355 


In de literatuur en jurisprudentie worden uitspraken van een (externe) tuchtcommissie soms aangemerkt als besluit van een orgaan (art. 2:15 BW) en soms als bindend advies (art. 7:900 BW). In dit geval beschouwt de rechtbank een uitspraak van de commissie van beroep  van de KNVB als een besluit, terwijl de rechter in kort geding het nog als bindend advies had aangemerkt.

Vonnis van 2 september 2015
in de zaak van
[eiser] ,
tegen de vereniging DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND ,

Partijen zullen hierna [eiser] en de KNVB genoemd worden.


2De feiten

2.1.

[eiser] heeft als speler en aanvoerder van zijn team deelgenomen aan een voetbalwedstrijd tussen SV Huizen 1 (hierna: Huizen) en VV Bennekom 1 (hierna: Bennekom) op 20 september 2014. [eiser] is een speler die uitkomt voor Bennekom.
2.2.

Na afloop van de voetbalwedstrijd op 20 september 2014 zijn er schermutselingen geweest tussen spelers van beide voetbalverenigingen.
2.3.

De bij de wedstrijd betrokken scheidsrechter heeft een wedstrijdformulier ingevuld. Naar aanleiding van het in het formulier vermelde, is een tuchtzaak aanhangig gemaakt bij de Landelijke Tuchtcommissie Amateurvoetbal van de KNVB (hierna: de Tuchtcommissie).
2.4.

Bij brief van 24 september 2014 heeft de Tuchtcommissie schriftelijk aan [eiser] ten laste gelegd dat hij zich bij gelegenheid van de wedstrijd Huizen tegen Bennekom na afloop van de wedstrijd onbehoorlijk heeft gedragen door één of meerdere keren grove/beledigende taal en/of discriminerende opmerkingen te maken richting een speler van Huizen en/of één of meerdere spelers van Huizen één of meerdere keren te slaan en/of één of meerdere keren te schoppen. Dit alles onder verwijzing naar artikel 2 lid 2 sub b van het Algemeen Regelement.
2.5.

[eiser] heeft een verweerschrift ingediend bij de Tuchtcommissie. Vervolgens heeft op 30 september 2014 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.6.

De Tuchtcommissie heeft [eiser] bij uitspraak van 30 september 2014 met ingang van 1 oktober 2014 geschorst voor de duur van achttien maanden. De commissie acht bewezen dat [eiser] zich na afloop van de wedstrijd Huizen-Bennekom van 20 september 2014, “ onbehoorlijk heeft gedragen door meerdere spelers, althans ten minste één speler van Huizen meerdere keren te hebben geslagen, althans ten minste één keer te hebben geslagen. ” De bewezenverklaring grondt de Tuchtcommissie volgens haar uitspraak op de schriftelijke en mondelinge verklaringen van de scheidsrechter, de schriftelijke verklaring van de heer [A] (voorzitter van Huizen) en de mondelinge verklaringen van de heer [B] en van de heer [C] . Volgens het verslag van het mondeling onderzoek van de Tuchtcommissie heeft de scheidsrechter – voor zover van belang- het volgende verklaard:
“ Hij (lees: [eiser] ) begon te duwen en te trekken aan de spelers.
(…)
Ik zag dat [eiser] vervolgens opstond en hem een klap raak gaf in zijn gezicht.”
en
“Vervolgens tracht speler [eiser] , speler [C] (rugnummer [rugnummer] Huizen) te slaan, dit is een rake klap. Speler [C] krijgt deze klap in het gezicht. Ook raakt speler [eiser] de speler in het Huizen-trainingspak. 

Het verslag vermeldt voorts dat de heer [B] heeft gezien dat [eiser] vol uithaalt op het achterhoofd van speler [C] .

2.7.

Naar aanleiding van het door [eiser] ingestelde beroep tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie heeft de Landelijke Commissie van Beroep van de KNVB (hierna de Commissie van Beroep) uitspraak gedaan op 21 november 2014. De Commissie van Beroep heeft de uitspraak van de Tuchtcommissie bekrachtigd. De verklaringen van de scheidsrechter en van [B] zijn ook opgenomen in de uitspraak van de Commissie van Beroep.
2.8.

