Ontzetting en vervaltermijn (WBE)

Rechtbank Overijssel 26 februari 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:1818

Een lid heeft een afspraak binnen een vereniging overtreden en de vereniging gaat over tot royement.
“Nu .. gesteld noch gebleken is dat [de vereniging] de afspraak op andere wijze dan door het opnemen in de notulen in 2008, (regelmatig) ter kennis van de leden heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat aan deze afspraak, na de wijziging van [het huishoudelijk reglement om dezelfde problematiek te regelen], geen werking meer toekomt als [besluit van de vereniging als] bedoeld in artikel 2:35 BW. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten die artikel 2:35 BW aan de ontzetting stelt. Dit betekent dat het besluit [] nietig is en de gevorderde verklaring voor recht in die zin kan worden toegewezen.” De vervaltermijn van artikel 2:15 lid 5 ziet op  vorderingen tot vernietiging, niet op de verklaring voor recht dat het besluit nietig is.

Vonnis van 26 februari 2014
in de zaak van
[eiser] , eiser, tegen
de vereniging WILDBEHEEREENHEID STEENWIJKERWOLD EN OMSTREKEN , gedaagde,

Partijen zullen hierna [eiser] en WBE genoemd worden.

2 De feiten
2.1.  [eiser] is jager en was in die hoedanigheid lid van de WBE.
2.2. Op 22 oktober 2011 ontvangt het bestuur van de WBE een brief van de heer [naam 1], eveneens lid van WBE. [naam 1] deelt hierin mede dat hij voor het uitoefenen van zijn jachtrecht sinds 2002 enkele percelen van de heer [naam 2] heeft gehuurd, alsmede dat deze jachthuurovereenkomst op 30 september 2011 is geëindigd. Hij vervolgt met:
“Eind september heb ik de heer [naam 2] verzocht deze overeenkomst te willen verlengen. Tijdens ons gesprek is mij gebleken dat de heer [eiser], buurtjager en eveneens lid van onze WBE enige actie heeft ondernomen teneinde de percelen voor hemzelf in te huren.
(…) Natuurlijk heeft de verhuurder in deze altijd het laatste woord, maar de manier van doen van de heer [eiser] vind ik laakbaar, onkies en zeer oncollegiaal.
(…)Verder meen ik dat onze statuten een dergelijke handelwijze niet toestaan.
Gaarne verneem ik van u op korte termijn uw standpunt in deze”

2.3. Bij brief van 7 januari 2012 deelt het bestuur aan [eiser] mee dat hij in afwachting van de jaarvergadering van 8 maart 2012 geschorst is als lid van de WBE. In de brief wordt verwezen naar een weergave van een deel van de notulen van 13 oktober 2008:

“Een lid van de WBE Steenwijkerwold e.o. zal geen jachtveld binnen de grenzen van onze WBE aannemen zonder voorafgaand overleg met de afgaande jager, lid zijnde van deze WBE. Dit mede om onderling respect en vertrouwen te handhaven. De vergadering stemt hier met overgrote meerderheid mee in.”
2.4.
Bij brief van 15 februari 2012 wordt door het bestuur van WBE aan [eiser] medegedeeld:
Naar aanleiding van uw gedrag inzake het verkrijgen van jachtgronden heeft het bestuur van de WBE Steenwijkerwold e.o. unaniem besloten uw lidmaatschap van de WBE te beëindigen.

Uw handelen was in strijd met de statuten van de WBE (zie artikel 9 lid 1, onder d).
(…)
Artikel 9
1. Het lidmaatschap eindigt:
d. door ontzetting. Dit kan alleen geschieden wanneer een lid of in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
(…)
Tijdens de jaarvergadering d.d. 8 maart 2012 zal het bestuur het besluit kenbaar maken aan de leden. Bij stemming hebben de leden het laatste woord. Als uit de stemming blijkt dat de meerderheid het besluit van het bestuur steunt, is de beëindiging van uw lidmaatschap definitief.

