Internationale bevoegdheid art. 22 EEX

Rechtbank Midden-Nederland  9 januari 2013 LJN BY8513 (Biljartvereniging)

Mogelijke degradatie biljarter uit ereklasser. Internationale bevoegdheid o.g.v. art. 22 lid 2 EEX Vo. Marginale toetsing van besluit in kort geding. Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat de “Commissie Sportzaken Carambole van de KNBB” een orgaan is van de KNBB.

Vonnis in kort geding van 9 januari 2013 in de zaak van
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
BILJARTVERENIGING DOETINCHEM 2000,
2. [eiser sub 2],
tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE BILJARTBOND VERENIGING CARAMBOLE,
gedaagde,

Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser sub 2] en Doetinchem 2000 en gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd worden. Gedaagde zal hierna de KNBB genoemd worden.


2. De feiten

2.1. [eiser sub 2] is lid van Doetinchem 2000. Doetinchem 2000 is aangesloten bij de KNBB.

2.2. [eiser sub 2] komt voor Doetinchem 2000 uit in de biljartcompetitie artistiek. Deze competitie wordt ingericht door de KNBB en kent een ereklasse en een eerste klasse. In beide klassen worden (eerst) Grand Prix-wedstrijden gespeeld, hierna: “GP-wedstrijden”. In een competitieseizoen, dat loopt van de zomer tot de zomer, worden eerst de GP-wedstrijden van de ereklasse en daarna die van de eerste klasse gespeeld. De spelers die na het spelen van de GP-wedstrijden ereklasse als eerste acht staan gekwalificeerd op de ranglijst ereklasse spelen het volgende seizoen in de ereklasse. In het seizoen 2012/2013 is [eiser sub 2] gestart in de ereklasse.

2.3. Per e-mail van 30 juli 2012 aan, onder meer, [eiser sub 2] heeft de KNBB een gewijzigd aanvullend reglement artistiek 2012/2013 gepubliceerd, hierna: “AR”. Dit AR luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)
Aanvullend Reglement Biljart Artistiek

De biljart-artistiekcompetitie bestaat uit de ereklasse en de eerste klasse.

Ereklasse
De ereklasse bestaat uit twaalf spelers. Deze wordt verspeeld over Grands Prix, gevolgd door de Masters. De ranglijst ereklasse voor aanvang van de Grands Prix wordt als volgt samengesteld:
– de aan de Masters van het voorafgaande seizoen deelnemende ereklassers
– ereklassers die gerechtigd waren aan de Masters deel te nemen maar dat niet
gedaan hebben
– de 3 gepromoveerden uit de Grands Prix eerste klasse van het voorafgaande
seizoen
– de kampioen eerste klasse van het voorafgaande seizoen

Grands Prix ereklasse
Het spelsysteem voor de Grands Prix ereklasse is het setsysteem. Na de poulewedstrijden (in principe 6 deelnemers per poule) plaatsen de beste 2 deelnemers per poule zich voor de kruisfinales. De verliezers daarvan strijden om de 3e en 4e plaats, de winnaars om de 1e en 2e plaats van de Grand Prix ereklasse. Per Grand Prix ereklasse zijn maximaal 12 ranglijstpunten te verdienen. De nummers 1t/m 4 verdienen respectievelijk 12, 11, 10 en 9 ranglijstpunten. Vanaf nummer 5 wordt per Grand Prix ereklasse de ranglijst als volgt opgemaakt rekening houdend met de mogelijkheid dat beide poules een verschillend aantal deelnemers hebben):
a. aantal gewonnen partijen gedeeld door maximum aantal te winnen partijen;
b. aantal gewonnen minus aantal verloren sets, gedeeld door maximum aantal te
winnen sets;
c. indien b. gelijk is: aantal gewonnen sets gedeeld door maximum aantal te winnen
sets;
d. aantal gemaakte punten gedeeld door maximum aantal te maken punten.

