Kantonrechtersarbitrage bij geschil met vereniging (Kaatsbond)



Rechtbank Noord-Nederland 1 augustus 2014 (KNKB)
ECLI:NL:RBNNE:2014:3866

Bij een “klein” geschil tussen een lid en een vereniging kan “kantonrechtersarbitrage” op grond van art. 96 Rv een nuttige route zijn, als beide partijen er mee instemmen om het geschil via die route op te lossen. Het moet wel gaan om een zaak  “die slechts rechtsgevolgen betref[t] die ter vrije bepaling van partijen staan”, dus bijv. vernietigbaarheid van een statutenwijziging zal er mogelijk niet onder vallen.

Een advocaat is niet verplicht, maar mag wel (in onderhavige zaak lijken beide partijen een advocaat te hebben ingeschakeld). Het griffierecht bedraagt op dit moment voor een natuurlijk persoon, E 77,00. Alleen de eiser/verzoeker hoeft griffierecht te betalen, de gedaagde/verweerder niet. Ook de procedure via de eKantonrechter lijkt mogelijk, dit is in principe een digitale online variant (aannemende dat geschillen in een vereniging onder de toegelaten onderwerpen vallen).

De kantonrechter beslist inhoudelijk (het is een bodemprocedure, geen kort geding), maar wel snel (in deze zaak was de zitting 29 juli, uitspraak 1 augustus; eKantonrechter geeft uitspraak binnen 8 weken). Het vonnis is bindend (en kan ten uitvoer worden gelegd) en er is in principe geen hoger beroep mogelijk. Kortom, als je als lid een geschil heb met de vereniging, en een gang naar de rechter lijkt nodig, dan kantonrechtersarbitrage een geschikte optie zijn, zolang de vereniging ten minste ook maar een snelle oplossing wil (en dus instemt met de snelle en laagdrempelige procedure). [Disclaimer: ik ben geen advocaat en weet niet genoeg van procesrecht om helemaal zeker te zijn m.b.t. het griffierecht en de beperkingen van art. 96 Rv.]

Verder vertrouwen op schijn van volmacht bij een landelijk bureau, en vertrouwen op dispensatie:
De kantonrechter is verder van oordeel dat [D] terecht een beroep heeft gedaan op de dispensatie die is verleend in de brief van 23 april 2014. Het verzoek om dispensatie is conform de daarvoor geldende regels gedaan door de voorzitters van de beide betrokken afdelingen en gericht aan het Bondsbureau/bestuur. De reactie daarop van 23 april 2014 vanuit het Bondsbureau is gelet op de vorm en inhoud ervan zodanig dat de betrokkenen, de familie [D] en de beide afdelingen, redelijkerwijs mochten aannemen dat de dispensatie bevoegdelijk was verleend, ook al is de brief ondertekend door een medewerkster van het Bondsbureau. De tegenwerping van KNKB dat deze dispensatie onbevoegd en niet volgens de daarvoor intern geldende regels is verleend kan KNKB niet baten.”

vonnis van de kantonrechter van 1 augustus 2014 in een procedure ex artikel 96 Rv

inzake1. [A] , 2. [B] , in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige[C] , verzoekers, gemachtigde: mr. [], tegen de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE KAATSBONDgedaagde, gemachtigde: mr. [] 


Partijen zullen hierna [D] en KNKB worden genoemd. [C] zal worden aangeduid met zijn voornaam.



Procesverloop


1.1. Partijen hebben zich samen op de voet van artikel 96 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering tot de kantonrechter gewend teneinde zijn beslissing te verkrijgen in het tussen hen bestaande geschil. Daartoe is door [D] een verzoekschrift ingediend en door KNKB een verweerschrift, waarna partijen hun standpunten mondeling hebben toegelicht ter zitting van 29 juli 2014.

1.2. Ten slotte is beslissing bepaald.

Motivering

De feiten
2.1. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. [C] is 17 jaar en beoefent als lid van KNKB de kaatssport in de leeftijdscategorie “jongens”.

2.2. Er zijn twee soorten wedstrijden. Bij de zogenoemde vrije samenstellingswedstrijden kunnen spelers uit verschillende bij KNKB aangesloten verenigingen (ook wel genoemd: afdelingen) teams, parturen genaamd, met elkaar vormen. Bij de zogenoemde afdelingswedstrijden moeten de parturen worden gevormd uit spelers van dezelfde afdeling.