Het Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal 2014/2015 (hierna: het reglement) bepaalt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Artikel 25 – Indeling tuchtzaken
1. Tuchtzaken worden verdeeld in overtredingen, excessieve overtredingen en administratieve verzuimen.
(…)
3. a. Als excessieve overtredingen worden beschouwd individuele en collectieve overtredingen, nader gespecificeerd in het overzicht excessen, bestaande uit:
– buitensporig fysiek geweld jegens een individu of meerdere individuen;
– ernstige bedreiging van een individu of meerdere individuen;
– raak spuwen van een individu of meerdere individuen;
voor, gedurende, dan wel na de wedstrijd.
b. Voor de bestraffing van excessieve overtredingen gelden minimum- en maximumstraffen.
Straffen hoger dan de (onvoorwaardelijk op te leggen) minimumstraf, maar lager dan de (onvoorwaardelijk op te leggen) maximumstraf, kunnen gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Het onvoorwaardelijke deel van de gedeeltelijk voorwaardelijke op te leggen straf mag niet lager zijn dan de minimumstraf.
(…)
d. Het overzicht excessen en de minimum- en maximumstraffen wordt door de algemene vergadering amateurvoetbal vastgesteld en maakt onverbrekelijk deel uit van dit reglement.
(…)
Artikel 76 – Bewijsmiddelen
1. Als bewijsmiddelen kunnen uitsluitend dienen:
a. mondelinge of schriftelijke verklaringen van de betrokkene;
b. mondelinge of schriftelijke verklaringen van een getuige;
c. mondelinge of schriftelijke verklaringen van een deskundige;
d. overige schriftelijke stukken;
e. de schriftelijk vastgelegde eigen waarneming van de commissie aan de hand van beeld- en geluidsdragers.
2. (…)
3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde volstaat in de volgende gevallen één bewijsmiddel:
a. indien sprake is van overtredingen van de wedstrijdbepalingen volstaat de mondelinge of schriftelijke verklaring van de scheidsrechter of van de door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter van door hen waargenomen feiten;
b. indien sprake is van excessieve overtredingen zoals bedoeld in artikel 25 lid 3 onder a van dit reglement volstaat de mondelinge of schriftelijke verklaring van de scheidsrechter of van de door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter van door hen waargenomen feiten;
(…)
Bijlage: Overzicht excessen en onvoorwaardelijke minimum- en maximumstraffen excessen
Bedoeld in artikel 25 lid 3 onder a Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal

Individuele excessieve overtredingen door spelers, functionarissen en/of toeschouwers
Minimumstraf (onvoorwaardelijk op te leggen)
Maximumstraf (onvoorwaardelijk op te leggen)
(…)
(…)
(…)
Gericht tegen spelers, functionarissen en/of toeschouwers
– Buitensporig fysiek geweld buiten de spelsituatie en waarbij geen sprake is van strijd om de bal
schorsing van 18 maanden
ontzetting uit het lidmaatschap van de KNVB
(…)
BIJLAGE 1: VOORBEELDEN VAN OVERTREDINGEN DIE ALS EXCES KUNNEN WORDEN AANGEMERKT
(…)
Individuele overtredingen gericht tegen spelers, functionarissen en/of toeschouwers

– Het gebruiken van buitensporig fysiek geweld buiten een spelsituatie
  • Het buitensporig gewelddadig handelen al dan niet met ernstig letsel tot gevolg
  • Het bij herhaling gewelddadig handelen, bijvoorbeeld:
 Het geven van een vuistslag en trap
 Het geven van een trap en kopstoot
 Het geven van twee vuistslagen
Het van een grote afstand rennen naar en gewelddadig handelen
Het deelnemen aan een collectieve vechtpartij door gewelddadig te handelen

Onder gewelddadig handelen wordt onder andere verstaan: het geven van een
vuistslag/stomp/trap/kopstoot/elleboogstoot/kniestoot
(…)
DEZE BIJLAGE IS GEEN LIMITATIEVE OPSOMMING!
(…)”

2.9.

