Klassieker: Oud Volendam (Hof)

Gerechtshof Amsterdam 2 februari 2006
ECLI:NL:GHAMS:2006:AV1944

Voor een overzicht van de zaak, zie het arrest van de Hoge Raad.

BESCHIKKING

in de zaak van:
1. […], 7. […], APPELLANTEN,
t e g e n
1. de vereniging VERENIGING OUD VOLENDAM,
2. de stichting STICHTING VOLENDAMS MUSEUM,

3. […],
4. [X],
5. […],- 9. […],
GEÏNTIMEERDEN,

In navolging van de kantonrechter worden appellanten hierna aangeduid als [appellanten] en geïntimeerden als [geïntimeerden].

1. Het geding in hoger beroep

[Appellanten] zijn bij beroepschrift (met producties), dat op 12 mei 2005 is binnengekomen ter griffie van het hof, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de kantonrechter te Alkmaar op 15 februari 2005 onder de (rep)nummers 169.432/-04-3382 en 169.919/04-3528 heeft gegeven en die op 18 maart 2005 door de kantonrechter is verbeterd. [Appellanten] formuleren zeven grieven tegen die beschikking, bieden bewijs aan en verzoeken -zakelijk- dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de door [geïntimeerden] ingediende verzoeken alsnog zal afwijzen en de door [appellanten] ingediende verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.

Op 25 augustus 2005 is ter griffie van het hof een verweerschrift (met producties) binnengekomen. [Geïntimeerden] bestrijden de grieven, bieden bewijs aan en verzoeken -zakelijk- dat het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het beroep van [appellanten] zal afwijzen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Bij brieven van 8 en 16 september 2005 heeft mr. P.F. Keuchenius, advocaat te Volendam, namens [appellanten] nog nadere producties in het geding gebracht. Op 20 september 2005 heeft een mondelinge behandeling van het beroep plaatsgehad. Daarbij was namens de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordwest-Holland aanwezig mr. B.J.P. Heij. De behandeling is geschorst en voortgezet op 20 december 2005. Bij gelegenheid van de beide behandelingen heeft mr. Keuchenius het beroep toegelicht, beide keren aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd. Op 8 december 2005 is ter griffie een brief (met producties) binnengekomen van mr. Keuchenius. Mr. Purcell heeft het verweer toegelicht op de zitting van 20 december 2005, eveneens aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd.

Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en de uitspraak bepaald op heden. De inhoud van alle bovengenoemde stukken geldt als hier ingevoegd.

2. Beoordeling

2.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.2 Op 27 januari 1967 is de Vereniging Oud Volendam (de vereniging) opgericht. In de algemene ledenvergadering van 20 maart 1967 zijn de statuten van de vereniging vastgesteld. Die statuten bepalen onder meer dat de vereniging bestaat uit gewone leden, ereleden en donateurs. De leden en de ereleden hebben stemrecht. De leden verbinden zich tot het betalen van een bedrag dat in het huishoudelijk reglement is bepaald. Om tot de vereniging te kunnen toetreden, dient men zich aan te melden bij het bestuur, dat over de toelating beslist. Het bestuur bestaat uit tenminste zeven leden, die door de leden worden gekozen. De leden van het bestuur worden gekozen voor de duur en op de wijze bij het huishoudelijk reglement te bepalen. Jaarlijks wordt een ledenvergadering gehouden. Voorts wordt een ledenvergadering gehouden wanneer het bestuur dit wenselijk acht of wanneer tenminste tien leden daartoe een gemotiveerd, schriftelijk verzoek aan het bestuur doen. In dat geval is het bestuur verplicht binnen drie weken een ledenvergadering bijeen te roepen. Als het bestuur daarmee in gebreke blijft, kunnen de bedoelde leden zelf overgaan tot het bijeenroepen van een ledenvergadering.