2.3. Artikel 12 lid 1 van het Kaatsreglement van de KNKB bepaalt, voor zover van belang, het navolgende: “Spelers moeten bij afdelingswedstrijden uitkomen voor de vereniging in hun woonplaats. Voor dames, junioren en senioren geldt als woonplaats de plaats waar men het feitelijk hoofdverblijf heeft. Voor de overige spelers is de woonplaats van de ouders maatgevend. Als in de woonplaats geen vereniging is gevestigd, moet men in principe uitkomen voor de dichtstbijzijnde vereniging, langs de openbare weg gemeten. Het hoofdbestuur werkt dit nader uit in een bij dit reglement te voegen bijlage gebiedsafbakening. Het hoofdbestuur kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in dit lid opgenomen verplichting. (……)”
In de toelichting bij deze bepaling staat onder meer vermeld: “Alle plaatsen in Fryslân zonder vereniging zijn op basis van de postcode aan een vereniging toebedeeld, met als grondslag de afstand tot de dichtstbijzijnde vereniging. Wel is rekening gehouden met historisch gegroeide verbanden en gemaakte afspraken tussen verenigingen. Uitgangspunt voor de woonplaats is het gemeentelijk bevolkingsregister. (…) Dispensatie voor jeugdspelers is mogelijk in situaties die in de praktijk onredelijk worden geacht. Bij een melding die verandering van een vereniging tot gevolg heeft, moet de speler een verklaring van de oude vereniging en zo nodig van de nieuwe vereniging overleggen.”

2.4. In Baaium is geen kaatsvereniging. In de in artikel 12 lid 1 van het reglement, zoals hiervoor aangehaald, genoemde bijlage gebiedsafbakening staat vermeld: “Wjelsryp (8842) toegevoegd Baaium (8841)”. [C] is lid van de afdeling in Wjelsryp. Hij kaatst en oefent met jongens uit Winsum die ook lid zijn van de afdeling Winsum.

2.5. De afdeling Wjelsryp is er voor het seizoen 2014 niet in geslaagd om een partuur in de leeftijdscategorie van [C] op de been te brengen. Bij e-mail van 18 december 2013 van de voorzitter van de afdeling Winsum aan het bondsbureau van de KNKB is gevraagd naar het standpunt van de KNKB ingeval van een verzoek om [C] voor het seizoen 2014 voor de afdeling Winsum te laten uitkomen. Bij e-mail van 24 maart 2014 is door de voorzitters van de afdelingen Wjelsryp en Winsum een formeel verzoek aan het bestuur van de KNKB gedaan om [C] voor het seizoen 2014 voor de afdeling Winsum te mogen laten kaatsen.

2.6. Bij brief van 23 april 2014 is vanuit het bondsbureau van de KNKB een brief aan de familie [D] gezonden, met een kopie aan de afdelingen Wjelsryp en Winsum, met de navolgende inhoud: “We hebben een verzoek voor dispensatie van [C] ontvangen en besproken. [C] wil dit seizoen voor kv “Winsum” kaatsen.
Hierbij delen we u mede dat de KNKB [C] dispensatie verleent voor het seizoen 2014 om voor kv “Winsum” uit te komen op afdelingswedstrijden.
We wensen [C] in ieder geval succes voor het komend seizoen. We vertrouwen erop u hiermee te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Bondsbureau Koninklijke Nederlandse Kaats Bond
[E], management assistent”