[eiser] heeft de KNVB in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de KNVB de hem – [eiser] – opgelegde schorsing van 18 maanden zal opheffen totdat de bodemrechter uitspraak zal hebben gedaan in deze zaak.
2.10.

De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis in kort geding van 4 februari 2015 de uitspraak van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep geschorst in afwachting van een beslissing over de vernietigbaarheid van de tuchtrechtelijke uitspraak door de bodemrechter. De voorzieningenrechter is gekomen tot deze beslissing op grond van het volgende. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn tuchtrechtelijke uitspraken vaststellingen als bedoeld in artikel 7:900 van het burgerlijk wetboek (BW). Dat betekent dat een tuchtrechtelijke uitspraak vernietigbaar is, indien gebondenheid aan die beslissing in verband met de inhoud en de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vervolgens oordeelt de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de schorsing vernietigbaar is, omdat de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep niet althans onvoldoende hebben gemotiveerd waarom de door [eiser] gegeven klappen zijn te kwalificeren als gewelddadig handelen en daarmee als excessief geweld, noch waarom in dit geval sprake is van buitensporig fysiek geweld.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat – dat de rechtbank
  • zal verklaren voor recht dat de uitspraken van de Tuchtcommissie van 30 september 2014 en de Commissie van Beroep van 21 november 2014 inhoudende schorsing van 18 maanden ten aanzien van de KNVB nietig zijn
  • zal verklaren voor recht dat de KNVB onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en zijn schade als gevolg daarvan dient te vergoeden, welke schade nader is op te maken bij staat
  • veroordeling van de KNVB in de proceskosten en de nakosten.
3.2.

De KNVB voert verweer.
3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 257 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) de uitspraak in kort geding geen nadeel toebrengt aan het bodemgeschil. Dit betekent onder meer dat de bodemrechter niet gebonden is aan de door de voorzieningenrechter bepaalde schorsing en het daarbij gegeven voorlopige oordeel over de aannemelijkheid van het slagen van het beroep op vernietiging in de bodemzaak.
4.2.

Evenmin is de bodemrechter gebonden aan het in kort geding gegeven oordeel dat een tuchtrechtelijke uitspraak moet worden opgevat als een vaststelling als bedoeld in artikel 7: 900 BW die getoetst kan worden aan de in dat artikel vermelde criteria. De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep zijn organen van de KNVB, zodat de vernietigbaarheid of de nietigheid van hun besluiten door de rechter kunnen worden getoetst aan de in artikel 2:15 lid 1 BW genoemde drie gronden.
4.3.

Volgens artikel 2:15 lid 3 onder a. BW is [eiser] als lid van de KNVB bevoegd om een vordering als de onderhavige in te stellen. Op grond van hetzelfde artikellid is de rechtbank van de woonplaats van de rechtspersoon bevoegd om te oordelen over de vernietigbaarheid van het besluit van een orgaan van de rechtspersoon. Dit betekent dat [eiser] kan worden ontvangen in zijn vordering en dat deze rechtbank bevoegd is om te oordelen over het geschil.
4.4.

Artikel 2:15 lid 1 BW bevat drie gronden voor de vernietiging van een besluit van een rechtspersoon. Niet gesteld is dat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, die indien bewezen zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de tuchtrechtelijke uitspraken tot stand zijn gekomen in strijd met wettelijke bepalingen dan wel statutaire of reglementaire bepalingen van de KNVB De onder a. en c. van voormeld artikellid vermelde gronden zijn dus niet aan de orde.
4.5.

Volgens grond b. in het artikellid is een besluit van (een orgaan van) de rechtspersoon vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Artikel 2:8 BW bepaalt dat de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet of zijn statuten bij zijn organen zijn betrokken zich jegens elkaar moeten gedragen zoals door de redelijkheid en billijkheid wordt geëist. Een tussen hen krachtens de wet, statuten of besluit geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.6.