2.3 De vereniging had in 1967 ongeveer 150 leden. Aan de leden werd jaarlijks, na het betalen van de contributie, een bewijs van lidmaatschap verstrekt. Ook ontvingen de leden in de beginperiode jaarlijks een door de vereniging uitgegeven premiefoto. Tussen 1971 en 1975 heeft de vereniging geen activiteiten ontplooid. In de periode na 1975 heeft een werkgroep onder leiding van geïntimeerde sub 4, [X], zich ingezet voor de totstandkoming van een Volendams museum. [X] heeft contact opgenomen met de toenmalige bestuursleden van de vereniging. Deze hebben hun bestuursfunctie neergelegd. [X] heeft daarop een bestuur van de vereniging (hierna: het zittende bestuur) samengesteld. Hij maakte en maakt daarvan zelf deel uit. Het zittende bestuur heeft (in ieder geval) tot 7 april 2004 nimmer een algemene ledenvergadering bijeen geroepen. Op 11 maart 1977 is de Stichting Volendams Museum (de stichting) opgericht. Het zittende bestuur is tevens het bestuur van de stichting. De vereniging draagt financieel in belangrijke mate bij aan de stichting.
2.4 Sedert 1967 geeft de vereniging, met uitzondering van de jaren 1972, 1973 en 1976, jaarlijks een premiefoto uit. Belangstellenden kunnen deze foto tegen betaling verwerven. Afname van de premiefoto in een bepaald jaar betekent geen verplichting het volgend jaar weer een foto af te nemen.

2.5 Bij brief van 1 februari 2004 is onder meer door enkelen van de thans appellanten aan het zittende bestuur verzocht een algemene ledenvergadering te houden. Aan dat verzoek heeft het zittende bestuur geen gehoor gegeven.

2.6 Op 23 februari 2004 hebben [geïntimeerden] de vereniging doen inschrijven in het Handelsregister. Op 7 april 2004 heeft een vergadering plaats gehad waarbij uitsluitend de leden van het zittende bestuur van de vereniging aanwezig waren. Bij die gelegenheid is besloten tot wijziging van de statuten van de vereniging en neerlegging daarvan in een notariële akte, []. Per 28 april 2004 hebben [geïntimeerden] de aldus gewijzigde statuten doen inschrijven in het Handelsregister.

2.7 Op 2 juni 2004 heeft op initiatief van [appellanten] een bijeenkomst plaats gehad van ruim honderd personen, voornamelijk afnemers van de premiefoto. Daartoe was een oproep geplaatst in een plaatselijke krant. Van de bijeenkomst zijn notulen opgesteld. Deze notulen maken melding van het ontslag van het zittende bestuur en van de benoeming van een nieuw bestuur. Beide besluiten zijn, aldus de notulen, tot stand gekomen doordat de aanwezige leden door handopsteking massaal voorstemden. [Appellanten] hebben het ontslag van het zittende bestuur en de benoeming van het nieuwe bestuur op 28 juni 2004 per 2 juni 2004 doen inschrijven in het Handelsregister.

2.8 [Geïntimeerden] hebben de kantonrechter verzocht de Kamer van Koophandel te gelasten deze inschrijvingen ongedaan te maken. [Appellanten] hebben daarop de kantonrechter verzocht de doorhaling te gelasten van de inschrijving, per 28 april 2004, van de op 7 april 2004 vastgestelde statuten.

2.9 Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter het verzoek van [geïntimeerden] toegewezen en in hun verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

2.10 Bij de beoordeling van het beroep komt eerst de vraag aan de orde of de afnemers van de premiefoto zijn aan te merken als leden van de vereniging. Het gaat hier om afnemers die niet op de bij de statuten van 20 maart 1967 voorziene wijze lid van de vereniging zijn geworden.

2.11 Daaromtrent geldt het volgende.

2.12 De statuten van 20 maart 1967 bepalen dat het als lid toetreden tot de vereniging alleen kan geschieden met toestemming van het bestuur. De aldus toegelaten leden hebben zich verbonden tot het jaarlijks betalen van een bedrag. Deze betalingsverplichting eindigt, behalve door overlijden of royement, door opzegging van het lidmaatschap. Deze opzegging dient te geschieden tenminste een maand voor het einde van het verenigingsjaar (dat loopt van 1 januari tot en met 31 december) en gericht te zijn aan het bestuur.

2.13 [Appellanten] betogen dat (ook) de afnemers van de premiefoto zijn aan te merken als leden van de vereniging. Zij wijzen erop dat sedert 1971 geen andere leden (dan de afnemers) tot de vereniging zijn toegetreden, dat de afnemers in het jaarboekje van de vereniging, alsmede in andere publicaties afkomstig van de vereniging, worden aangeduid als “leden” en dat de opbrengst van de premiefoto in de exploitatierekening van de vereniging door het zittende bestuur wordt aangemerkt als “leden contributies”.