2.7. Op de website van KNKB is bij de hiervoor onder 2.4. aangehaalde bijlage gebiedsafbakening achter “Baaium (8841) vermeld: “m.u.v. [C], [adres] voor Winsum alleen in 2014”. Op 11 mei 2014 heeft [C] in een partuur van Winsum op een afdelingswedstrijd in Holwerd gespeeld.
2.8. Op 15 mei 2014 heeft de directeur van de KNKB aan de voorzitter van de afdeling Winsum een e-mail gezonden met de navolgende inhoud: “Helaas moet ik u meedelen dat [C] uit Baaium vanaf heden niet langer deel kan uitmaken van het jongenspartuur van de kv Winsum. Dit is volgens de regelementen van de KNKB niet toegestaan. Op basis hiervan heeft het Hoofdbestuur moeten besluiten dat de betreffende kaatser niet langer deel kan uitmaken van een partuur van de kv Makkum. (kantonrechter; bedoeld zal zijn: Winsum) Inmiddels zijn ook door andere verenigingen aanvragen gedaan om hun eenlingen bij een anderevereniging onder te brengen. Ook deze aanvragen worden niet gehonoreerd.
Helaas is op het Bondsbureau het verzoek van [F] en de beide verenigingen onjuist beoordeeld en was evenmin aan het hoofdbestuur voorgelegd. Daardoor hebben zij nu pas kunnen reageren. Inmiddels heb ik voorzitter [G] en de moeder van de kaatser telefonisch op de hoogte gesteld. (…) “

2.9. Pogingen van de zijde van [D] en de betrokken afdelingen om KNKB dit besluit te laten herroepen zijn gestrand.

De standpunten partijen
3.1. [D] verzoekt de kantonrechter te bepalen dat de KNKB zal dienen in te stemmen met het kaatsen door [C] gedurende het vervolg van het seizoen 2014 voor de afdeling Winsum.

3.2. [D] onderbouwt dit verzoek met de navolgende, zakelijk en verkort weergegeven, argumenten.
-Baaium ligt dichterbij Winsum dan bij Wjelsryp en op basis van artikel 12 lid 1 van het reglement zou Baaium daarom onder de afdeling Winsum dienen te vallen, als gevolg waarvan [C] voor Winsum zou moeten kaatsen. Verder is de toelichting bij artikel 12 geen toelichting in de letterlijke betekenis maar vormt in feite een nieuwe bepaling. De daarop gebaseerde gebiedsindeling geeft allerlei (individuele) afwijkingen op de hoofdregel. Daarom kan ten aanzien van [C] ook een afwijking daarop worden toegestaan. In het verleden heeft de KNKB ook uitzonderingen toegestaan.
– De KNKB heeft duidelijk en ondubbelzinnig toestemming verleend om dit seizoen uit te komen voor Winsum en kan daarop niet terugkomen. Dat dit besluit onbevoegd zou zijn genomen blijkt nergens uit, er blijkt ook niet dat het Hoofdbestuur had moeten beslissen en kan ook niet aan [C] worden tegengeworpen. De interne gang van zaken binnen het Bondsbureau is voor [D] niet inzichtelijk en op een mededeling van het professioneel bemenste Bondsbureau mag worden afgegaan.
– [C] heeft er belang bij om voor Winsum uit te kunnen komen omdat verreweg de meeste wedstrijden die dit seizoen in zijn leeftijdscategorie worden gespeeld afdelingswedstrijden zijn. De belangrijkste wedstrijd van het jaar, de Freulepartij, mag ook alleen door afdelingsparturen worden gespeeld.
3.3. De KNKB stelt zich op het standpunt dat het verzoek van [D] moet worden afgewezen en verzoekt de kantonrechter te bepalen dat aan [C] geen dispensatie voor het seizoen 2014 behoeft te worden verleend. Verder verzoekt de KNKB te bepalen dat zij niet is gebonden aan de dispensatie die in de brief van 23 april 2014 is verleend en te bepalen dat deze dispensatie nietig is, dan wel deze nietig te verklaren.