Indien een speler verhinderd is deel te nemen aan een Grand Prix ereklasse, wordt een
reserve uitgenodigd, op basis van de ranglijst eerste klasse.

Deze ranglijst is als volgt samengesteld:
– de nummers 2 tot en met 8 van het NK biljart artistiek 1e klasse van het
voorafgaande seizoen.
– De overige deelnemers aan de Grands Prix 1e klasse van het voorafgaande
seizoen, gerangschikt op rankingpunten
– speelgerechtigde eersteklassers, gerangschikt op persoonlijk record
– nieuw gekwalificeerde spelers, gerangschikt op persoonlijk record

De door de reservespeler verdiende rankingpunten tellen mee voor eventueel deelname aan de Masters.

Masters
De acht spelers die in de ranglijst ereklasse de meeste ranglijstpunten verzameld hebben, plaatsen zich voor de Masters Artistiek. Deze wordt eveneens volgens het setsysteem gespeeld (twee poules van 4 deelnemers, de beste 2 spelers per poule plaatsen zich voor de kruisfinales, de verliezers van de kruisfinales spelen om de 3e en 4e plaats, de winnaars spelen om de 1e en 2e plaats).
De ranglijst ereklasse na de Grands Prix ereklasse wordt opgemaakt op achtereenvolgens:
a. hoogste percentage;
b. behaalde ranglijstpunten;
c. hoogste aantal gescoorde punten.
(…)

Degradatie uit ereklasse
Alleen de nummers 1 tot en met 8 van de ranglijst ereklasse blijven het volgend seizoen ereklasser. De overige deelnemers degraderen naar de eerste klasse.

Terugpromotie naar ereklasse
In een seizoen worden allereerst de Grands Prix ereklasse gespeeld. Daarna pas worden de Grands Prix eerste klasse gespeeld. De nummers 9 en volgende van de ranglijst ereklasse zijn gerechtigd zich hetzelfde seizoen in te schrijven voor de Grands Prix eerste klasse en mee te dingen naar een plaats bij de eerste drie van de ranglijst eerste klasse of mee te dingen naar de titel nationaal kampioen eerste klasse. Daardoor kunnen zij in hetzelfde seizoen waarin zij degradeerden uit de ereklasse terugpromoveren naar de ereklasse voor het volgende seizoen.
(…)

Promotie naar ereklasse
De nummers 1 tot en met 3 van de ranglijst eerste klasse promoveren naar de ereklasse. De nummers 4 tot en met 11 van de ranglijst eerste klasse spelen het NK eerste klasse. De winnaar daarvan promoveert naar de ereklasse.
(…)

Onvoorziene situaties
In onvoorziene gevallen beslist de commissie Sportzaken Carambole na advies van de commissie Biljart Artistiek.

Commissie Biljart Artistiek
26 juli 2012”

2.4. In oktober 2012 heeft de KNBB aan [eiser sub 2] een uitnodiging gezonden voor de derde GP-wedstrijd biljart artistiek ereklasse (seizoen 2012/2013), hierna ook: “de uitnodiging van oktober 2012”. Deze uitnodiging luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“(…)

Rankingpunten:
De nummer 1 krijgt 12 rankingpunten (maximum aantal deelnemers), de nummer 2 11 enz.
Voor de totaalstand na 3 Grands Prix worden voor iedere speler zijn behaalde rankingpunten opgeteld. De ranglijst na 3 Grands Prix wordt bepaald door het aantal rankingpunten (…). De 8 spelers die de meeste rankingpunten hebben verzameld plaatsen zich voor de Masters. De plaatsing in poule Marseillaise bij de Masters wordt bepaald door gescoord percentage (…).
(…)”

2.5. Na afloop van de drie GP-wedstrijden ereklasse seizoen 2012/2013, waarvan [eiser sub 2] er aan één heeft deelgenomen, staat [eiser sub 2] qua ranglijstpunten op de 10e plaats en qua percentage op de 8e plaats in de ranglijst ereklasse.