2.14 In dit betoog kan het hof [appellanten] niet volgen. Vaststaat dat de vereniging in 1971 beschikte over ongeveer 150 leden, die op de statutair voorgeschreven wijze tot de vereniging waren toegetreden, aan wie een lidmaatschapskaart was verstrekt en die verplicht waren de bij huishoudelijk reglement vastgestelde contributie jaarlijks te voldoen. Het enkele feit dat de vereniging in de jaren 1971 tot 1975 geen activiteiten heeft ontplooid en dat het zittende bestuur sedert zijn aantreden in 1975 nooit heeft beslist over de toelating van een aspirant lid (waarbij in het midden kan blijven of in de periode sedert 1975 ooit een verzoek tot toelating is gedaan), betekent niet dat de statutaire voorschriften voor het verwerven van het lidmaatschap van de vereniging hun geldigheid hadden verloren. Dat het zittende bestuur de opbrengst van de premiefoto in voorkomende gevallen aanduidt als contributies, betekent niet dat degenen die de premiefoto’s kopen en betalen, daarmee als lid toetreden tot de vereniging. Bij dit oordeel komt met name betekenis toe aan het onweersproken feit dat het degeen aan wie jaarlijks de premiefoto wordt aangeboden vrijstaat van afname af te zien. Daarmee ontbreekt aan het betalen voor de foto het karakter van de op de leden van de vereniging rustende verplichting tot het jaarlijks betalen van contributie.

2.15 Het komt er derhalve op neer dat de afnemers van de premiefoto niet zijn aan te merken als leden van de vereniging, aangezien zij niet als zodanig door het zittende bestuur zijn toegelaten en zij niet verplicht zijn tot het betalen van een jaarlijkse bijdrage aan de vereniging.

2.16 Het hof merkt in dit verband nog op dat, indien mocht blijken dat de statuten van 20 maart 1967 hun geldigheid hebben behouden, niets er aan in de weg staat dat individuele afnemers van de premiefoto zich op de voet van artikel 3 van die statuten wenden tot het bestuur met het verzoek als lid te worden toegelaten. Het bestuur is gehouden omtrent een dergelijk verzoek tot toelating te beslissen. Voorshands valt niet in te zien dat het zittende bestuur dergelijke verzoeken, afkomstig van degenen die door afname van de premiefoto de vereniging financieel steunen, in redelijkheid zal kunnen afwijzen. Omtrent de hoogte van de contributie waartoe de aldus toegetreden leden dan jaarlijks verplicht zijn, zal het huishoudelijk reglement uitsluitsel moeten bieden.

2.17 Ten aanzien van de grieven overweegt het hof voorts nog als volgt.

2.18 De grieven I, II en VII hebben betrekking op het besluit van het zittend bestuur van 7 april 2004 (ingeschreven in het handelsregister per 28 april 2004), dat strekt tot wijziging van de statuten. [Appellanten] betogen allereerst dat zij in hun verzoek tot doorhaling van die inschrijving wel degelijk kunnen worden ontvangen.

2.19 Dit betoog treft doel. Onweersproken is immers dat [appellanten] vaste afnemers zijn van de premiefoto. Voorts staat vast dat de jaarlijkse opbrengst van de verkoop van de premiefoto een belangrijke, zo niet de belangrijkste, bron van inkomsten van de vereniging is. Hoewel [appellanten] daarmee geen lid van de vereniging zijn geworden, zijn zij naar het oordeel van het hof wel aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 23 van de Handelsregisterwet 1996. Dit betekent dat zij in het onderhavige verzoek kunnen worden ontvangen.

2.20 Vervolgens betogen [appellanten] dat hun verzoek alsnog dient te worden toegewezen, omdat de desbetreffende statutenwijziging niet geldig is. [Appellanten] voeren aan dat het besluit van het zittende bestuur van 7 april 2004, waarbij de statutenwijziging is vastgesteld, vernietigbaar is nu een dergelijk besluit ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de statuten van 20 maart 1967, alsmede van artikel 2:42 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden genomen door de daartoe bijeengeroepen algemene ledenvergadering.