3.4. De KNKB onderbouwt dit, kort en zakelijk weergegeven, als volgt.
– Artikel 12 van het reglement is juist toegepast. Baaium ligt ook dichter bij Wjelsryp dan bij Winsum, uitgaande van de kern van de plaatsen. De bijlage gebiedsindeling is al in 1997 door het bestuur vastgesteld via de algemene vergadering van de KNKB. Daartegen had indertijd bezwaar gemaakt kunnen worden.
– De dispensatie is op 23 april 2014 ten onrechte verleend door een medewerker die daartoe niet bevoegd was. Alleen het hoofdbestuur mag over een dergelijk verzoek beslissen. De voorzitters van de afdelingen hadden dit behoren te weten. De KNKB is dan ook niet gebonden aan deze toezegging.
– [C] is gerechtigd om aan vrije formatiewedstrijden mee te doen en kan dus kaatsen. Voor de problematiek van de zogenoemde eenlingen, waaronder ook het geval van [C] valt, is de KNKB bezig met het formuleren van een oplossing. De afdelingen Winsum en Wjelsryp hadden dit kunnen ondervangen door samen te gaan of in ieder geval hun jeugdafdelingen samen te voegen. Dat zij daarvoor niet hebben gekozen kan de KNKB niet worden tegengeworpen. De KNKB heeft een groot belang bij strikte handhaving van artikel 12 van het reglement en de gebiedsindeling en wil niet dat er een precedentwerking uitgaat van dit geval. [C] had ook voor Wjelsryp in een hogere leeftijdscategorie kunnen gaan spelen.
De beoordeling
4.1. De kantonrechter oordeelt als volgt. De door partijen aan de kantonrechter gerichte verzoeken zijn verschillend geformuleerd. Het komt er echter op neer dat beoordeeld dient te worden of [C] in het seizoen 2014, althans het thans nog resterende deel daarvan, al dan niet uit mag komen voor de afdeling Winsum. De kantonrechter zal de beoordeling daarop toespitsen.

4.2. De kantonrechter volgt [D] niet in zijn stelling dat hij op basis van artikel 12 lid 1 van het reglement ten onrechte bij Wjelsryp is ingedeeld en eigenlijk voor Winsum zou moeten uitkomen. De afstanden volgens de verschillende routeplanners, Google en ANWB, waarnaar partijen hebben verwezen geven geen eenduidig uitsluitsel over de afstanden tussen de betrokken plaatsen, maar wel kan worden vastgesteld dat de afstandsverschillen tussen Baaium en Wjelsryp enerzijds en Baaium en Winsum anderzijds minimaal zijn. De kantonrechter is van oordeel dat het in het kader van het onderhavige verzoek, zo Baaium al dichterbij Winsum dan bij Wjelsryp zou liggen, niet aan hem is om te bepalen dat [C] op basis van artikel 12 lid 1 van het reglement voor Winsum zou moeten uitkomen. Artikel 12 lid 1 is nader uitgewerkt in de bijlage gebiedsafbakening. Daarin is Baaium toegevoegd aan Wjelsryp en op grond daarvan dient [C] voor de afdeling Wjelsryp uit te komen. De beslissing dat [C] op grond van het reglement voor Winsum zou moeten uitkomen zou impliceren dat de bijlage gebiedsindeling onverbindend is. Daargelaten dat voor dat oordeel thans onvoldoende grondslag is zou een dergelijk oordeel met zich kunnen brengen dat voor alle kaatsers uit Baaium geldt dat zij voor de afdeling Winsum moeten uitkomen en het zou mogelijk ook consequenties hebben voor de indeling van kaatsers uit andere dorpen waar geen afdeling is.