2.5.Bij brief van 26 maart 2012 schrijft [eiser]:

Naar aanleiding van uw brief van 14 maart 2012 inzake uw besluit mij het lidmaatschap van uw WBE te ontnemen, deel ik u mede het zeer te betreuren dat u het reeds ingenomen standpunt handhaaft. Zo er al sprake zou zijn van onjuist handelen mijnerzijds ben ik van mening dat de door u genomen maatregel buitenproportioneel is. Ik doe dan ook, op grond van artikel 9 lid 7 van de statuten, een beroep op de Algemene ledenvergadering van de WBE Steenwijkerwold en omgeving. (…)

2.6. Tijdens de algemene ledenvergadering van 11 oktober 2012 hebben partijen hun standpunten toegelicht, waarna een schriftelijke stemming heeft plaatsgevonden. Bij ruime meerderheid van stemmen heeft de algemene ledenvergadering zich uitgesproken voor de beëindiging van het lidmaatschap van [eiser].
2.7. [eiser] heeft het geschil met de WBE voorgelegd aan de geschillencommissie van Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV). Gelet op het feit dat [eiser] op dat moment geen lid meer was van de WBE heeft de KNJV aan [eiser] het beroep op het Convenant Geschillencommissie ontzegd en is zij niet tot een inhoudelijke beoordeling overgegaan.
2.8. Op 24 februari 2010 heeft een wijziging van de statuten van WBE plaatsgevonden. Hierin is geen bepaling opgenomen van de strekking als weergegeven in rechtsoverweging 2.3.
2.9. Het huishoudelijk reglement van WBE is op 18 maart 2011 aangepast.

Artikel 17 luidt:
Het is de leden (…) verboden op enigerlei wijze te pogen, direct dan wel indirect, het jachtrecht en/of de toestemming om op die gronden te beheren en/of schade te bestrijden te verwerven op gronden waarop andere leden ditzelfde recht hebben verworven. (…) een en ander op verbeurte van een (…) boete van euro 1.000,– voor iedere overtreding of dag dat een overtreding voortduurt.

Vorenstaand verbod is niet van kracht indien (…) het initiatief tot verhuur respectievelijk tot toestemming voor beheer en schadebestrijding genomen wordt door de verhuurder.
2.10.

Op 21 november 2011 heeft de heer [naam 2] een schriftelijke verklaring afgelegd:

(…) Toen ik september jl. werd benaderd door de heer [naam 1], de vorige jachthouder, om het jachtrecht op betreffende gronden opnieuw te mogen pachten heb ik, om mij moverende redenen, besloten dit niet te doen.

Vervolgens heb ik geheel uit eigen beweging en ongevraagd, door wie dan ook, de heer [eiser] benaderd met het verzoek of hij betreffende gronden wilde pachten voor wat betreft het jachtrecht. (…)

3 Het geschil
3.1. [eiser] vordert voor recht te verklaren dat het besluit van de WBE tot beëindiging van het lidmaatschap van [eiser] d.d. 15 februari 2012 nietig is dan wel het besluit van de WBE tot beëindiging van het lidmaatschap van [eiser] d.d. 15 februari 2012 te vernietigen, met veroordeling van WBE in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten.
3.2. WBE voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1. Kern van het geschil is of het besluit van 15 februari 2012 van de WBE om [eiser] te ontzetten uit zijn lidmaatschap in stand kan blijven, dan wel dat dit besluit als nietig of vernietigbaar moet worden aangemerkt.
4.2. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het besluit niet in stand kan blijven en voert daarbij aan dat de regel die is vastgelegd in de notulen van 13 oktober 2008 (rechtsoverweging 2.3) door de statutenwijziging in 2010 en wijziging in het huishoudelijk reglement in 2011 geen werking meer heeft. Hij verwijst daarbij naar artikel 17 van het huishoudelijk reglement en de verklaring van grondeigenaar [naam 2], als weergegeven in rechtsoverweging 2.10.

4.3. WBE betoogt dat [eiser] de gedragsregel uit 2008 heeft overtreden. Zij verwijt [eiser] dat hij niet met [naam 1] in overleg is getreden alvorens hij de overeenkomst met [naam 2] heeft gesloten en stelt zich voorts op het standpunt dat [eiser] in 2007 reeds een overeenkomst met [naam 1] is aangegaan met betrekking tot het onderhavige jachtgebied. Het handelen van [eiser] heeft tot grote onrust binnen de vereniging geleid.