2.21 Het hof overweegt als volgt.

2.22 Het enkele feit dat sedert 1971 geen algemene ledenvergadering meer is gehouden en dat het voor het bestuur in april 2004 niet duidelijk was of er nog leden van de vereniging waren en zo ja, om welke personen het daarbij ging, ontsloeg het bestuur niet van zijn statutaire en wettelijke plicht bij een voorstel tot wijziging van de statuten een algemene ledenvergadering uit te schrijven. Bij het hof bestaat twijfel of het bestuur aan zijn verplichting te dezen wel heeft voldaan. Tijdens de zitting van 20 december 2005 is immers gebleken dat er waarschijnlijk nog leden bestaan die in het bezit zijn van een lidmaatschapskaart, die geen deel uitmaken van het zittende bestuur en die niet voor de vergadering van 7 april 2004 zijn uitgenodigd. Dat de desbetreffende vergadering in de notulen (productie 14 bij het beroepschrift) wordt aangeduid als een algemene ledenvergadering, neemt de twijfel van het hof niet weg. Het staat immers vast dat voor die vergadering uitsluitend de leden van het zittende bestuur zijn uitgenodigd. Naar het voorlopig oordeel van het hof is er alle aanleiding voor de veronderstelling dat het onderhavige besluit tot goedkeuring van het voorstel tot wijziging van de statuten van de vereniging vernietigbaar is.

2.23 [Appellanten] stellen in hun beroepschrift (sub 6) dat zij dan ook bij dagvaarding van 2 mei 2005 bij de rechtbank te Haarlem een vordering tegen de vereniging hebben ingesteld tot vernietiging van het bedoelde besluit. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het onderhavige beroep ter zitting van het hof, hebben [appellanten] medegedeeld dat de rechtbank te Haarlem op deze vordering nog geen eindbeslissing heeft genomen.

2.24 Dit betekent dat het hof nog niet kan beslissen op het verzoek van [appellanten] tot doorhaling van de inschrijving van de gewijzigde statuten in het Handelsregister. Het hof zal de behandeling van het beroep ten aanzien van dit verzoek voor onbepaalde tijd aanhouden. De verdere behandeling van de grieven I, II en VII zal plaats vinden wanneer [appellanten] aan de griffie van het hof hebben laten weten dat de rechtbank te Haarlem een vonnis heeft gewezen waarbij op de vordering tot vernietiging een eindbeslissing is genomen.

2.25 De grieven III tot en met VI hebben betrekking op de bijeenkomst van 2 juni 2004. Zij strekken ten betoge dat die bijeenkomst is aan te merken als een algemene ledenvergadering van de vereniging, alsmede dat op die vergadering rechtsgeldig is besloten het zittende bestuur te ontslaan en een nieuw bestuur te benoemen.

2.26 Dit betoog gaat niet op. Zoals volgt uit hetgeen hierboven (sub 2.10 tot en met 2.15) is overwogen, is het hof van oordeel dat de afnemers van de premiefoto, voorzover zij niet het lidmaatschap van de vereniging hebben gekregen volgens de in artikel 3 van de statuten van 20 maart 1967 beschreven methode, niet zijn aan te merken als leden van de vereniging. Dit betekent dat op de bijeenkomst van afnemers van de premiefoto van 2 juni 2004 geen besluiten konden worden genomen met rechtgevolg voor de vereniging en/of het zittende bestuur.

2.27 Dit betekent dat de grieven III tot en met VI falen.

3. Slotsom

3.1 [Appellanten] kunnen worden ontvangen in hun verzoek tot doorhaling van de inschrijving, op 28 april 2004, van de statutenwijziging van de vereniging. De verdere behandeling van dit verzoek wordt aangehouden totdat de rechtbank te Haarlem heeft beslist op de vordering van [appellanten] tot vernietiging van het besluit van 7 april 2004 tot wijziging van de statuten.

3.2 De grieven III tot en met VI falen. De beschikking waarvan beroep dient te worden bekrachtigd voorzover het verzoek van [geïntimeerden] is toegewezen.

3.3 De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

4. Beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de toewijzing van het verzoek van [geïntimeerden] tot doorhaling van de vermeldingen in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel:

– dat [geïntimeerden] per 1 juni 2004 als bestuur van de vereniging zijn ontslagen en

– dat [appellanten] met ingang van 2 juni 2004 zijn benoemd tot bestuur van de vereniging;

houdt de verdere behandeling van het beroepschrift aan totdat [appellanten] hebben laten weten dat de rechtbank te Haarlem een eindbeslissing heeft genomen op de vordering tot vernietiging van het bestuursbesluit van 7 april 2004.