2.6. Op 18 november 2012 is [eiser sub 2] door de KNBB per e-mail uitgenodigd om zich aan te melden voor de GP-wedstrijden (seizoen 2012/2013) in de eerste klasse. [eiser sub 2] heeft diezelfde dag nog per e-mail aan de KNBB bericht dat hij van mening is dat hij, uitgaande van het door hem behaalde percentage en met verwijzing naar het AR (onder het kopje “Masters”), nog steeds ereklasser is.

2.7. De KNBB heeft op 20 november 2012 per e-mail aan [eiser sub 2] bericht, onder verwijzing naar het AR, dat – kort gezegd – de ranglijst ereklasse wordt bepaald aan de hand van de ranglijstpunten [, zodat [eiser sub 2] gedegradeerd is, toevoeging voorzieningenrechter]. Per e-mail van 22 november 2012 persisteert [eiser sub 2] in zijn standpunt.

2.8. Daarop bericht de KNBB [eiser sub 2] schriftelijk dat zijn laatst genoemde mail zal worden behandeld als een bezwaarschrift tegen de plaatsing op de ranglijst biljart artistiek eerste klasse en dat dit bezwaarschrift wordt doorgezonden aan de Commissie Biljart Artistiek en de Commissie Sportzaken Carambole.

2.9. Per brief van 29 november 2012 bericht de Commissie Sportzaken Carambole van de KNBB aan [eiser sub 2] dat het bezwaar van [eiser sub 2] ongegrond is verklaard, omdat [eiser sub 2] – kort gezegd – op basis van de ranglijstpunten niet gerechtigd is deel te nemen aan de Masters ereklasse (seizoen 2012/2013) en aldus niet behoort tot de categorieën van spelers die in het AR (onder het kopje “Ereklasse”) worden genoemd als behorend tot de ereklasse (seizoen 2013/2014).

2.10. Per e-mail van 7 december 2012 verzoekt [eiser sub 2] de KNBB de onder 2.8 genoemde beslissing te heroverwegen. De KNBB bericht [eiser sub 2] per e-mail van 12 december 2012 vervolgens dat de kwestie extern zal worden getoetst.

2.11. Per brief van 17 december 2012 bericht de KNBB aan [eiser sub 2] dat zij niet op haar beslissing terug komt. Daarop heeft [eiser sub 2] onderhavig kort geding aanhangig gemaakt.

3. Het geschil

3.1. [eisers c.s.] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de KNBB per direct, althans binnen een periode van 5 dagen na betekening van dit vonnis, met terugwerkende kracht, te bevelen tot het zorgdragen van toelating van [eiser sub 2] op de lijst van spelers in de ereklasse 2013/2014 van de KNBB met de uitdrukkelijke bevestiging hiervan binnen deze periode aan de belanghebbende spelers en organisatoren;

2. de bevelen onder punt 1 en 2 [lees: 1, toevoeging voorzieningenrechter] op te leggen op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, dan wel per deel van de dag, met een maximum van € 25.000,00 wanneer de KNBB dit vonnis of een van de daarin neergelegde bevelen niet nakomt;

3. te verstaan dat [eisers c.s.] de kosten, welke zij in verband met eventuele tenuitvoerlegging verschuldigd zullen zijn op de KNBB kan verhalen;

4. de KNBB te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2. De KNBB voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers c.s.] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers c.s.] – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag van dit vonnis en met veroordeling van [eisers c.s.] in de nakosten.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Naar de voorzieningenrechter begrijpt legt [eisers c.s.] aan zijn vorderingen ten grondslag dat de beslissing van (uiteindelijk) de Commissie Sportzaken Carambole van de KNBB om [eiser sub 2] niet te plaatsen op de ranglijst ereklasse seizoen 2013/2014 vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub c BW, omdat deze in strijd met het AR zou zijn genomen.