Niet gesteld is dat de KNVB zich jegens haar lid [eiser] heeft gedragen in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Uitsluitend aan de orde is de vraag of het besluit van de Tuchtcommissie bevestigd door de Commissie van Beroep en de daaruit voortvloeiende schorsing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.7.

De rechtbank stelt voorop dat de formulering in de wet tot uitdrukking brengt dat de rechter bij de toepassing daarvan de nodige terughoudendheid zal moeten betrachten.
4.8.

Naar de rechtbank begrijpt komt het betoog van [eiser] naar de kern genomen er op neer dat hij het gebruik van excessief geweld altijd heeft ontkend en dat de Tuchtcommissie/Commissie van Beroep toch en zonder enige motivering hebben aangenomen dat er sprake is geweest van excessief geweld.
4.9.

Wat betreft de ontkenning van [eiser] enerzijds en de bewezenverklaring in de uitspraken anderzijds overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de in het feitenrelaas weergeven systematiek van het reglement dat kennelijk bedoeld is om het geweld op en rond de amateurvelden in Nederland aan te pakken, wordt bij excessief geweld van een speler buiten een spelsituatie aan die speler als minimale straf een schorsing van 18 maanden opgelegd. Voor het bewijs van dat geweld is volgens artikel 76 van het reglement de verklaring van de scheidsrechter of van een door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter voldoende. De stelling van [eiser] dat de beslissing vernietigbaar/nietig is, omdat deze – ten onrechte – alleen steunt op de verklaring van de scheidsrechter die niet wordt ondersteund door zijn verklaring en die van andere getuigen snijdt derhalve geen hout. Bovendien is deze stelling feitelijk onjuist. De bewezenverklaring in de uitspraak van de Commissie van Beroep steunt immers niet alleen op de verklaring van de scheidsrechter, maar ook op de verklaring van [B] .
4.10.

[eiser] stelt voorts dat de beslissing van de Tuchtcommissie/Commissie van Beroep vernietigd dient te worden, omdat deze onvoldoende hebeen gemotiveerd waarom het bewezenverklaarde buitensporig geweld buiten een spelsituatie oplevert. Uit de verklaring van de scheidsrechter en de bewezenverklaring maakt de rechtbank op dat [eiser] twee maal heeft geslagen terwijl de wedstrijd was afgelopen. Daarmee is voldaan aan het vereiste “buiten een spelsituatie” en aan het herhaaldelijkheidsvereiste voor gewelddadig handelen als bedoeld in “ BIJLAGE 1: VOORBEELDEN VAN OVERTREDINGEN DIE ALS EXCES KUNNEN WORDEN AANGEMERKT”. Voorts kan uit de bewezenverklaring worden opgemaakt dat in de klap die [eiser] heeft gegeven aan [C] buitensporig fysiek geweld oplevert. Het gaat hier immers om een rake klap (gericht) tegen het hoofd van [C] . Weliswaar bevat de lijst van voorbeelden in voormelde bijlage niet als specifiek voorbeeld een klap op of tegen het hoofd van een ander, maar volgens de tekst van de lijst is deze opsomming niet limitatief. De rechtbank is van oordeel dat de Tuchtcommissie/Commissie van Beroep zonder verdere motivering hebben mogen oordelen dat een tegen – een vitaal onderdeel van het menselijk lichaam als – het hoofd, gerichte klap die raak is excessief geweld oplevert. Dergelijk geweld vertoont voldoende overeenkomst met de in de lijst vermelde voorbeelden.
De vordering tot nietigverklaring van de uitspraak/schorsing is derhalve ongegrond en zal worden afgewezen.

4.11.

Hetzelfde lot is dan beschoren de gevorderde verklaring voor recht dat de KNVB onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door hem daadwerkelijk te schorsen.
4.12.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de KNVB worden begroot op:

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.

…,
5.3.

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.

wijst het anders of meer gevorderde af.