4.4. De rechtbank stelt voorop dat ontzetting een zwaar middel is om een lidmaatschap van een verenigingte beëindigen. Ingevolge artikel 2:35 BW kan ontzetting alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet bij ieder handelen in strijd met statuten, regelementen of besluiten van de vereniging plaats is voor ontzetting. Bij niet ernstige schending van regels van de verenging ligt beëindiging door opzegging meer in de rede.

4.5. Op grond van artikel 2:15 lid 5 vervalt de bevoegdheid om vernietiging van een besluit te vorderen één jaar na de dag waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij de belanghebbende van dat besluit kennis heeft genomen of daarvan is verwittigd. Gelet op de reactie van [eiser] op het besluit bij brief van 26 maart 2012 en de vordering tot vernietiging die bij dagvaarding van 30 juli 2013 is ingesteld, moet ambtshalve worden vastgesteld dat de vervaltermijn is verlopen en dat [eiser] daarmee geen beroep op vernietiging meer toekomt.
4.6. Ingevolge artikel 2:14 BW is een besluit van een rechtspersoon nietig als dit in strijd is met de wet of de statuten, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Onderhavig besluit tot ontzetting is gebaseerd op schending van een afspraak die in 2008 tijdens een algemene ledenvergadering is gemaakt en is opgenomen in de notulen van die vergadering.
Als door [eiser] gemotiveerd aangevoerd en door WBE onweersproken gelaten, staat vast dat artikel 17 van het huishoudelijk reglement ná 2008 (18 maart 2011) is uitgewerkt en vervangen door de huidige bepaling als weergegeven in rechtsoverweging 2.9, alsmede dat eerst na het incident met [eiser] op de website van WBE wordt verwezen naar de afspraak uit 2008.

In artikel 17 is geen plicht tot overleg met de voorgaande jager opgenomen. Indien WBE deze afspraak zo wezenlijk acht als zij heeft betoogd, had het in de rede gelegen de plicht tot overleg op te nemen bij de wijziging van de statuten dan wel bij de wijziging van artikel 17 van het huishoudelijk reglement. Dit geldt temeer nu in dit artikel gedetailleerd is omschreven welke vormen van concurrentie verboden zijn, welke uitzondering hierop van toepassing is en welke sanctie op overtreding van de bepaling staat. Van belang is immers dat voor leden duidelijk kenbaar is wat van hen verwacht wordt, van welke gedragingen zij zich dienen te onthouden en welk gevolg kan worden verbonden aan de overtreding van een regel. Nu WBE dit heeft nagelaten en voorts gesteld noch gebleken is dat zij de afspraak op andere wijze dan door het opnemen in de notulen in 2008, (regelmatig) ter kennis van de leden heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat aan deze afspraak, na de wijziging van artikel 17 voormeld, geen werking meer toekomt als bedoeld in artikel 2:35 BW. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten die artikel 2:35 BW aan de ontzetting stelt. Dit betekent dat het besluit van 15 februari 2012 nietig is en de gevorderde verklaring voor recht in die zin kan worden toegewezen.

4.7. Voor zover WBE heeft willen betogen dat [eiser] in 2007, dan wel in 2012, op eigen initiatief [naam 2] heeft benaderd waardoor hij in strijd zou hebben gehandeld met artikel 17 het huishoudelijk reglement heeft WBE dit op geen enkele wijze onderbouwd met feiten en omstandigheden. Gelet op de verklaring van [naam 2] en de gemotiveerde betwisting van [eiser], had het op haar weg gelegen duidelijk te maken welke concrete gedragingen aan [eiser] worden verweten, alsmede wanneer en op welke wijze deze zouden hebben plaatsgevonden. Aangezien WBE heeft nagelaten haar stelling van een feitelijke grondslag te voorzien heeft WBE terzake niet aan haar stelplicht voldaan.
4.8.

5 De beslissing

De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat het besluit van WBE tot beëindiging van het lidmaatschap van [eiser] d.d. 15 februari 2012 nietig is;