Voornoemd artikel is slechts van toepassing indien sprake is van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon. Nu partijen slechts de uitleg van het AR als geschil aan de voorzieningenrechter hebben voorgelegd en zij zich niet hebben uitgelaten over de vraag of er sprake is van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, is dit laatste klaarblijkelijk niet tussen partijen in geschil en zal de voorzieningenrechter er in het navolgende vanuit gaan dat daarvan sprake is.

4.2. Nu één van eisers, [eiser sub 2], in Oostenrijk woonachtig is en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 22 van de in deze zaak toepasselijke EEX-Verordening, nu het gaat om de geldigheid van een besluit van een orgaan van de KNBB die in Nederland gevestigd is.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De rechtbank begrijpt voorshands daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde stellingen van partijen, dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.

4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser sub 2] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Immers, de eerste GP-wedstrijd in de eerste klasse (seizoen 2012/2013) wordt 12 januari a.s. gespeeld en [eiser sub 2] heeft er belang bij dat hij voor die tijd weet of hij aan deze wedstrijd dient deel te nemen, om te trachten om op die wijze te promoveren naar de ereklasse (seizoen 2013/2014). Dit geldt te meer, nu [eiser sub 2] daarvoor – in voorkomend geval – vanuit Oostenrijk dient af te reizen. Nu tussen partijen vaststaat dat [eiser sub 2] slechts kan deelnemen aan de wedstrijden van de KNBB via zijn lidmaatschap van Doetinchem 2000, heeft ook Doetinchem 2000 een voldoende (spoedeisend) belang bij onderhavige vorderingen. Of anders gezegd: [eiser sub 2] heeft geen zelfstandige toegang tot de wedstrijden van de KNBB en daarmee is het belang van [eiser sub 2] ook het belang van Doetinchem 2000. Doetinchem 2000 is dus ontvankelijk in haar vorderingen en de voorzieningenrechter is bevoegd van de vorderingen van [eisers c.s.] kennis te nemen.

4.4. Vervolgens komt de voorzieningenrechter aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eisers c.s.] toe. Als uitgangspunt heeft te gelden dat met betrekking tot een besluit van een orgaan van een rechtspersoon slechts een voorlopige voorziening getroffen kan worden, indien het in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter het betreffende besluit zal vernietigen. Of een vernietigingsgrond aanwezig is, in casu strijd met het AR, zal in kort geding slechts marginaal getoetst kunnen worden.

4.5. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de tekst van het AR. [eisers c.s.] stelt dat uit het AR blijkt dat de ranglijst voor de ereklasse wordt bepaald aan de hand van het behaalde percentage, terwijl de KNBB aanvoert dat uit het AR blijkt dat deze ranglijst dient te worden vastgesteld aan de hand van de behaalde ranglijstpunten. De voorzieningenrechter zal het AR dus dienen uit te leggen. Nu het AR naar haar aard bestemd is om de (rechts)positie van derden te beïnvloeden, zal de voorzieningenrechter het AR uitleggen naar objectieve maatstaven, waarbij zij doorslaggevende betekenis hecht aan de bewoordingen daarvan – gelezen in het licht van de gehele tekst van het AR – en de toelichting daarop/uitleg daarvan in de uitnodiging van oktober 2012 (zie 2.4).