4.3. De kantonrechter is verder van oordeel dat [D] terecht een beroep heeft gedaan op de dispensatie die is verleend in de brief van 23 april 2014. Het verzoek om dispensatie is conform de daarvoor geldende regels gedaan door de voorzitters van de beide betrokken afdelingen en gericht aan het Bondsbureau/bestuur. De reactie daarop van 23 april 2014 vanuit het Bondsbureau is gelet op de vorm en inhoud ervan zodanig dat de betrokkenen, de familie [D] en de beide afdelingen, redelijkerwijs mochten aannemen dat de dispensatie bevoegdelijk was verleend, ook al is de brief ondertekend door een medewerkster van het Bondsbureau. De tegenwerping van KNKB dat deze dispensatie onbevoegd en niet volgens de daarvoor intern geldende regels is verleend kan KNKB niet baten. KNKB heeft onvoldoende aangevoerd om anders te oordelen dan hiervoor is weergegeven en daarbij ook niet duidelijk kunnen uitleggen hoe de bewuste brief heeft kunnen uitgaan. De stelling van KNKB dat bij de voorzitters van de afdelingen na de snelle bewilliging in het verzoek “een belletje had moeten gaan rinkelen” is in dit kader niet voldoende. De interne afhandeling van het verzoek binnen de burelen van KNKB onttrok zich aan de waarneming van de betrokken voorzitters en [D] en voorts heeft [D] onweersproken gesteld dat over het verzoek al vooroverleg was geweest tussen het Bondsbureau en de voorzitter van de afdeling Winsum en dat deze laatste op grond van de daarbij aan hem gedane mededelingen mocht menen dat het verzoek kans van slagen had. De verleende dispensatie ligt dan ook in het verlengde daarvan. Verder mag het zo zijn dat de aan deze kwestie ten grondslag liggende problematiek omtrent het uitkomen voor een andere afdeling kennelijk al langer een punt van discussie is en dat de KNKB daarover een strikt standpunt inneemt, dit neemt niet weg dat artikel 12 van het reglement afwijkingen mogelijk maakt en er ook daarom onvoldoende grond is voor de stelling dat [D] niet op de verleende toezegging had mogen afgaan.
De omstandigheid dat [C] de afgelopen week als invaller voor Wjelsryp heeft meegedaan in een afdelingswedstrijd voor junioren maakt niet dat hij daarmee geen aanspraak meer kan doen gelden op de toegezegde dispensatie. Alhoewel in strijd met zijn wens om voor Winsum uit te mogen komen acht de kantonrechter deze handelwijze, gelet op de situatie waarin hij zich bevindt en zijn wens om op afdelingsniveau te kunnen kaatsen, begrijpelijk. Mede gelet er op dat het een eenmalige wedstrijd betrof in een andere leeftijdscategorie dan waarin [C] normaliter speelt is de kantonrechter van oordeel dat dit onvoldoende is om te oordelen dat hij zijn aanspraak op de toegezegde dispensatie daarmee heeft verwerkt.

4.4. Met het voorgaande is het oordeel van de kantonrechter gegeven. De kantonrechter zal voor de volledigheid nog ingaan op een aantal van de verder door KNKB nog aangevoerde argumenten, waarbij voorop staat dat deze argumenten hoe dan ook niet kunnen afdoen aan de verleende dispensatie. De door KNKB gevreesde precedentwerking leidt niet tot een ander oordeel als hiervoor is gegeven. KNKB had eerder voor een andere wijze van communicatie met de buitenwereld over deze kwestie kunnen kiezen. Deze uitspraak ziet verder slechts op dit specifieke geval met een al verleende dispensatie en derden kunnen daaraan geen aanspraken ontlenen. Ook de stelling van KNKB dat de betrokken afdelingen het probleem rond [C] hadden kunnen ondervangen door een fusie op volledig verenigingsniveau of jeugdniveau aan te gaan treft naar het oordeel van de kantonrechter geen doel omdat een dergelijke vergaande maatregel buiten de macht van [D] ligt en van de betrokken verenigingen voor een individueel geval gedurende een periode van slechts een seizoen bezwaarlijk gevergd kan worden. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het meespelen in een hogere leeftijdscategorie van de afdeling Wjelsryp, hetgeen ook nog door KNKB al oplossing is gesuggereerd, in dit geval geen soelaas biedt omdat, nog afgezien ervan of het permanent meespelen met en tegen oudere spelers gewenst moet worden geacht, [C] daarmee de mogelijkheid wordt onthouden om mee te doen aan slechts voor zijn leeftijdscategorie openstaande afdelingswedstrijden, met name de belangrijke Freulepartij en de daarop volgende Revanchepartij.

4.5. Afrondend is de kantonrechter dan ook van oordeel dat KNKB is gebonden aan de toezegging tot dispensatie van 23 april 2014. Zij dient deze nog steeds na te komen en is ten onrechte overgegaan tot intrekking ervan. Dit betekent dat [C] gerechtigd is om gedurende het lopende seizoen 2014 op afdelingswedstrijden uit te komen voor de afdeling Winsum. Het daartoe strekkende verzoek van [D] zal worden gehonoreerd. Hetgeen verder is verzocht zal worden afgewezen.

4.6. Nu het een procedure ex artikel 96 Rv betreft en partijen ook geen kostenveroordeling hebben gevorderd zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.

Beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat KNKB conform de bij brief van 23 april 2014 verleende dispensatie ermee dient in te stemmen dat [C] gedurende het vervolg van het seizoen 2014 zal kaatsen voor de afdeling Winsum;

wijst hetgeen verder is verzocht af;

compenseert de kosten van de procedure in die zin dat ieder de eigen kosten zal dragen.