4.6. Met toepassing van het in 4.5 genoemde toetsingscriterium overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In het AR staat inderdaad – zoals [eisers c.s.] heeft aangevoerd – onder het kopje “Masters”: “De ranglijst ereklasse na de Grands Prix ereklasse wordt opgemaakt op achtereenvolgens:
a. hoogste percentage (…)” (zie 2.3).
Echter, daar staat ook: “De acht spelers die in de ranglijst ereklasse de meeste ranglijstpunten [onderstreping toevoeging voorzieningenrechter] verzameld hebben, plaatsen zich voor de Masters Artistiek”, terwijl onder het kopje “Ereklasse” vermeld staat: “De ranglijst ereklasse voor aanvang van de Grands Prix wordt als volgt samengesteld:
– de aan de Masters van het voorafgaande seizoen deelnemende ereklassers
– ereklassers die gerechtigd waren aan de Masters deel te nemen maar dat niet
gedaan hebben
– de 3 gepromoveerden uit de Grands Prix eerste klasse van het voorafgaande
seizoen
– de kampioen eerste klasse van het voorafgaande seizoen” (zie 2.3).
Daarbij komt dat in de uitnodiging van oktober 2012 staat vermeld dat: “De ranglijst na 3 Grands Prix wordt bepaald door het aantal rankingpunten [onderstreping toevoeging voorzieningenrechter] (…). De 8 spelers die de meeste rankingpunten hebben verzameld plaatsen zich voor de Masters. De plaatsing in poule Marseillaise bij de Masters wordt bepaald door gescoord percentage (…)” (zie 2.4).
Uit het voorgaande, in samenhang bezien, volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat – zoals de KNBB heeft betoogd – de ereklasse 2013/2014 (naast de gepromoveerden en kampioen van de eerste klasse) bestaat uit de spelers die in 2012/2013 aan de Masters mogen deelnemen, te weten de acht spelers die de meeste ranglijstpunten hebben behaald tijdens de GP-wedstrijden ereklasse 2012/2013 en dat het percentage alleen bepalend is voor de poule-indeling bij de Masters. Overigens wordt door [eisers c.s.] niet betwist dat hij niet gerechtigd is om aan de Masters 2012/2013 deel te nemen.
De voorzieningenrechter wijst de stelling van [eisers c.s.] dat het samenstellen van de ranglijst ereklasse op basis van ranglijstpunten incorrect is, omdat dit leidt tot de mogelijkheid dat eerste klassers tijdens het seizoen promoveren naar de ereklasse en dat in deze mogelijkheid niet is voorzien in het AR van de hand. Immers, de KNBB heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een dergelijke mogelijkheid nu juist voortvloeit uit, dan wel het nut en de noodzaak is van de (nieuw) in het AR opgenomen bepaling dat de behaalde rankingpunten van eerste klassers die als reservespeler aan de GP-wedstrijden ereklasse meedoen, meetellen voor deelname aan de Masters. Zoals de KNBB op goede gronden heeft betoogd, is anders de vermelding in het AR: “De door de reservespeler verdiende rankingpunten tellen mee voor eventueel deelname aan de Masters” (zie 2.3) zinloos. Voldoende duidelijk volgt uit het geheel van het AR de bedoeling van het door de KNBB beoogde resultaat, namelijk dat enerzijds reservespelers de kans krijgen om in een hetzelfde seizoen via de GP-wedstrijden ereklasse door te dringen tot de Masters en dat anderzijds in hetzelfde seizoen een gedegradeerde ereklasser via de GP-wedstrijden eerste klasse weer naar de ereklasse kan promoveren. Voor zover deze mogelijkheid niet rechtstreeks uit het AR zou volgen, heeft een dergelijke geval te gelden als een onvoorzien geval zoals bedoeld in het AR, zodat daarin dan dus ook is voorzien in het AR (zie 2.3).
Voor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, zoals [eisers c.s.] ter zitting nog heeft betoogd, is gelet op het voorgaande geen plaats.
Het besluit van de Commissie Sportzaken Carambole van de KNBB om [eiser sub 2] voor het seizoen 2013/2014 niet te plaatsen in de ereklasse is dus, voorshands oordelend, niet in strijd met het AR genomen. De vorderingen van [eisers c.s.] worden dan ook afgewezen. Nu de vorderingen van [eisers c.s.] reeds op grond van het voorgaande zijn afgewezen, komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan de overige stellingen van partijen. Terzijde wordt dus gelaten een nader onderzoek – waarvoor in kort geding geen plaats is – naar de mogelijkheid die de door [eiser sub 2] voorgestane uitleg open laat, namelijk dat niet hij, maar de heer [A] nog eerder in aanmerking zou komen voor plaatsing in de ereklasse.

5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af, …